Ik heb de volgende woorden gebruikt:
- wilg
astrolabium / sextant
mes
EDIT: Al het commentaar verwerkt. Hier is de uiteindelijke versie. Graag nog commentaar of het nu allemaal duidelijk is en of het commentaar goed is verwerkt

Nieuwe versie
De wind blies over de vlakte en voerde een misselijkmakende, rotte lucht met zich mee. Al enkele jaren regeerde de winter over het land. Verdorde grassprietjes trilden op de wind, die een huilend geluid verspreidde. De kou kroop in Reynes’ botten terwijl ze naar de horizon staarde. De eens zo groene vallei was verdord en dood. Hetzelfde uitzicht had ze al enkele dagen. Ze voelde de hengst tussen haar benen bewegen. Zijn rustige draf leidde haar naar de twee andere paarden.
‘We rijden al dagen door de vallei. Hoe weet je dat we de goede kant op gaan?’ vroeg Maykel.
De zware stem van Werner bromde naar hem, terwijl Reynes zich bij de mannen voegde. Het licht van de maan viel op het astrolabium in Werner’s hand. Hij keek op naar de hemel en knikte tevreden. Een windvlaag trok weer door de vallei. Reynes trok haar mantel dichter om zich heen, waardoor de dolk in de binnenzak van haar mantel tegen haar borst drukte. Ze zuchtte. Ze wist niet of ze de kracht had om haar lot te vervullen.
‘Daarheen,’ zei Werner en hij wees met trillende hand naar de horizon.
In het donker van de nacht was echter niks te zien. Fronsend keek hij door de vallei. Hij spoorde zijn paard aan om verder te lopen en wierp een vluchtige, droevige blik op Reynes. Ze wist dat hij deze reis vaker had gemaakt. Elke vijf jaar, als de sterren van Hala onder de oude wilgenboom in een lijn kwamen te staan, zou de poort naar de geesteswereld worden geopend. Vannacht zou het zo ver zijn. Reynes zou haar krachten afstaan aan de godin van de natuur om de lente terug te laten keren. Ze voelde de oude magie die ooit in de vallei had geleefd; dezelfde magie die ervoor zorgde dat de lente niet vanzelf terugkeerde. Haar lot drukte steeds zwaarder op haar schouders.
Terwijl ze door de vallei reden, keek Werner meerdere malen op het astrolabium. Elk uur paste hij hun koers aan. Ondanks dat hij vaker in de vallei was geweest, had hij moeite om de wilgenboom te vinden. Het magische astrolabium leidde hem echter naar de oude, verborgen plek.
Maykel probeerde een gesprek aan te knopen, maar Reynes had geen behoefte om te praten. Ze keek bedroefd naar haar broer. Hij was vrijwillig mee gegaan om haar te beschermen. Bij elke stap leek hij echter onzekerder te worden. In een ander leven – een andere wereld – had ze hem deze pijn kunnen besparen. Ze wendde haar blik weer af. Ze kon hem niet aan kijken; dat deed te veel pijn.
In de verte tekenden de contouren van een grote wilgenboom zich tegen de horizon af. Maykel slaakte een diepe zucht en Werner bromde tevreden. Reynes kromp echter ineen. Ze voelde haar hart snel in haar borst kloppen en haar lichaam begon te trillen. Ze wist wat haar te wachten stond, wat haar lot was, maar dat maakte haar juist zo angstig.
Ze stopten vlak naast de wilgenboom. Om de wilg was het gras groen en vochtig. Maykel sprong op de grond en haastte zich naar Reynes. Hij tilde haar voorzichtig van haar paard. Hun ogen ontmoetten elkaar en een rilling liep weer over Reynes rug. Misschien had hij beter in Tulah kunnen blijven. Dan was het makkelijker geweest. Zijn lippen krulden omhoog in een kleine glimlach. De koude, natte grassprietjes kusten haar voeten en zijn handen lieten haar middel los. Ze voelde echter nog steeds de warme afdrukken in haar zij.
Achter de wilg ging het gras over in een zandbed en het water werd door de wind richting de wilg geblazen. Reynes glimlachte en liep naar de wilg toe. Ze legde haar handen tegen de schors en voelde een tinteling door haar vingers gaan. De wilg leek haar naam te fluisteren. Het was echter de stem van de godin die door haar hoofd echode. Ze streek met haar vingers over de boom terwijl ze er omheen liep. Ze voelde de dolk nog steeds tegen haar borst. De tijd was bijna daar. De sterren stonden hoog aan de hemel en leken op haar neer te kijken.
‘Het is tijd,’ zei Werner en knikte naar Maykel.
Maykel liep naar Reynes en knoopte de mantel voorzichtig van haar nek. De koude nacht omhelsde haar als een sluier. Het kuste de naakte huid op haar rug. Haar lange, witte jurk wapperde in de wind en haar bruine krullen vielen over haar rug. Maykel overhandigde haar de dolk. Hij gleed met zijn ogen over de hare. Ze hief haar hand op en streelde zijn wang.
‘Ik hou van je,’ fluisterde hij, zodat Werner het niet zou horen.
Reynes drukte een kus op zijn wang. Met de dolk in haar hand draaide zich van hem af. Het lemmet voelde zwaar in haar hand, terwijl ze weer om de wilg heen liep. Ze volgde de fluisterende stem van de godin en stopte toen het gefluister op hield.
Ze opende haar handpalm. Haar vingers trilden terwijl ze de dolk op haar hand zette. Ze sneed langs haar levenslijn en zag hoe het dieprode bloed opwelde. Het stroomde langs haar arm naar beneden en druppelde langzaam in het gras. Ze zuchtte. Er was geen weg meer terug.
Ze legde haar hand tegen de boom en voelde hoe haar bloed in de wilg werd gezogen. Haar kracht vloeide langzaam uit haar, maar ze voelde zich sterker dan ooit. Ze voelde zich verbonden met de natuur; ze was deel van de wereld. Ze voelde hoe ze langzaam achterover viel. Sterke handen vingen haar op. Haar voeten lieten de grond los, terwijl ze naar de hemel staarde. De vijf sterren van Hala stonden in een rechte lijn boven de wilg. Ze leken tevreden naar haar te staren. Ze voelde het koude water tegen haar rug en werd opgenomen in de rivier. Het water nam bezit van haar. Het voerde haar mee naar een andere wereld.
De lente zou beginnen.
Oude versie
De wind blies over de vlakte en voerde een misselijkmakende rotte lucht met zich mee. De verdorde grassprietjes trilden en verspreidden en huilend geluid. Een rilling liep over Reynes’ rug en ze spoorde haar paard aan om sneller te lopen. De hengst brieste toen ze haar hakken in zijn zij zette, maar liep gewillig naar de twee ander paarden die voor hem stonden.
‘We rijden nu al enkele dagen door de vallei. Hoe weet je dat we de goede kant op gaan?’ Vroeg Maykel, terwijl hij zijn hand door zijn dikke, bruine haar haalde.
Een zware stem bromde naar hem, terwijl Reynes zich bij de mannen voegde. Werner bromde weer en hield het astrolabium in het licht van de maan. Reynes trok haar mantel dichter om zich heen, waardoor ze de dolk in de binnenzak tegen haar borst voelde. Ze zuchtte. Ze wist niet of ze de kracht had om haar lot te vervullen.
‘Daarheen.’ Zei Werner en hij wees met trillende hand naar de horizon.
In het licht van de maan leek hij nog ouder dan hij werkelijk was. Onder zijn ogen lagen donkere kringen en de rimpels lagen diep in zijn huid. Fronsend keek hij over de vallei en kuchte. Hij spuugde een klodder slijm in het gras en spoorde zijn paard aan om verder te lopen. Hij wierp een vlugge blik op Reynes en keek haar bedroefd aan. Ze wist dat hij deze reis vaker had gemaakt en dat zijn lot even zwaar op zijn schouders drukte als de hare dat deed.
Terwijl ze door de vallei reden, keek Werner meerdere malen op het astrolabium en paste hun koers steeds weer aan. Maykel probeerde een gesprek aan te knopen, maar Reynes had geen behoefte om te praten. In een ander leven hadden ze samen kunnen zijn. In een andere wereld… Zijn gespannen spieren tekenden zich in zijn strakke shirt en zijn donkere ogen gleden af en toe over haar lichaam. Ze voelde haar wangen rood worden en probeerde niks te laten merken. Hij was vrijwillig mee gegaan om haar te beschermen en daar was ze hem dankbaar voor. Ze kon hem alleen niet aan kijken. Dat deed teveel pijn.
In de verte tekenden zich de contouren van een grote wilgenboom zich tegen de horizon af. Maykel slaakte een diepe zucht en Werner bromde tevreden. Reynes kromp echter ineen en voelde haar hart snel in haar borst kloppen. Ze streek het haar uit haar gezicht, terwijl haar lichaam begon te trillen. Ze wist wat haar te wachten stond. Ze wist wat haar lot was, maar dat maakte haar juist zo angstig.
Ze stopten vlak naast de wilgenboom. Om de wilg was het gras groen en vochtig, maar de rest van de vallei was verdord en droog. Maykel sprong van zijn paard en aaide hem over zijn manen. Hij haastte zich naar Reynes en tilde haar voorzichtig van haar paard. Hun ogen ontmoetten elkaar en ze slikte moeizaam. Misschien had hij beter in Tulah kunnen blijven. Dan was het makkelijker geweest. Zijn lippen krulden omhoog in een kleine glimlach en hij zette haar op de grond. Zijn handen lieten haar middel los, maar ze voelde nog steeds de warme afdrukken in haar zij. Het gras voelde koud en nat tussen haar tenen en een rilling liep weer over haar rug. Het voelde echter goed om weer in contact te staan met de natuur. De grassprietjes kusten haar voeten en de wilg wiegde op het gehuil van de wind.
Achter de wilg ging het gras over in een zandbed en het water werd door de wind richting de wilg geblazen. Reynes glimlachte en liep naar de wilg toe. Ze legde haar handen tegen de schors en voelde een tingeling door haar vingers gaan. De wilg leek haar naam te fluisteren en ze streek met haar vingers over de boom terwijl ze erom heen liep. Ze voelde de dolk nog steeds tegen haar borst en besefte dat de tijd bijna daar was. Ze keek over haar schouder naar Werner, die het astrolabium in het maanlicht hield en de hemel afspeurde. Sterren stonden hoog aan de hemel en leken op hen neer te kijken.
‘Het is tijd.’ Zei hij en knikte naar Maykel.
Maykel liep naar Reynes en knoopte de mantel voorzichtig van haar nek. De koude nacht omhelsde haar als een sluier en kuste de naakte huid op haar rug. Haar lange, witte jurk wapperde in de wind en haar bruine krullen vielen over haar rug. Maykel overhandigde haar de dolk en gleed met zijn ogen over de hare. Ze hief haar hand op en streelde zijn wang. Hij glimlachte triest en slikte moeizaam.
‘Ik houd van je.’ Fluisterde hij, zodat Werner het niet zou horen.
Reynes drukte een kus op zijn wang en draaide zich met de dolk van hem af. Het lemmet voelde zwaar in haar hand, terwijl ze weer om de wilg heen liep. Met haar vrije hand volgde ze de fluisterende stem van de boom en stopte toen het gefluister op hield.
Ze opende haar handpalm en zette de dolk op haar hand. Ze sneed langs de levenslijn en zag hoe het diep rode bloed opwelde. Het stroomde langs haar arm naar beneden en druppelde langzaam in het gras. Ze zuchtte. Er was geen weg meer terug.
Ze legde haar hand tegen de boom en voelde hoe haar bloed in de wilg werd gezogen. Haar kracht vloeide langzaam uit haar, maar ze voelde zich sterker dan ooit. Ze voelde zich verbonden met de natuur. Ze was nu deel van de wereld. Ze voelde hoe ze langzaam achterover viel en hoe sterke handen haar opvingen. Haar voeten lieten de grond los, terwijl ze naar de hemel staarde. De vier sterren van Hala stonden in een rechte lijn boven de wilg en leken tevreden aan haar te staren. Ze voelde het koude water tegen haar rug en werd opgenomen in de rivier. Ze voelde hoe het water bezit van haar nam en haar meevoerde naar een andere wereld. De lente zou beginnen.