Het vervloekte nageslacht (schrijnende liefde)

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Nee! Niet Levyan die zak!
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha sorry Nele~!

_________________________________________

Het gebeurde op een ochtend, die dag. Het was nog vroeg, er was een uur geleden gevoerd en daarna was Ayleth aan de slag gegaan met het zadelen van enkele paarden voor de eerste dienst. Ze had er twee gedaan, die nu stonden te wachten tot een andere stalknecht hen naar de bijbehorende soldaat zou brengen als de tijd daar was, en was inmiddels met de derde bezig. Het was stomme pech dat precies dat ze had gekozen dat paard van de drie als laatste te zadelen.
Wat nog stommer was, was dat ze niet direct nadacht over welke ruiter bij het paard hoorde. Na de dagen die ze op stal had doorgebracht, wist ze inmiddels wel een beetje wel welk paard bij welke soldaat hoorde. De Irfanen hadden voor de landdiensten één paard op twee solaten en meestal was de verdeling ongeveer wel vast. Juist daarom had ze het moeten weten, en dit paard al helemaal: toen ze er achteraf over nadacht, kon ze zo weer het plaatje voor zich halen van dit paard en zijn ruiter op het land, het beeld dat haar de eerste dag zoveel angst aangejaagd had.
Maar nu, met haar hoofd bij haar nacht met Beliëth en haar discussie met hem, zadelde Ayleth de paarden zonder dat de rest echt tot haar doordrong. Zoals gewoonlijk piekerend over haar gevoelens voor hem, deed ze het hoofdstel in, trok de singel een gaatje strakker en streek de vacht erachter glad. Toen ze één van de andere paarden die ze had gezadeld door een andere stalknecht de stal uitgeleid zag worden, realiseerde ze zich dat het tijd moest zijn voor de eerste dienst, dus na al het tuig van het paard nog een keer vluchtig gecontroleerd te hebben, nam ze het dier bij de teugels en leidde het toen achter de anderen aan de gang van de stal die richting de deuren leidde door.
Buiten moesten haar ogen even wennen aan het licht. Het was nog een beetje donker op stal en buiten kwam aan de horizon een feloranje zon op. Ze had haar ogen even neergeslagen tegen het licht terwijl ze het paard het terrein op leidde. Pas toen de knechten voor haar hun paarden neerzetten en zij met het paard naar de plek naast hen liep, zag ze wie er daar op haar wachtte.
Het was Levyan. Hij had haar al gezien: hij stond midden op de plaats waar zijn paard voor hem moest worden neergezet en hij keek naar haar.
Ayleths hart sloeg een slag over toen ze hem daar zag staan, toen ze de blik in zijn ogen zag. Zijn lichte ogen waren licht vernauwd, stonden smalend, treiterig haast, en zijn blik boorde zich in die van haar. Zijn mond vormde een lichte grijs tenmidden van zijn stoppelbaard en zijn houding was nonchalant, maar tegelijkertijd zelfverzekerd. Zo bang als zij voor hem was, zoveel leedvermaak voelde hij bij het zien van haar bleek wegtrekkende gezicht.
Ayleths knieën knikten een keer onder haar gewicht. Ze slikte, maar deed haar best door te lopen, proberend niet te laten zien dat ze bang voor hem was. Ze sloeg haar ogen neer en voerde het paard mee naar Levyans plek. Zwijgend zette ze het voor hem neer, precies op de plek die daarvoor aangewezen was. Ze wilde geen fouten maken. Ze wilde hem niet de aanleiding te geven langer bij haar in de buurt te zijn dan nodig.
Al gauw bleek echter dat Levyan die aanleiding helemaal niet nodig had. Toen Ayleth het paard had stilgestaan en er stilletjes met de teugels in haar hand naast bleef staan, voelde ze dat Levyan naar haar keek. Zijn blik gleed over haar heen, maar toen zag ze vanonder haar wimpers dat hij hem naar zijn paard wendde. Hij keek er even naar, kwam toen van zijn plek en liep er dichter naartoe. Zijn ogen gleden over het dier terwijl hij er een rondje omheen maakte. Ayleths hart begon sneller te slaan toen hij uit haar zicht verdween. Ze slikte en licht paniekerig gleden haar ogen heen en weer, zoekend, afwachtend, terwijl ze ingespannen luisterde. Levyan was echter snel. Na een tijd hoorde ze ineens voetstappen en nog voor ze met haar ogen had kunnen knipperen, dook Levyan ineens voor haar op.
Zijn lichaam eindigde vlak voor dat van haar. Hij stond bijna tegen haar aan en krampachtig hield Ayleth haar hoofd gebogen, proberend haar bonkende hart onder controle te houden. Ze kneep haar handen in elkaar toen ze zich realiseerde dat ze trilden en hield haar blik op de grond gericht. Ze merkte dat Levyan naar haar gezicht keek, maar ze gaf geen gehoor aan zijn blik.
‘Aanvoerdersdochter,’ hoorde ze hem toen ineens zeggen. Ze moest moeite doen niet te schrikken van het plotselinge geluid van zijn stem en ze klemde haar kaken op elkaar. Het lukte haar te blijven staan en haar blik op de grond te houden, maar Levyan leek haar gedrag alleen maar leuk te vinden: ze merkte dat hij in beweging kwam en zag vanuit haar ooghoeken dat hij om haar heen liep. Ze merkte dat hij vlak achter haar kwam staan, zo dicht dat ze zijn lichaam tegen het hare kon voelen. Haar hart zakte een meter omlaag toen hij zijn hand op haar billen legde.
‘Aanvoerdersdochter,’ zei Levyan nog een keer in haar oor. ‘Vertel eens, waarom is mijn paard zo slecht gezadeld?’
Ayleth voelde zijn adem in haar nek en haar gezicht werd warm. Ze boog haar hoofd nog wat verder, alsof ze hoopte dat ze daarmee zoveel nederigheid uitstraalde dat hij haar met rust zou laten. Ze zei niets: het paard was niet slecht gezadeld, dus ze had geen idee wat ze moest antwoorden.
Nog even leek Levyan achter haar te wachten op antwoord, maar toen ze niet reageerde, verplaatste zijn hand op haar billen zich wat. Het volgende moment knepen zijn vingers venijnig in haar vlees, als en soort terechtwijzing omdat ze geen antwoord gaf. Ayleths lichaam schokte door de onverwachte pijnsensatie die dat veroorzaakte, maar het lukte haar zich te herstellen en te blijven staan.
‘Ik vroeg je wat, aanvoerdersdochter,’ hoorde ze Levyan achter zich vragen. ‘Waarom is mijn paard zo slecht gezadeld?’ Om zijn vraag te benadrukken, drukte hij met zijn vingers op de plek van haar bil waarin hij net geknepen had. Het deed zeer en Ayleth kneep haar ogen dicht.
‘Ik- ik weet het niet, heer,’ bracht ze toen uit. Achter haar drukte Levyan zijn vingers dieper in haar vlees en ze klemde haar kaken op elkaar toen er een pijnscheut door haar bil trok.
‘Je weet het niet?’ zei Levyan achter haar. ‘Hoe kun je dat niet weten als jij degene bent die hem gezadeld heeft?’ Zijn vingers bleven in haar huid drukken terwijl hij wachtte op antwoord, maar Ayleth wist haar mond te houden. Ze hield haar hoofd gebogen en probeerde de pijn met haar handen tot vuisten gebald te verbijten. Gelukkig verminderde de druk van Levyans hand zich na een tijdje: ze voelde dat hij zijn hand langs haar billen liet glijden toen hij om haar heen terug naar voren liep.
‘Kijk naar het shabrak, aanvoerdersdochter,’ zei hij. ‘Het ligt zo scheef als de tanden van een hoer.’ Hij ging weer voor haar staan en keek naar haar. Ayleth voelde zijn borst tegen die van haar en voelde de warmte van zijn adem. Hij stond te dichtbij, maar ze durfde niet achteruit te stappen, haar blik af te wenden. Ze was bang dat ze hem aanleiding zou geven haar te straffen als hij dat deed.
Toen knikte Levyan opzij, zonder zijn blik van haar gezicht af te wenden.
‘Leg het goed,’ zei hij. ‘Nu.’
Ayleth bleef even staan, aarzelend, niet zeker of hij haar toestemming gaf om zich te bewegen, maar toen hij er niets aan toevoegde, zette ze een stap achteruit. Ze draaide zich om, naar Levyans paard, dat naast hun stond te soezen of er niets aan de hand is en een zadel droeg dat op een perfect rechtgetrokken dekje rustte. Desalniettemin begon Ayleth het zadel los te maken: ze duwde het zweetblad omhoog, maakte de singel los en haalde het dekje eronder wat meer naar voren. Toen ze het zadel had teruggelegd, trok ze het weer op zijn plek, streek het recht en maakte de singel weer vast. Toen ze klaar was, draaide ze zich weer om naar Levyan en boog haar hoofd, ten teken dat ze klaar was.
Levyan, echter, wierp een korte blik op het shabrak. Toen keek hij weer haar kant op.
‘Nog steeds niet goed,’ zei hij. ‘Je hebt de andere kant niet gecontroleerd. Doe het overnieuw.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Ayleth slikte toen ze het gevoel had dat iets haar keel dichtkneep, maar ze protesteerde niet. Ze draaide zich weer om naar het paard, maakte de singel los en liep er toen met gebogen hoofd omheen. Ze verplaatste het dekje en het zadel, legde het perfect recht aan één kant en liep toen naar de andere om daar hetzelfde te doen. Toen ze klaar was en ze het shabrak voor de derde keer perfect had neergelegd, maakte ze de singel weer vast en draaide zich weer om naar Levyan. Die keek naar haar en deed nu niet eens alsof hij nog naar het shabrak keek om te controleren of ze het goed gedaan had. Ze kon zijn leedvermaak voelen en horen toen hij naar haar keek en nog een keer zei: ‘Nee. Nog een keer.’
Ayleths lichaam werd warm. Ze liet haar ogen even over zijn voeten heen en weer glijden, alsof ze wachtte tot hij eraan toe zou voegen dat hij een grapje maakte. Het dekje lag immers kaarsrecht: ze zou het niet beter kunnen plaatsen dan nu, ook al zou Levyan haar daar nog vijf keer achtereen om vragen.
Levyan, echter, stelde haar afwachtende houding niet op prijs. Hij kwam zo mogelijk nog dichter naar haar toe en plotseling sloot hij zijn hand om haar keel. Hij duwde haar gezicht zijn kant op met een greep die haar adem afkneep en Ayleth snakte naar lucht, terwijl Levyan zijn gezicht vlak bij dat van haar bracht.
‘Waar wacht je nog op, aanvoerdersdochter?’ zei hij. ‘Weet je de regels niet meer? Als je meerdere je iets bevalt, doe je het. Hup, opschieten.’ Hij gaf haar een harde duw met de hand om haar hals en liet haar los. Het was een abrupte beweging en Ayleth stapte achteruit in een poging haar evenwicht te bewaren, waarbij ze bleef haken achter een onregelmatigheid in de grond. Ze viel achteruit en kwam op de grond terecht, maar Levyan gaf haar niet de tijd om bij te komen. Hij schopte haar met de punt van zijn laars in haar zij.
‘Wat doe je op de grond, kluns?’ vroeg hij. ‘Hup, overeind, opschieten, ik heb nog werk te doen vandaag.’
Ayleths ogen begonnen te branden, maar snel kwam ze overeind. Met een stekende pijn tussen haar ribben liep ze naar de andere kant van het paard en begon opnieuw de singel los te maken. Voor de derde keer verplaatste ze het dekje, probeerde het zo recht mogelijk te leggen, maar het was nodeloze moeite. De afgelopen drie keer had het dekje al net zo recht gelegen als nu. Levyan was dat ook nog altijd niet tevreden, of hij deed of hijdat niet was. Toen ze weer voor hem kwam staan, keek hij naar haar gezicht en zei toen opnieuw: ‘Nog een keer. Leg hem recht.’
Ayleths handen trilden. Ze hield haar blik op de grond gericht en schudde haar hoofd wat, bang dat ze eindeloos zou bezig zou blijven, dat Manaous haar op haar kop zou geven omdat ze niet opschoot met haar andere werkzaamheden. Ze slikte, maar toen verzamelde haar laatste moed en zei met een stem die veel te zacht klonk: ‘Maar heer, hij… hij ligt recht.’
Ze zei echter precies het verkeerde. Levyan pikte het niet dat ze hem tegensprak en nog geen seconde nadat ze het uitgesproken had, schoot zijn hand naar voren. Hij haalde uit en snel, alsof hij erop gewacht had, sloeg hij haar in haar gezicht. Het was een harde klap: Ayleth voelde dat zijn ring in de huid van haar jukbeen sneed en haar oog voelde of het explodeerde. Het deed zeer en ze greep naar haar gezicht, maar Levyan sloot zijn hand om haar haren en rukte haar hoofd zijn kant op.
‘Waag het niet mij tegen te spreken, Leodaanse hoer,’ zei hij met zijn gezicht vlak bij het hare. ‘Waag het niet mijn gezag te ondermijnen.’
De druk van zijn greep om haar haar was pijnlijk en Ayleth kneep haar ogen dicht. Ze voelde bloed langs haar gezicht naar beneden lopen en zijn hand aan haar haar trekken, maar net toen er in paniek raakte, klonk er ineens een stem over het erf.
‘Wel verdomme!’
Ayleths hart sprong op toen ze Manaous’ stem herkende. Ze merkte dat Levyan omkeek: omdat hij minder tijd op stal doorbracht dan zij, had hij de stem van de stalmeester waarschijnlijk niet herkend. Hij kreeg hem echter al snel in het oog, want toen Ayleth haar ogen een stukje opendeed, zag ze dat Manaous verderop met woedende passen hun kant op kwam lopen.
‘Dat zag ik, verdomme,’ zei hij kwaad tegen Levyan. ‘Je blijft met je poten van mijn personeel af, pestventje. Laat haar los of het zal je bezuren. Nu onmiddellijk.’
Levyan keek zwijgend zijn kant op, naar Manaous die nog geen meter bij hen vandaan bleef staan en hem met donkere woede in zijn ogen aankeek. Manaous was kleiner dan Levyan, maar hij was ook breder en gespierder en bovendien bevonden ze zich op zijn terrein, dus zijn gezag was op stal geldend. Ondans dat Ayleth niet het idee had dat Levyan bang voor Manaous was, liet hij haar dus toch los.
Manaous bleef echter onverminderd boos naar Levyan kijken.Zijn wenkbrauwen waren naar elkaar toe getrokken en fronsend keek hij naar zijn gezicht.
‘Hoe haal je het in je hoofd om mijn personeel te slaan?’ zei hij. ‘En een Leodaanse vrouw, nog wel? Wat dacht je in godsnaam?’
Levyan keek hem aan de zelfverzekerde, licht smalende uitdrukking waarvan Ayleth wist dat Beliëth hem haatte. Schijnbaar was hij niet zo onder de indruk van de aanwezigheid van de stalmeester als hij was geweest wanneer Beliëth of Bagemanos in de deuropening hadden gedaan.
‘Niets bijzonders,’ zei hij. ‘Ik moest de jongedame even iets duidelijk maken, maar we zijn alweer uitgepraat.’
Manaous blik werd nog donkerder en hij schudde zijn hoofd wat.
‘Vervloekte klootzak,’ siste hij. ‘Maak dat je met je zelfvoldane smoel van mijn erf afkomt. Neem je paard en scheer je weg, voor ik je naar buiten sla. Opschieten, verdomme.’
Levyans ene mondhoek trok omhoog, zijn zilveren tand ontblotend in een grijns. Hij hield zijn blik uitdagend op Manous gezicht, maar liep toen naar zijn paard toe. Hij pakte het aan van Ayleth, waarbij hij nog even pesterig haar hand aanraakte, en liep toen een pas achteruit zonder zijn blik van Manaous af te wenden. Voor hij zich omdraaide ging zijn blik nog één keer naar Ayeth, zijn grijns verbreedde en toen draaide hij zich om: hij klom op zijn paard, hees zich in het zadel en reed toen zonder nog iets te zeggen het erf af.
Op het erf keek Manaous hem nog even na. Zijn gezicht stond pissig en zijn blik was nog steeds donker, maar toen schudde hij zijn hoofd en draaide zich om. Zijn blik vond Ayleth weer en het was of de woede in zijn ogen wat uitdoofde toen hij haar zag.
‘Ach, kind,’ zei hij. ‘Alsof het allemaal nog niet erg genoeg is.’
Hij liep naar haar toe en legde zijn hand op haar arm. Ayleth boog haar hoofd toen hij haar haar uit haar gezicht streek en naar de wond op haar jukbeen keek.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Manaous is echt zo lief!! Wat een zak is die Levyan toch!
Meer!
Feather__
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 29 jan 2011 01:56

Oh wat een eikel.. grr.
If you dream it, you can do it.
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Hier ook excuses voor het lange wachten, hopelijk zijn er toch nog wat mensen blijven hangen die willen terugkomen, stukje erbij! Ben op het moment bezig dit verhaal af te maken en kan vertellen dat er nog wel het een en ander staat te gebeuren! :)

___________________________________________________________________________________________________________

. Hij keek ernaar en schudde zijn hoofd.
‘Die vuile rat,’ zei hij. ‘Een klootzak is het, niet meer en niet minder. Gaat het met je? Je bloedt onder je oog. Heeft hij je pijn gedaan?’
Ayleth schudde haar hoofd en probeerde lijfje van haar jurk weer glad te strijken, meer om Manaous niet aan te hoeven kijken dan omdat dat nodig was.
‘Nee, heer,’ zei ze zacht.
Manaous klopte op haar arm.
‘Gelukkig,’ zei hij. ‘Maar ik zal hier evengoed melding van maken. Het wordt tijd dat die rat eens op zijn lazer krijgt voor alles wat hij uithaalt.’
Wat geschrokken keek Ayleth naar hem op. Ze schudde haar hoofd wat.
‘Nee, heer,’ zei ze. ‘Alstublieft. Vertel het aan niemand.’
Manaous fronste zijn wenkbrauwen en keek haar aan.
‘Waarom niet? Jij kunt hier niets aan doen, meisje. Het is jouw schuld niet dat hij je lastig valt.’
Maar Ayleth streek haar haren achter haar oor. ‘Dat weet ik, maar…’ Ze slikte en boog haar hoofd weer. ‘Heer Beliëth… als hij het hoort… hij heeft de striemen van zijn vorige straf nog op zijn rug staan. Als hij boos wordt… ik wil niet dat hij weer in de problemen komt.’
Manaous keek haar aan. Zijn ogen gleden heen en weer over haar gezicht, zoekend, bestuderend. Ayleth voelde zich er ongemakkelijk onder en snel draaide ze haar hoofd verder van hem af.
‘Beliëth kan prima voor zichzelf zorgen, meisje,’ zei hij. ‘Niet hij, maar Levyan is degene die hiervoor gestraft moet worden. Beliëth hoeft nergens tegen beschermd te worden.’
Ayleth keek weer naar hem op.
‘Misschien niet tegen iets van buitenaf,’ zei ze. ‘Maar wel tegen zichzelf.’
Manaous keek naar haar gezicht. Ayleth wendde haar blik af en keek weer naar de grond. Even was het stil, maar na een tijdje merkte ze dat Manaous knikte.
‘Misschien heb je gelijk,’ zei hij. ‘Je kent hem goed, aanvoerdersdochter. Je kunt hem goed doorzien. Jullie zouden goed bij elkaar passen. Ik begrijp dat de Heilvaders jullie aan elkaar gekoppeld hebben.’
Ayleths wangen werden warm. Ze voelde dat ze een kleur kreeg en hield haar blik angstvallig op haar rok gericht, hopend dat Manaous haar gezicht niet zou zien. Nog even gebeurde er niets, maar toen klopte Manaous zacht op haar arm.
‘Goed,’ zei hij. ‘Ik zal je verzoek inwilligen, voor deze keer. Maar als het nog een keer gebeurt, zie ik mezelf gedwongen er melding van te maken.’ Hij pakte haar bij haar arm en draaide haar om.
‘Kom maar mee,’ zei hij.’Dan gaan we eerst even je gezicht schoonmaken. Daarna gaan we weer aan het werk. En laten we hopen dat er geen volgende keer zal komen.’


Hoofdstuk

Na hun aanvaring in de zadelkamer liet Levyan Ayleth met rust zoals hij tevoren had gedaan. In het begin, de eerste paar uur na hun kortstondige samenzijn, was Ayleth bang geweest dat hij terug zou komen, op korte termijn, om haar terug te pakken voor het feit dat hij van Manaous op zijn kop gekregen had. Levyan bleek echter slimmer te zijn dan dat. Hij kwam niet terug en de rest van de dag en de dag erna, was hij weer net zo afwezig als hij dat de voor hun ontmoeting in de stallen ook geweest was. Zijn doel had hij echter bereikt: hij was weer een stuk aanweziger in Ayleths hoofd dan in de dagen ervoor. Ze had een nachtmerrie over hem en ze betrapte zichzelf erop dat ze af en toe weer als vanouds om zich heen spiedde om te kijken of hij ergens onverwacht op zou duiken. Ze deed haar best, maar het lukte haar niet volledig zijn toenadering en de woorden die hij haar ingefluisterd had van zich af te zetten.
Een meevaller was echter dat Manaous zijn woord had gehouden. Zoals Ayleth had gevraagd, had hij wat hij had gezien voor zich gehouden. Tenminste, ze hoorde niets over eventuele sancties die tegen Levyan uitgevaardigd waren en Beliëth kwam niet naar haar toe om verhaal te halen. Dat bevestigde haar vermoeden dat Manaous zijn mond had gehouden. Ze vermoedde dat Beliëth, ondanks hun omgang met elkaar van de laatste tijd, wel naar haar toe was gekomen als hij geweten had dat er iets tussen Levyan en haar was gebeurd. Bovendien vermoedde ze dat hij Levyan dan niet ongemoeid had gelaten en dat zou ongetwijfeld haar oren hebben bereikt, maar ook van een dergelijke ruzie tussen hen beiden, hoorde ze verder niets.
Er was echter iets anders was haar aanvaring met Levyan uiteindelijk bijna verraadde, en dat was haar eigen lichaam. Levyans omgang met haar had namelijk zijn sporen nagelaten. Toen hij haar in de stal in haar gezicht had geslagen omdat ze haar hoofd van hem had weggedraaid, had hij haar flink geraakt. Zijn ring had een snee in haar jukbeen achtergelaten en eromheen had zich een kleine, blauwe plek gevormd. Gelukkig zat het ver naar achteren en hing haar haar er voor een groot deel voor als ze dat los liet hangen, maar de plek stak scherp af tegen haar bleke huid. Waarschijnlijk was dat ook de reden dat Beliëth het wel zag, toen ze hem een dag later zijn paard kwam brengen.
Het was een dag na haar aanvaring met Levyan. Ze waren inmiddels ingelicht over wanneer het herhalingsritueel zou plaatsvinden en wist dat dat over twee dagen zou zijn. Dat besef, in combinatie met haar beschadigde gezicht waarvan ze niet wilde dat Beliëth het zou zien, maakte dat alles wat met hem te maken had haar nerveus maakte. Toen Manaous haar die ochtend had gezegd Abijah op te zadelen zodat die weer voor het eerst met Beliëth naar het land kon, was ze dan ook terstond zenuwachtig geworden. Tot haar ergernis reageerde haar lichaam nog steeds als dat van een verliefde zestienjarige als het zijn naam hoorde.
Met groeiende nervositeit was Ayleth gaan Abijah opgezadelen, haar pogingen rustig te blijven en Beliëth voor de zoveelste keer uit haar hoofd te zetten ten spijt. Ze had het paard zo netjes mogelijk verzorgd en was net bezig het sjabrak onder het zadel recht te trekken en te bedenken hoe ze zich in Beliëths aanwezigheid zou moeten gedragen toen ze zich omdraaide naar de staldeur en vervolgens bijna vol tegen iemand opliep. Toen ze opkeek, sloeg haar hart een slag over. Het was Beliëth.
Ayleths knieën knikten toen ze hem daar zag staan. Zoals altijd wanneer ze hem een tijd niet gezien had, raakte het haar weer hoe krachtig zijn uitstraling was. Zijn uitrusting en kleding waren donker en het helderblauw van zijn ogen stak licht af bij de rest van zijn gedaante. Er trok een vreemde sensatie door haar lichaam toen ze in zijn ogen keek, die ze niet kon onderdrukken. Het enige wat ze kon doen was haar blik afwenden, maar zelfs door hun oogcontact te verbreken, wist ze het gevoel in haar lijf niet meer weg te krijgen. Ze probeerde diep in en uit te ademen en aan het gezicht van haar vader te denken, maar het beeld van Beliëths gezicht en zijn helderblauwe ogen kwam overal doorheen. Ze realiseerde zich dat ze het fijn vond hem weer te zien. Ze had zijn directe aanwezigheid in haar buurt gemist.
Ayleth hield haar blik omlaag gericht terwijl Beliëth Abijah zijn gewoonlijke peen voerde, die het paard tevreden van hem aanpakte.
‘Ayleth,’ zei hij tegen haar, terwijl hij Abijah op zijn hals klopte.
Ayleths hart bonsde in haar borst en haar stem was zacht toen ze beleefd zei: ‘Heer.’ Het was de eerste keer sinds de ruzie dat ze weer tegen elkaar praatten.
Vanuit haar ooghoek zag ze dat Beliëth over Abijahs hals streek en het paard bekeek terwijl het rustig op de peen kauwde.
‘Hij ziet er goed uit,’ zei hij. ‘Je hebt goed voor hem gezorgd.’
Ayleth knikte. ‘Dank u, heer.’
‘Ik ben blij dat je zo goed met hem overweg kunt. Zonder jou was hij nooit weer zo snel op de been geweest.’
‘Dank u, heer.’
Ze hield haar hoofd gebogen, zodat haar haar voor haar gezicht bleef hangen, maar juist door de manier waarop ze dat angstvallig deed, leek Beliëth door te hebben dat er iets aan de hand was. Ze merkte dat hij even naar haar keek. Toen draaide hij zich naar haar toe. Hij stak zijn hand naar haar uit, hief hem op naar haar gezicht, en Ayleth voelde de korte aandrang voor hem terug te deinzen, zijn aanraking te ontwijken, maar ze deed het niet, dit keer. Ze wist zelf niet waarom, maar het was of er iets anders was, of er na hun moment in de stalhut en Beliëths afwezigheid waarin hij voor een afstand voor haar had gezorgd een gedeelte van haar weerstand was afgebrokkeld. Het was of zijn hand een magneet was, of iets haar juist naar hem toe probeerde te trekken in plaats van dat ze hem weg wilde duwen. Met een schok realiseerde ze zich dat ze naar hem verlangde. Ze verlangde naar zijn aanraking.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Ik kan dit verhaal echt blijven lezen!!! Vind hun onmogelijke liefde zo mooi weergegeven!
Ik hoop nog steeds op een goeie afloop :)
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha dank je voor je superleuke reactie en dat je nog steeds meeleest Nele! Er staat nog heel wat te gebeuren maar wie weet :) ;)

_____________________________________________________________________________________________________________________

En toen, of het zo moest zijn, alsof het een teken was, besloot Abijah precies op dat moment dat hij zich om moest draaien om uit het raam te kijken. Hij boog zijn hoofd en hals netjes achter haar langs om langs haar heen te lopen zonder haar te raken, maar hij had niet genoeg ruimte in de stal om haar helemaal te ontwijken. Toen hij overstapte met zijn voorbenen om zich achter haar om te draaien, raakte zijn lichaam dat van haar even aan. Het was zacht, maar net genoeg om haar dichter naar Beliëth toe te duwen. Even, een fractie van een seconde, was het alsof iets haar het teken gaf waar ze zo lang op had gewacht.
Ayleth stapte naar voren om haar evenwicht te bewaren en keek om naar Abijah, die met gespitste oren en zijn hoofd opgeheven voor zijn raam ging staan. Er trok een raar gevoel door haar lichaam heen. Toen draaide ze haar gezicht weer terug naar Beliëth, maar nog voor ze naar hem op had kunnen kijken, voor ze zich er verder op voor had kunnen bereiden, had hij zijn hand onder haar kin gelegd. Er trok onmiddellijk kippenvel over haar hele lichaam toen zijn vingers haar huid aanraakten. Ze voelde zijn duim nadrukkelijk op haar mondhoek liggen en haar lippen kwamen wat van elkaar toen ze naar hem opkeek. Hij hoefde geen druk te zetten om haar hoofd omhoog te duwen. Het was of haar lichaam het zijne al volgde zonder dat ze woorden nodig hadden om elkaar duidelijk te maken wat ze van elkaar wilden.
Ayleth keek op. Haar ogen vonden die van Beliëth en ze hielden elkaar vast. Zijn hand was warm onder haar kin en zijn aanraking veroorzaakte een warm gevoel in haar buik en haar borst, dat tintelde en gloeide. Even keken ze elkaar aan, en zijn duim gleed een stukje over haar onderlip naar beneden voor hij haar losliet en zijn hand ophief. Hij bracht zijn hand naar haar gezicht en zacht streek hij met de achterkant van zijn vingers haar haren uit haar gezicht.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg hij. Zijn stem viel geheel in toon met de sfeer waar ze zich in bevonden, die sfeer die hen voor dat moment even leek te omvatten, die warme sfeer, of ze alleen op de wereld waren. Het was raar, want ze wist waar hij op doelde, dat hij het gezien had, maar ze had geen idee hoe dat mogelijk was. Voor haar gevoel had hij zijn blik nog geen seconde van haar ogen afgewend om de plek op haar jukbeen goed te kunnen zien.
Ayleth keek naar zijn ogen. Toen gleed haar blik omlaag, naar zijn mond zijn lippen, en ze voelde sterk de aandrang hem aan te raken, zijn lippen te strelen. Ze deed het echter niet en haar ogen gleden weer terug naar die van hem. Zijn blik ving die van haar onmiddellijk weer. Het lukte haar niet zich los te maken uit die luchtbel waarin ze zich leken te bevinden, die heerlijke luchtbel van warmte en onbegrijpelijke aantrekkingskracht.
‘Niets,’ zei ze. ‘Ik heb mijn hoofd gestoten.’
Al zodra ze het gezegd had, was ze alweer vergeten wat haar antwoord was geweest. Vaag vroeg ze zich af of hij het ook nog wel gehoord had, of ze het überhaupt wel echt gezegd had. Even bleven ze zo staan, zwijgend, elkaar alleen maar aankijkend, allebei bewegingloos, tot er ergens verderop een luide knal klonk.
Het geluid deed de luchtbel voor hen beiden klappen. Ze keken om, allebei geschrokken, wat betrapt, en zagen een verderop een staljongen lopen met wat emmers, waarvan hij er eentje uit zijn handen had laten vallen. Hij raapte hem op en leek hen niet in de gaten te hebben, maar zijn aanwezigheid deed het moment tussen hen wel gelijk volledig te niet.
Ayleth en Beliëth wendden allebei hun blik af toen de jongen het pad naar de stallen in liep. Even bleven ze ongemakkelijk tegenover elkaar staan. Ayleth richtte haar blik weer op de grond en vanuit haar ooghoek zag ze dat Beliëth opzij keek, alsof hij ook even niet wist wat hij moest zeggen of doen. Na verloop van tijd legde hij zijn hand op Abijahs heup.
‘Geef hem maar,’ zei hij. ‘Ik neem hem wel gelijk mee, dan kun je gelijk verder met de andere paarden.’
De werkelijkheid nam de sfeer van daarnet weer plotsklaps over en Ayleth draaide zich snel om. Ze pakte Abijah bij zijn teugels en draaide hem om in de stal, naar Beliëth toe. Daar stak ze de teugels naar hem uit en liet hem ze aanpakken. Beliëth nam de teugels aan en keek naar Abijah’s hoofd, maar ze voelde dat zijn energie op haar gericht was.
‘Dank je,’ zei hij. ‘Wees voorzichtig.’ Toen zette hij licht druk op de teugels en Abijah kwam in beweging. Langs Ayleth heen liep hij door de open deur de stal uit.
Ayleth bleef staan, halverwege de staldeur. Ze keek hen na, hoe ze zij aan zij de gang doorliepen, naar de grote deur aan het einde van de staan. Ze bleef overeind tot ze door de deur naar buiten verdwenen. Toen ze weg waren, uit het zicht, zette ze wankelend een stap achteruit terug de stal in. Ze tastte naar de voerbak, pakte hem vast en liet zich langs de wand heen in de stal op de grond zakken, in de dikke laag stro. Daar, veilig achter de hoge wand van de stal, bleef ze zitten en sloeg haar handen voor haar gezicht.


Beliëth

Een dag later liep Beliëth aan het einde van zijn werkdag met zijn handen in zijn zakken over het Irfaanse landschap. Hij kwam net bij de stallen vandaan, waar hij aan het einde van de dag zijn laatste bezoek aan Abijah had gebracht. Vanwege zijn werk bij de stadsmuur had hij vandaag geen tijd door kunnen brengen met het paard, maar hij toen hij net op stal was gekomen, zag het er even voldaan en spik en span uit als altijd. Net als iedere andere dag had de aanvoerdersdochter goed voor hem gezorgd.
Beliëth was op weg naar het koningshuis, naar Gars’ kamer, om precies te zijn. Het was zeldzaam, maar hij had er behoefte aan om met iemand te praten. Over Ayleth, ook dit keer. Het gebeuren gisteren in Abijah’s stal en het vooruitzicht aan het herhalingsritueel dat morgen zou plaatsvinden, maakten dat zijn dubbele gevoelens alleen nog maar sterker waren geworden. Aan de ene kant wilde hij door hun contact gisteren graag bij haar zijn, met haar samen zijn, maar aan de andere kant wilde hij dat door de connectie die er tussen hen geweest was juist ook heel erg niet. Hij wist dat het haar pijn zou doen om opnieuw met de moordenaar van haar vader samen te moeten zijn en als er iets was wat hij niet wilde doen, was het haar kwetsen. Hij wist echter dat hij geen andere keus had en die gevoelens frustreerden hem mateloos. Hij hoopte dat het op zou luchten als hij met Gars kon delen wat er op zijn hart lag.
Beliëth liep langs de brandende fakkels heen het plateau naar het koningshuis op. Hij ging de trap op en liep door de hoge poort de centrale hal binnen. Hij wisselde groeten en knikjes uit met mensen die hij passeerde en sloeg linksaf, de trap op naar de verdieping waar Gars kamer zich bevond. Daar eenmaal aangekomen, klopte hij op de dichte houten deur. Hij hoorde dat er iemand bewoog binnenin de kamer.
‘Ja, wie is het?’ klonk het. Hij herkende Gars stem.
Beliëth keek naar de vloer onder zijn voelen.
‘Beliëth,’ zei hij. En zoals altijd luidde het antwoord van Gars: ‘O, jij bent het. Kom maar binnen.’
Beliëth pakte de deurknop vast en draaide hem om. Hij deed de deur open en liep Gars’ kamer binnen. Daar zag hij dat Gars niet alleen was: er zat een Leodaans meisje op het eenvoudige doktersbed aan de andere kant van zijn kamer. Beliëth herkende haar als Gaila, het vijftienjarige meisje dat aan Brom was toegewezen voor het vorige ritueel. Ze zat met haar rug tegen de muur en staarde bewegingloos voor zich uit terwijl Gars naar haar ogen en de wonden in haar gezicht bekeek.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Hmm ik hoop dat Gars Gaila aan het helpen is. Ben er nog niet helemaal uit of ik hem wel vertrouw > hij steunt net iets teveel op traditie en geloof om vreselijke dingen te rechtvaardigen...
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank je wel voor je leuke reactie Nele :) vind het superleuk dat je altijd blijft reageren en mijn verhalen blijft lezen, echt, onwijs bedankt daarvoor :D

______________________________________________________________________________________________________________

Beliëth deed de deur achter zich dicht.
‘Hé,’ zei hij terwijl hij de ruimte inliep.
Gars wierp een blik zijn kant op terwijl hij met zijn ene hand tegen zijn eigen hals en zijn andere tegen die van het meisje haar hartslag vergeleek met die van hemzelf.
‘Hé,’ zei hij ook. ‘Jou had ik hier niet verwacht, op dit tijdstip. Wat kom je doen?’
Beliëth haakte zijn duimen om zijn wapengordel en leunde een paar meter bij Gars en het meisje vandaan tegen een houten balk.
‘Ik wilde even met je praten,’ zei hij. ‘Maar ik wist niet dat je bezoek had.’
Gars schudde zijn hoofd terwijl hij iets opschreef. ‘Maakt niet uit. Ik denk niet dat ze zich eraan zal storen.’ Het klonk een beetje verbeten en Beliëth keek naar het meisje op het bed. Hij begreep Gars’ toon: de sporen van Broms lolletje met het meisje waren nog steeds duidelijk aan haar af te zien, zowel geestelijk als lichamelijk. De sneeën op haar gezicht waren langzaam in littekens aan het veranderen en ze deed niets anders dan zwijgend voor zich uitkijken. Beliëth herinnerde zich dat Ayleth had gezegd dat het meisje niet meer gesproken had sinds Brom zijn avond in de tent met haar doorgebracht had.
Met een stekend gevoel in zijn borst wendde hij zijn blik af.
‘Het geeft niet, ik wacht wel even,’ zei hij. ‘Wat ben je aan het doen?’
Gars’ gezicht betrok een beetje. Hij keek nors naar Gaila terwijl hij zijn vinger voor haar ogen heen en weer bewoog, die ze in de verste verte niet met haar blik volgde.
‘Keuren,’ zei hij bars.
Beliëth fronste zijn wenkbrauwen. ‘Keuren?’
Gars knikte donker. ‘Ja. De Heilvaders hebben me vriendelijk verzocht vanavond te bekijken of haar gezondheid weer goed genoeg is.’
Beliëth keek hem aan. Een onheilspellend gevoel zette op in zijn borst.
‘Of haar gezondheid al goed genoeg is voor wat?’ vroeg hij.
Gars wierp hem een donkere blik toe. ‘Dat wil je niet weten.’
Beliëth sloeg zijn armen over elkaar. ‘Jawel.’
‘Nee, Beliëth. Echt niet.’
‘Jawel, Gars. Waarvoor?’
Gars wendde zijn blik weer op het meisje. De manier waarop hij dat deed, die zoveel tegenzin en misgenoegdheid uitstraalde, zei eigenlijk al genoeg.
‘Voor het herhalingsritueel,’ bevestigde hij Beliëths vrees dan ook. ‘Ze willen dat ik kijk of ze er lichamelijk weer toe in staat is het ritueel doorstaan en het kind dat daar het resultaat van kan zijn te dragen als de bevruchting dit keer wel slaagt.’
Er zakte iets kouds neer in Beliëths maag. Hij keek Gars aan.
‘Wat?’ vroeg hij. ‘Zijn ze gek geworden?’
Gars trok zijn wenkbrauwen op.
‘Precies wat ik me afvroeg,’ zei hij.
Beliëth schudde zijn hoofd.
‘Dat kan niet, Gars,’ zei hij. ‘Dat kunnen ze haar niet aandoen. Ze kunnen haar niet nog een keer aan Brom toewijzen.’
Gars haalde bruusk zijn schouders op. ‘Zij vinden dat dat wel kan. Ze vinden nog steeds dat hun koppeling geslaagd is en hopen nog altijd op een succesvol resultaat. Als ik niets kan vinden wat erop wijst dat ze nog te beschadigd of te zwak is, moet ik haar goedkeuren en dan zal ze morgen net als de andere vrouwen die niet zwanger zijn haar ritueel met Brom moeten herhalen.’
‘En keur je haar goed?’
Gars gooide een onderzoeksattribuut dat hij gebruikt had terug in zijn tas.
‘Lichamelijk wel,’ zei hij. ‘Ze is mager, te mager, omdat ze nauwelijks eet, maar ze is niet ondervoed. Haar wonden zijn geheeld en met een normale partner die normaal met haar omgaat, zou ze in staat moeten zijn een ritueel te kunnen doorstaan. Geestelijk krijg ik er echter niets uit. Ze is apathisch, volledig dichtgeslagen en ze praat al een paar weken niet meer. Ik vrees alleen dat de Heilvaders zich om dat laatste niet zo druk kunnen maken.’
Beliëth schudde zijn hoofd. Hij legde zijn hand op Gars schouder en boog naar hem toe.
‘Dan moeten wij dat doen, Gars,’ zei hij. ‘Je moet haar afkeuren. Ze kan niet nog een keer in de handen van Brom terechtkomen. Hij maakt haar af als hij de kans krijgt. Hij is geen normale partner en hij zal niet normaal met haar omgaan. Na wat er de vorige keer gebeurd is, zal hij geen spaan van haar heel laten.’
Gars keek hem aan. ‘Dat kan niet, Beliëth. Het gaat de Heilvaders om haar lichaam en de productiemogelijkheden daarvan, niet om wat er in haar hoofd omgaat. Ik kan haar alleen afkeuren op lichamelijke gronden.’
Beliëth klemde zijn kaken op elkaar. ‘Doe dat dan. De Heilvaders geloven jou, Gars. Als jij aangeeft dat ze er op lichamelijke gronden nog niet aan toe is, zullen ze haar beurt voorbij laten gaan. Dan zal ze bij het volgende ritueel evengoed weer aan de beurt komen, maar dan zal ze in ieder geval een andere man toegewezen krijgen. Dat is altijd beter dan dat ze nu alweer met Brom eindigt. Kijk naar haar, naar hoe we haar aantroffen, vorige keer, toen we Broms tent ingingen. Ze komt er nooit meer bovenop als dat nog een keer gebeurd.’
Gars wierp een blik op het meisje. Er trok even iets van medelijden over zijn gezicht, maar toen keek hij weer naar Beliëth. ‘Ik weet het, Beliëth, maar je vergeet Brom. Hij zal onraad ruiken en er alles behalve blij mee zijn dat we hem zijn tweede kans op een ritueel ontnemen.’
Beliëths gezicht verstrakte. ‘Dat is dan zijn probleem. Als hij vorige keer normaal met haar omgegaan was, was dat nu helemaal niet aan de orde geweest.’
Gars keek zijn kant op. ‘Dat is het juist, Beliëth. Ik vrees dat het helemaal niet alleen Broms probleem blijft. Ik ben bang dat hij weet dat jij eraan bijgedragen hebt en dat hij het ook jouw probleem zal maken. Je hebt nogal de neiging jezelf in de problemen brengen als het op het clubje van Brom en Levyan aankomt en daar moet je jezelf tegen wapenen.’
Beliëth schudde zijn hoofd.
‘Niet ten koste van haar, Gars,’ zei hij. ‘Zij kan zichzelf niet verdedigen, ik wel. Ik kan Brom wel aan. Ik kies voor haar in plaats van voor mezelf en ik wil jou vragen hetzelfde te doen. Alsjeblieft, Gars. Keur haar af. Voor haar bestwil en ons eigen gemoedsrust.’
Nog even keek Gars hem aan. Toen, echter slaakte hij een zucht. Hij wendde zijn blik af, keek even naar het meisje en streek met zijn hand over zijn gezicht. Toen knikte hij.
‘Goed,’ zei hij. ‘Ik zal het doen. Ik zal haar afkeuren op lichamelijke gronden. Brom zal zijn kans niet krijgen en ze zal pas voor het derde ritueel weer aan de beurt zijn, met een nieuwe man. Op hoop van zegen dat het dan beter voor haar uitpakt.’
Beliëth kwam weer overeind. Hij knikte. ‘Goed. Dank je, Gars.’
Gars trok een gezicht en hij kwam overeind. Hij pakte een plaid van een stoel en hing die over de schouders van het meisje, dat daar totaal geen acht op sloeg.
‘Zeg dat maar niet te hard,’ zei hij. ‘Brom kennende is de kans meer dat we nog met weemoed op deze beslissing zullen terugkijken meer dan aanwezig.’
Beliëth knikte.
‘Dan zal ik die consequenties dragen,’ zei hij. ‘Alleen. Als het erop aankomt, zullen zowel Bagemanos als de Heilvaders weten dat jou geen blaam treft.’
Gars schudde zijn hoofd. ‘Dat is niet nodig. Mij treft net zoveel blaam als jou, als we over blaam willen spreken. Ik sta er hetzelfde in als jij. Ik hoop dat Brom in de tweede ronde in zijn geheel geen partner meer krijgt toegewezen, maar met de Heilvaders weet je het nooit.’ Hij legde zijn hand op de schouder van het meisje. ‘Kom maar, Gaila, dan roep ik iemand die je terugbrengt naar de barak. Je hoeft niet met Brom samen te zijn, morgen. De volgende ritueelnacht is pas bij de volgende volle maan, dus voorlopig hoef je je geen zorgen te maken. Ik zal bij de Heilvaders pleiten je een goede man te bezorgen bij de volgende herkansing. Kom maar, meisje.’ Hij pakte Gaila bij haar arm, maar het meisje reageerde niet. Ze bleef voor zich uitstaren en bleef met haar rug tegen de muur geleund op het bed hangen. Gars slaakte een zucht en Beliëth keek hem aan.
‘Al wat meer overtuigd van de juistheid van de afkeuring?’ vroeg hij.
Gars trok een gezicht. ‘O, dat was ik al sinds we haar de vorige keer heer bij Brom weghaalden. Je had moeten zien hoe ze haar hier hebben gekregen. Ze moesten haar praktisch dragen omdat ze niet wilde lopen en toen ze doorkreeg dat ik haar moest onderzoeken, gilde ze de hele boel bij elkaar. Het kostte drie soldaten om haar in bedwang te houden en pas een halfuur later zakte ze weer in haar apathische toestand terug. Geloof me, ik ben wel de laatste die haar graag nog een keer naar een Irfaanse man ziet gaan. Ik probeer jou alleen tegen jezelf te beschermen.’
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Ook dit verhaal is inmiddels af, ook hier blij met het hoe het afgelopen is dus hopelijk lezen er ondanks mijn traagheid nog mensen mee! :)

_______________________________________________________________________________


Hij liet het meisje los en kwam overeind. ‘Ik zal even een soldaat halen die sterk genoeg is om haar te tillen. Ik denk niet dat het er nog inzit dat ze nog lopend meegaat vandaag.’
Hij wilde langs Beliëth heen naar de deur lopen, maar die hield hem tegen toen hij passeerde. Hij liet zijn hand tegen Gars’ borst liggen en keek naar het meisje op het bed.
‘Laat maar,’ zei hij. ‘Ik doe het wel. Ga jij maar verder met je rondes. Ik zorg wel dat ze in de barak terugkomt.’
Gars keek hem aan. ‘Weet je het zeker? Als Brom je tegenkomt is het wel gelijk heel duidelijk wat er aan de hand is.’
Beliëth liep bij Gars vandaan en boog zich voorover naar het bed. Hij pakte het meisje vast, tilde haar op en keek om naar Gars.
‘Het komt wel goed,’ zei hij. ‘Brom komt vroeg of laat toch wel een keer verhaal halen. Hoe groter de kans dat zij op dat moment bij iemand is die haar beschermt, hoe beter het is.’
Gars slaakte een zucht. ‘Oké. Tot zover mijn pogingen je tegen jezelf te beschermen. Waar wilde je met me over praten, trouwens?’
Beliëth wierp een blik zijn kant op en liep met het meisje naar de deur.
‘Dat heb je ik je net verteld,’ zei hij. ‘Ik zie je wel weer, Gars.’
Gars knikte. ‘Oké. Wees voorzichtig, Beliëth.’
Beliëth glimlachte grimmig. ‘Dat ben ik altijd. Ik zie je morgen.’
Gars groette hem en Beliëth liep met hem meisje de deur door. Hij keek naar haar omlaag toen hij de gang overstak. Ze hing een beetje in zijn armen en staarde voor zich uit, zonder zich te bewegen. Haar benen bungelden over zijn arm heen en weer op de maat van zijn passen. Beliëth voelde dat Gars gelijk moest hebben over haar gewicht: ze was licht, te licht, merkte hij. Haar wangen waren ingevallen en haar bovenarmen waren dun. Hij kon nog voor zich halen hoe ze voor hem had gestaan in de rij op het Leodaanse strand en het verschil met hoe ze er nu uitzag stak hem. Sinds Ayleths uitval tegen hem over hun omgang met de Leodaanse vrouwen, begon hij zich steeds schuldiger te voelen over de hele procedure en het plan waar hij aan meegewerkt had dat ze aan het uitvoeren waren.
Beliëth hees het meisje in zijn armen wat op en begon toen de trappen van het koningshuis af te lopen. Hij was rustig en hij kwam niet veel mensen tegen. Ook Brom niet, waarschijnlijk tot Gars’ gemoedsrust. Hij passeerde enkel een raadsheer van Bagemanos die hem groette in het voorbijgaan en één van de andere artsen van het gilde die zijn hand naar hem ophief voor hij langs de zuilen buiten op het plateau afliep.
Ook daar daalde Beliëth de laatste trappen af en toen begon hij met het meisje het donkere veld naar het dieper gelegen dal van Irfan over te steken. De temperatuur en de frisse buitenlucht waren fijn, maar ook daar reageerde Gaila niet op. Haar gezicht was bleek in het licht van de bijna volle maan, de maan van de nacht voor het herhalingsritueel, en Beliëth kon haar starende, apathische blik maar niet verkroppen. Hij was blij dat Gars haar had afgekeurd, maar het liefst had hij haar niet alleen die avond, maar ook alles wat in de toekomst lag bespaard. Als er nu een Leodaans schip voor de kust had gelegen, had hij haar liever van alles in een reddingboot naar hen toe willen brengen, zodat ze terug naar huis kon en dat alle ellende voor haar ophield.
Omdat hij echter wist dat dat niet kon, klemde hij haar stevig in zijn armen en droeg haar naar de barak. Daar groette hij de twee soldaten, die aan weerszijden van de deur wacht stonden te houden. Ze groetten hem terug en haalden de deur toen van het slot om hem binnen te laten. Beliëth bedankte hen en liep toen met het meisje door de deuropening de barak in.
Het was al grotendeels donker, in de barak. Het was laat en alle vrouwen lagen al in bed. De meeste sliepen al, regelmatig ademhalend en met hun ogen dicht, zacht en kwetsbaar in het licht van de twee lantaarns die aan de wand hingen. Beliëth keek om zich heen op zoek naar een leeg bed en toen droeg hij Gaila er zo geluidloos naartoe. Manouvrerend door de gevulde bedden heen, zacht om niemand te wekken of aan het schrikken te maken, droeg hij het meisje naar het lege bed. Er eenmaal bij aangekomen, liet hij haar omlaag zakken legde haar zacht op het matras neer. Ze reageerde nog altijd niet en bleef liggen zoals hij haar neerlegde. Beliëth legde haar armen zo neer dat ze een beetje gemakkelijk lag en trok de deken toen over haar heen. Hij verplaatste het kussen wat onder haar hoofd en stopte haar in. Net toen hij zich om wilde draaien om weg te lopen, zag hij Ayleth liggen.
Ze lag een paar meter bij hem vandaan, twee bedden verderop. Het stak hem hoe prachtig ze was als ze sliep, in het zachte licht van de gedempte vlammen achter de lantaarn. Haar lange haar lag achter haar op het kussen en haar fijne handen lagen voor haar op het kussen. Haar deken bedekte haar tot halverwege haar bovenarm en onthulde de vorm van haar ranke schouders onder haar nachtjurk.
Even bleef Beliëth staan, in de stille barak, kijkend naar de aanvoerdersdochter die verderop op bed lag. Er trok een warm, sterk gevoel door zijn buik en hij probeerde het weg te krijgen, maar het lukte het niet. Hij gaf er aan toe, kwam in beweging en liep naar haar toe. Bij haar bed bleef hij staan: hij pakte haar deken vast en trok het voorzichtig wat verder over haar heen, zodat ook haar schouder bedekt was. Toen legde hij zijn hand even onder haar gezicht en streek even met zijn duim langs haar zachte wang. Haar huid was zacht en warm en even deed hij zijn ogen dicht. Hij deed ze weer open toen de aanvoerdersdochter wat opkrulde onder zijn aanraking. Haar hand kwam onder de dekens uit en met haar ogen dicht bracht ze hem naar zijn arm. Daar sloot haar hand zich om zijn pols, ietwat stevig, alsof ze zich ergens aan vastklampte, aan hem, hem bij zich wilde houden. Even liet hij haar hem vasthouden, wetend dat hij die aanraking nooit zou mogen meemaken als ze bij bewustzijn was, maar toen pakte hij zacht haar hand vast. Hij tilde hem van zijn pols, legde hem op haar kussen neer en streek nog één keer met de achterkant van zijn vingers langs haar gezicht. Toen draaide hij zich om en liep met een vreemd gevoel in zijn hart de barak weer uit.
Hoofdstuk

Al de volgende dag kreeg Beliëth gelijk.
Na een lange dag hakken en stenen sjouwen bij de stadsmuur, wat ondanks de zwaarte daarvan zijn gedachten niet af had weten te leiden, had Beliëths werkdag er weer opgezeten. Hij had de stadsmuur verlaten en was teruggelopen naar het huis van de koning. Hij had zich bewust afzijdig gehouden van de andere soldaten en werkers en ook in het koningshuis had hij zich alleen teruggetrokken op zijn kamer. Het was volle maan, de dag van het herhalingsritueel, en hij wilde alleen zijn, even. Hij had zich ongedurig gevoeld, vanwege de avond en het naderende ritueel, en hij hoopte dat de stilte van zijn kamer hem even bezinning zou brengen, maar dat was niet het geval. Hij was te geagiteerd geweest om te gaan liggen in een poging te ontspannen, maar had tegelijkertijd niet het geduld gehad actief iets te doen. Uiteindelijk was hij na een tijd doelloos door zijn kamer geijsbeerd te hebben maar op zijn bed neergezegen, aan het voeteneinde, met zijn gezicht richting het raam gericht. Daar had hij eerst een tijd voor zich uit zitten kijken, zonder iets te doen, starend naar de steeds donker worden de lucht zonder dat er iets van de buitenwereld tot hem doordrong, terwijl hij dacht aan de aanvoerdersdochter, aan het ritueel en aan zijn steeds gekker wordende ideeën om haar te besparen wat er moest gebeuren. Hij voelde zich slecht, als hij eraan dacht. Het ene moment was hij ervan overtuigd dat hij het gewoon niet meer zou doen, het ritueel, maar telkens als hij daar zeker over was, drong het weer tot hem door wat het alternatief zou zijn, wat er zou gebeuren als hij zou weigeren. Hoe egoïstisch ook, hij wilde boven alles niet dat ze in de handen van een andere Irfaanse man zou vallen. Of dat meer met zijn gevoel of het hare te maken had, wist hij nog niet precies.
Zo zat hij een tijd op bed, piekerend en gefrustreerd. Hij werd pas uit zijn gedachten opgeschrikt toen er ergens aan het begin van de avond een keer op zijn deur werd geklopt: hij rukte zichzelf los uit zijn gedachten, beantwoordde de klop en keek wie er in de deuropening verscheen. Het was een lakei van Bagemanos geweest, die Beliëth had gevraagd of hij nog wilde eten omdat het diner tot een einde dreigde te lopen. Beliëth had bedankt, maar het aanbod afgeslagen. Hij had geen honger en al helemaal geen trek als de overdaad aan eten die er voor de Irfaanse mannen wachtte op de avonden voor de rituelen.
Toen de lakei verdwenen was, kwam Beliëth wel overeind van zijn bed. De zon was inmiddels volledig onder en hij wist dat hij zich klaar moest gaan maken voor het herhalingsritueel gezien hij nog geen manieren had weten te verzinnen om het Ayleth te besparen. Hij kleedde zich dus uit, waste zich, met tegenzin met de olieën van de Heilvaders, en trok toen de kleding aan die hij zou dragen voor het avondritueel. Andere dan de vorige keer, want de Heilvaders hoopten dat het zou helpen als hij nu iets anders aan zou hebben, dat het geluk zou brengen. Geluk, dacht hij schamper terwijl hij zijn broek vastmaakte. Een meer misplaatst woord voor deze avond en het beoogde resultaat bestond er waarschijnlijk niet.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Beliëth stond net de betekenissen van dat woord te overdenken en zich weer aan te kleden toen er voor de tweede maal die avond op de deur geklopt werd. Omdat hij er niet helemaal bij was met zijn gedachten had hij niet weten op te vangen van wie de klop afkomstig was, dus hij vroeg naar een naam terwijl hij zijn wapenriem weer omgordde.
‘Ik ben het,’ klonk een bekende stem vanaf de andere kant van de deur. ‘Gars.’
Beliëth draaide het uiteinde van zijn riem om de gesp en wendde zijn blik weer van de deur.
‘Kom maar,’ zei hij.
De deur ging open en inderdaad kwam Gars binnen lopen. Ook hij had de officiële kleding aan die hij moest dragen als hij toezicht hield op het avondritueel. Schijnbaar had hij die avond dienst op de open plek.
‘Hé,’ zei de arts terwijl hij de deur zacht achter zich dichtdeed. ‘Hoe gaat het? Ik miste je net, beneden bij het eten.’
Beliëth pakte zijn zwaard en hing de schede weer aan zijn riem.
‘Ja,’ zei hij ten overvloede. ‘Ik had geen honger.’
Gars knikte terwijl hij naar Beliëth toeliep.
‘Ik dacht al zoiets,’ zei hij. ‘Je ziet er tegenop, zeker?’
Beliëth trok met een donker gezicht wat overbodige ballast van zijn riem af.
‘Je hebt geen idee,’ zei hij. ‘Ik voel me net een crimineel.’
Gars keek hem aan. Dat ben je niet, Beliëth.’
Beliëths wenkbrauwen fronsten zich. ‘Dat zeg jij. De aanvoerdersdochter denkt daar anders over en gezien zij degene is die het moet ondergaan, zal zij het wel het beste weten.’ Hij smeet zijn spullen op het bed. ‘Het is vreselijk voor haar. Ik haat mezelf zo erg dat ik bijna de neiging heb mezelf te castreren. En de anderen erbij.’
Gars trok een pijnlijk gezicht. ‘Voor we tot dat soort drastische maatregelen overgaan, zal ik je eerst nieuws brengen wat je misschien wat minder gedeprimeerd maakt. Ik heb de lijst van de Heilvaders net gezien en Gaila is afgekeurd. Brom is haar kwijt. Ze is van deze avond afgehaald en zal de volgende keer aan een ander worden toegewezen, als de hele groep die nog steeds niet zwanger is gerouleerd wordt en de partnerkeuze opnieuw gedaan wordt.’
Beliëth keek even naar hem om. Toen hij zag dat Gars het meende en dat hij het niet zei om van hem zich beter te laten voelen, wendde hij zijn blik weer af.
‘Dat is inderdaad goed nieuws,’ zei hij.
Gars knikte. ‘Daarom. Ik heb ze verzocht haar volgende keer aan een wat geschiktere man toe te vertrouwen. Niet perse leeftijdsgewijs, maar wel qua karakter.’ Hij sloeg zijn armen over elkaar. ‘Ik denk dat ze inmiddels wel zo ver zijn dat ze dat zullen doen. Het is een waardevol meisje.’
Beliëth pakte een blouse van zijn bed en trok hem aan.
‘Ze zijn allemaal waardevol,’ zei hij. ‘Alleen ziet niet iedereen dat in. En wij misschien ook niet genoeg.’
Gars keek hem aan.
‘Dat is niet waar, Beliëth. Als dat zo zou zijn, had Gaila nu tegenover Brom voor een tent gestaan. Die kentering was precies op tijd.’
Beliëth keek bars voor zich uit. ‘Nee. Als we op tijd waren geweest, waren we tegengehouden voor we met onze schepen bij Leodeth aangekomen waren. Dan was er iets gebeurd waardoor we de vrouwen niet mee hadden kunnen nemen.’ Hij pakte één van zijn armkappen en sloeg hem om zijn pols. Ontevreden schudde hij zijn hoofd.
‘Weet je wat ik niet begrijp,’ zei hij. ‘Als de goden ons straffen omdat ze vinden dat we niet goed genoeg leven, waarom geven ze ons dan geen aanwijzingen? Ik bedoel, ik acht de kans groot dat er straks iets gebeurt met de Leodaanse vrouwen of de kinderen, dat de vloek nog niet opgeheven is. We hebben zo veel teleurstellingen te verwerken gehad dat ik niet meer durf te hopen op een andere uitkomst. En als dat zo is, als het niet werkt, welke kans ik groot acht, dan is dat zo omdat de goden blijkbaar vinden dat we niet juist handelen. Maar als ze dat zouden vinden, waarom hebben ze ons dan überhaupt laten gaan? Ik bedoel, ze hebben controle over alles. Als ze het niet eens zijn met onze manier van handelen, hadden ze ons om kunnen laten slaan, ons tegen kunnen werken onderweg of ons op welke andere manier dan ook een teken kunnen geven om duidelijk te maken dat we op de verkeerde weg zijn.’
Gars sloeg zijn armen over elkaar en leunde tegen één van de palen tegen zijn bed. ‘Ik denk niet dat het zo werkt, Beliëth. Als goden tekens gaan geven, kan iedereen wel goed leven. Dan is er geen kunst meer aan. Het moet uit jezelf komen, uit je eigen intenties.’
Beliëth pakte ook zijn andere armkap op. ‘Ja, maar ook al geven ze ons tekens, dan is het toch alsnog aan ons om te kiezen of we die opvolgen en hoe we die interpreteren? En wat zou het hen uitmaken of het dan te makkelijk wordt goed te leven? Het is toch in ieders belang dat er zo veel mogelijk goed geleefd wordt? Waarom zou het dan zo moeilijk gemaakt moeten worden?’
Gars deed zijn mond open om te antwoorden, maar het volgende moment klonk er een kwade kreet door het koningshuis. Het kwam vanuit de gang en galmde dwars door de deur heen Beliëths kamer in.
Beliëth en Gars keken om naar de deur en toen naar elkaar. Beliëth gooide de armkap terug op bed en maakte aanstalten naar de deur te lopen om te kijken wat er gaande was, maar dat was al niet meer nodig. Er kwam gestommel dichterbij en het volgende moment sneed er een bekende stem dwars door de deur heen naar binnen, die bovendien onmiskenbaar kwaad klonk.
‘Waar is hij?’ riep een woedende, bekende stem boven alle andere geluiden uit. ‘Waar is hij, die verrader, die achterbakse klootzak? Waar verstopt hij zich?’ Het gestommel zwol aan en het volgende moment kraakte er iets bij de deur. De deur vloog open en toen kwam er een grote gedaante naar binnen zeilen. Het was Brom, met twee lakeien achter en een raadsheer van Bagemanos achter zich aan die schijnbaar geprobeerd hadden hem tegen te houden. Zijn gezicht stond woedend en zijn ogen schoten vuur, een vuur dat nog hoger oplaaide toen hij Beliëth in het oog kreeg.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

‘Jij,’ stootte hij uit. Hij beende naar Beliëth toe en bleef vlak voor hem staan. Met zijn wijsvinger naar hem opgeheven en zijn ogen tot spleetjes vernauwd keek hij hem aan. ‘Jij verdomde, achterbakse klootzak. Het is jouw schuld, is het niet? Jij hebt Gars het kind laten afkeuren. Jij hebt me mijn kans op een tweede ritueel ontnomen.’
Beliëths was niet onder de indruk geweest van Broms binnenkomst, maar zijn blik werd donker door de manier waarop hij tegen hem praatte.
‘Pas op met die grote bek van je, Brom,’ zei hij. ‘Het meisje is afgekeurd door hoe jij haar de vorige keer had toegetakeld. Het is je eigen schuld dat je een ritueel moet overslaan.’
‘Gelul! Het enige wat ze hoeft te doen is liggen en ze doet de hele dag niets anders.’
‘En dat is precies het probleem. Sinds haar avond met jou heeft ze geen woord meer gezegd en nog nauwelijks gegeten. Je hebt haar kapot gemaakt en dat is precies de reden dat je haar nu niet meer krijgt. En haal nu die vinger uit mijn gezicht of ik zweer bij de goden dat ik hem in tweeën breek.’
Broms gezicht werd nu ook donkerder. Hij liet zijn vinger zakken, maar zette wel een stap dichter naar Beliëth toe. Hij bracht zijn gezicht dicht bij het zijne, te kwaad om onder de indruk te zijn van zijn toon of zijn dreigementen.
‘Ze is afgekeurd omdat jíj verzonnen hebt dat ze nog niet in staat was om een tweede ritueel te doorstaan,’ zei hij. ‘En dat heb je verzonnen omdat je omdat je het een uitgelezen kans was om mij terug te pakken voor het feit dat ik ervoor gezorgd heb dat jij een palet van stokslagen op je rug hebt staan. Jij en je holmaatje met jullie snode plannetjes weten heel goed hoe je tegen mij samen kunt spannen.’
Beliëth keek hem strak aan. ‘Je vergeet tegen wie je praat, Brom. Zet nog één stap dichterbij, Brom, en ik takel je zo toe dat je nooit meer in staat zult zijn ook maar enig ritueel dan ook uit te voeren.’
Brom keek hem aan. Nog even gleden zijn ogen over zijn gezicht, maar toen verscheen er een donkere glimlach op zijn gezicht. Hij ging wat rechterop staan.
‘Je denkt dat je heel wat bent,’ zei hij. ‘Maar weet jíj wel tegen wie je praat? Je bent niet de enige die mensen achter je heeft staan. Je gaat hier spijt van krijgen, Beliëth. Ik zou maar op mijn tellen letten. Ik pak je terug voor wat je me geflikt hebt, als je het het minst verwacht en waar het het hardste aankomt. Je zult dit nog bezuren. Weet wat je opoffert om dat stomme, Leodaanse hoerenkind te sparen.’ Hij wierp een blik op Beliëths kleding voor het ritueel en toen vonden zijn ogen zijn gezicht weer. ’Wij, ik en Levyan, weten wat je zwakke plek is. Ik zou dus maar zorgen dat het goed gaat, vanavond. De goden verhoeden dat je het weer verkloot en dat je meisje in handen van de verkeerde persoon valt. Je mag het lievelingetje van de koning zijn, maar vergeet niet dat je voor de Heilvaders ook maar gewoon een soldaat bent. Net als ik, en Levyan.’
Nu zette Beliëth een stap dichter naar hem toe. Strak keek hij Brom aan.
‘Wat probeer je te zeggen?’ vroeg hij. ’Dat je te laf bent om het met mij persoonlijk uit te vechten en je het dan maar probeert via een Leodaanse vrouw waar je denkt dat ik een zwak voor heb?’ Hij keek hem aan en zette nog een stap dichter naar hem toe.
‘Kom, wees geen lafaard, en ga even met me naar buiten. Nu, een kwartiertje, op de binnenplaats. Dan zullen we kijken wat ook alweer de reden is dat ik je meerdere ben en jij en je grote vriend Levyan naar mij hebben te luisteren.’
Brom grijnsde. ’Waarom zou ik? Waarom zou ik die moeite doen als ik je op veel aangenamere manieren vele malen meer leed kan berokkenen?
Beliëth keek hem aan. Nog even bleef zijn blik donker, maar toen glimlachte hij duister. Na al die jaren wist hij precies hoe hij Brom moest bespelen.
‘Wat zie ik nu, soldaat?’ zei hij. ‘Bespeur ik angst? Zie ik de grote Brom die een gevecht uit de weggaat omdat hij bang is om verslagen te worden?’
De vervelende grijns op Broms gezicht betrok wat. Die van Beliëth verbreedde daardoor.
‘Het is zo, of niet?’ vroeg hij. ‘Vertel eens, Brom, wat is er gebeurd? Ben je er zo aan gewend je achter Levyan te veschuilen dat je een lafaard bent geworden?’
Broms wenkbrauwen fronsden zich. Zijn handen balden zich tot vuisten en hij zette een stap dichter naar Beliëth toe, dreigend, tonend dat hij niet bang was.
‘Niemand noemt mij een lafaard, verdomde verrader,’ zei hij.
Maar Beliëth bleef op zijn plek staan en keek hem aan.
‘Nee? Volgens mij heb ik dat net gedaan. Lafaard.’ Hij zag dat zijn woorden precies het begoogde effect hadden: Brom werd kwaad en dreigde zijn zelfbeheersing te verliezen. Het was nooit moeilijk geweest om Brom uit zijn tent te lokken.
Beliëth knikte met zijn hoofd naar de deur.
‘Kom,’ zei hij. ‘Ga mee naar buiten. Kom op voor jezelf, met je vuisten en zonder regels. Dan zien we wie er een lafaard is.’
De blik in Broms ogen kookte en kolkte. Nog even keek hij naar Beliëths gezicht, maar toen zag hij dat hij aanstalten maakte om te knikken. Hij had hem zover gekregen. Hij was echter niet de enige die dat zag, want nog voor Brom iets kon zeggen, kwam Gars in beweging: hij liep naar hen toe en keek van de één naar de ander.
‘Het spijt me, maar als arts moet ik een stokje voor dit gezellige vechtpartijtje steken,’ zei hij. ‘Beliëth heeft zo een ritueel uit te voeren waarvoor hij heel moet zijn en Brom heeft vanavond derde wacht op de heuvel die hij niet kan volbrengen met gebroken ledematen. Gezien onze populatie sowieso al niet meer is wat hij geweest is, wil ik jullie graag verzoeken het partijtje herseninslaan uit te stellen tot gebleken is dat onze vloek is opgeheven, als dat geen al te groot probleem is.’
Hij keek van de één naar de ander, maar toen Beliëth en Brom elkaar zwijgend aan bleven kijken, slaakte hij een zucht. Hij richtte zich tot Brom.
‘Brom, luister,’ zei hij. ‘Beliëth heeft niets te maken met de afkeuring van het meisje. Ik heb haar onderzocht op verzoek van de Heilvaders en haar afgekeurd omdat ze op dit moment niet in staat is een kind te dragen als jullie ritueel slaagt. Beliëth had gelijk over haar eetpatroon: ze eet de weinig en haar lichaam heeft al nauwelijks genoeg kracht om zichzelf in leven te houden, laat staan een tweede mens. Als ze aansterkt, zal ze misschien de volgende keer weer mee kunnen draaien, maar voor nu is het het belangrijkste dat ze rust en eet om te kunnen overleven.’
Brom keek nog even naar Beliëth, maar liet zijn ogen toen langzaam naar Gars glijden. Even keek hij naar hem, oordelend over de mate van waarheid van wat hij zei, alvorens hij weer naar Beliëth keek.
Gars legde zijn hand op zijn schouder toen hij nog niet toegaf.
‘Laat het rusten, Brom,’ zei hij. ‘Beliëth noch de Leodaanse aanvoerdersdochter kunnen iets veranderen aan de huidige situatie. Ik begrijp dat het een teleurstelling is, maar het is niet anders. Accepteer het alsjeblieft en richt je energie op andere dingen. Denk om je eigen bloedlijn: dergelijke ruzies vergroten je kansen op een plaats in een vervolgritueel niet bepaald. En weet wat je te doen staat om dit te voorkomen als je bij de volgende ronde wel opnieuw een kans krijgt.’
Brom keek weer zijn kant op. Zijn ogen gleden terug naar Beliëth, weer naar Gars, maar toen hij zich leek te realiseren dat hij gelijk had, bekoelde de woede in zijn uitstraling wat. Hij zette een stap achteruit en keek hem nog even aan, maar toen draaide hij zich om.
Beliëth en Gars keken hem na terwijl hij naar de deur liep. Beliëth keek even Gars kant op.
‘Je had ook nog acteur kunnen worden,’ zei hij gedempt.
Gars knikte. ‘Ja, geweld is niet altijd de oplossing. Ik weet dat het moeilijk te geloven is, maar communicatie is ook niet voor niets uitgevonden. Het kan helpen, soms, beter dan als barbaren op elkaar in gaan slaan.’
Beliëth glimlachte, maar toen hij weer naar de deur keek, bleek dat Gars en hij te vroeg gejuicht hadden. Brom zou immers Brom niet zijn als hij nog een flinke trap na zou geven. Dat deed hij nu dus ook: of hij hen gehoord had, was niet duidelijk, maar hoe dan ook draaide hij zich nog even om voor hij uit het zicht verdween. Al half de gang in verdwenen, pakte hij de deurpost vast en keek Beliëth aan.
‘Succes vanavond,’ zei hij. ‘Voor ik het vergeet, je kunt de aanvoerdersdochter je mondeling laten plezieren straks, voor je met haar aan de slag gaat. Levyan heeft haar geleerd hoe het moet. Doe er je voordeel mee.’
En voor iemand nog iets kon zeggen, iets kon vragen, draaide hij zich om. Hij verdween uit het zicht en zijn voetstappen stierven weg, de gang in. Ze lieten Beliëth en Gars overdonderd en onwetend achter in de kamer
Laatst gewijzigd door Jeetje op 15 jan 2014 14:17, 1 keer totaal gewijzigd.
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Ik lees nog steeds mee. Heb het een tijdje druk gehad met feesten en blokken maar ik ben er nu weer.
Weer spannend stuk! Ik ben benieuwd wat er zal gebeuren tijdens het ritueel!
Ik heb een paar typo's gevonden (o.a. 'donker worden de lucht' of zo, moet 'wordende' zijn) maar verder is het echt goed geschreven!
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha ik hoop niet feesten en blokken tegelijkertijd Nele, bij mij ging dat nooit zo goed samen ;) dank je wel voor je reactie! Heb dit nog niet nagekeken allemaal dus vergeef me eventuele foutjes :) nu een aardig belangrijk stuk dat voor een flinke ommekeer gaat zorgen!

___________________________________________________________________________________________________

Ayleth

Aan de andere kant van de Irfaanse vlakte zat Ayleth op een kruk in de wasruimte bij de vrouwenbarak. Voor de tweede keer had ze haar jurk voor het ritueel aan. Met behulp van wat van de andere vrouwen had ze zich een kwartier geleden weer gewassen met de speciale zeep en zich ingesmeerd met de olie van de Heilvaders. Nog even en ze zou voor de tweede keer met Beliëth samen moeten zijn.
Inmiddels waren Ayleth en Neña alleen in de wasruimte achtergebleven. Ze spraken niet met elkaar, maar dat was ook niet nodig. De sfeer tussen hen was duidelijk zonder dat er woorden nodig waren om hem toe te lichten. Ayleth zat op de kruk en Neña was achter haar bezig haar lange haar uit te kamen. De kam en haar vingers gleden zacht en met regelmatige halen door haar haar en dat gevoel maakte Ayleth wat rustiger, voor zover dat mogelijk was.
Ayleth zat met haar gedachten bij Beliëth en het ritueel. Ze voelde zich een beetje hetzelfde als de vorige keer, verdoofd, surreëel, alles was onwerkelijk. Wel was ze door hoe hij vorige met haar was omgegaan minder bang, nu, minder zenuwachtig. Ze wist dat hij haar geen pijn zou doen en dat het hopelijk snel voorbij zou zijn, maar ondanks die hoop, kreeg ze Beliëth niet meer uit haar hoofd. Nu was dat nog erger dan vorige keer door de droom die ze afgelopen nacht had gehad.
Ze had gedroomd, die nacht, dat Beliëth in de vrouwenbarak was geweest. Ze kon niet precies meer voor zich halen waarom hij daar was geweest, op dat onwaarschijnlijke tijdstip. Hij was in ieder geval vanaf een andere kant gekomen en had ineens bij haar bed gestaan. Ze was zich bewust van hem geworden toen hij haar gezicht had aangeraakt. Hij had het zacht gedaan, liefdevol, haast alsof hij van haar hield. Al zijn bewegingen, zijn hele lichaam en gezicht hadden dat uitgestraald. De manier waarop had haar aan haar vader doen denken. Daardoor had ook zij zich in de droom gevuld gevoeld van liefde en ze had zijn hand vastgepakt, hem niet meer los willen laten, nu eindelijk, nooit meer. Ze kon het nog voelen, zijn hand onder die van haar, de structuur van zijn huid en de warmte van zijn vingers. Hoe onwerkelijk het ook was, het was een prachtige droom geweest.
Maar toen was ze ‘s morgens wakker geworden en had ze zich gerealiseerd dat ze gedroomd had. Tot haar eigen schaamte en zelfs verbazing had dat als een teleurstelling gevoeld. Ze had zich geschaamd en geprobeerd het uit haar hoofd te zetten, het gevoel van zijn hand op haar wang, haar vingers om zijn pols, maar het was haar maar gedeeltelijk gelukt.Ze moest de hele tijd denken aan de uitdrukking op zijn gezicht en de manier waarop hij haar dekbed over haar heen had getrokken, aan hoe het zou zijn als het echt was geweest in plaats van een droom. Gelukkig begon het vooruitzicht aan het herhalingsritueel nu echter zodanig aanwezig te worden dat dat al het andere een beetje verdreef.
Ayleth werd opgeschrikt uit haar gedachten toen iemand een hand op haar schouder legde. Ze kwam een beetje terug naar de werkelijkheid en toen ze omkeek en Neña’s gezicht zag, realiseerde ze zich dat zij al de hele tijd achter haar had gestaan.
‘Ayleth,’ zei ze. ‘Ga je mee terug naar binnen? De soldaten komen zo?’
Ayleth keek haar even aan, maar toen het tot haar doordrong wat Neña zei, knipperde ze met haar ogen. Ze wendde haar blik af en knikte toen.
‘Ja,’ zei ze. ‘Ja, dat is goed.’ Ze boog haar hoofd nog kort, met haar ogen gesloten, maar toen keek ze weer op. Ze steunde met haar hand op de kruk en liet zich door Neña weer op haar benen helpen. Ze voelden ietwat week, van spanning die schijnbaar toch aanwezig was, en langzaam liep ze met haar arm door die van Neña naar de deur van het washok.
Binnen in de barak heerste de gewoonlijke spanning die er altijd hing op de avonden van de rituelen. Hier en daar zaten vrouwen in witte jurken op bedden en de anderen zaten in groepjes om hem heen. Iedereen was solidair met elkaar omdat alle vrouwen wisten hoe erg het was en hier en daar werd zacht gehuild of gepraat. De hele barak was gevuld met de sterke geur van de heilige oliën van de Heilvaders.
De nare sfeer drukte zwaar op Ayleths schouders. Het herinnerde haar weer even hard aan wat er moest gebeuren en dat nam het wat meer geruststelde gevoel dat Neña’s ontspannende aanrakingen grotendeels weg. Ze slikte en liep met Neña de barak door: ze liet zich neerzetten op een bed in een rustiger hoekje, naast Gaila, die alleen op haar bed voor zich uit lag te staren. Ze had geen witte jurk aan. Niemand wist precies waarom omdat Gaila nog altijd niet praatte, maar ze hoefde die avond in ieder geval geen avondritueel te doen. Ayleth was blij toe: ze had er veel voor gegeven om te voorkomen dat Gaila opnieuw aan Brom toegewezen zou worden als dat niet het geval was geweest.
Neña zette Ayleth voorzichtig op het bed in de barak neer. Toen ze zat, boog ze wat naar haar toe en streek even over haar haar.
‘Ik ga even naar Lisla, goed?’ vroeg ze. ‘Zij moet ook in de eerste ronde en ik had beloofd nog even bij haar langs te gaan om haar moed in te spreken. Ik ben zo terug, oké?’
Ayleth, die al voor een groot deel weer werd overgenomen door de nerveuze sfeer in de barak, knikte wat afwezig. Ze voelde vaag hoe Neña nog een keer over haar haar streek en zag dat ze overeind kwam. De schim van Neña’s werkjurk draaide zich om en verdween toen naar de andere kant van de barak, uit Ayleths gezichtsveld.
Ayleth schonk echter geen aandacht aan het verdwijnen van Neña, noch aan iets anders in haar omgeving. Het was of haar hoofd zich tegen het confronterende geluid van de huilende vrouwen probeerde af te sluiten en ze zakte weer weg in haar eigen gedachten. Ze was toch zenuwachtig, ook al was Beliëth niet slecht voor haar geweest, de vorige keer. Ze begon last van haar buik te krijgen nu de spanning erger werd en haar keel werd droog. Gek genoeg was ze niet nerveus omdat ze bang voor hem was. Ze was nerveus omdat ze dat juist niet was.
‘Ayleth.’
Ayleth werd uit haar gedachten opgeschrikt toen iemand haar naam zei. De stem was schor, alsof hij lang niet gebruikt was, maar hij kwam haar wel bekend voor. Ze had hem echter een tijd niet gehoord en daardoor duurde het even voor ze hem kon plaatsen. Pas toen ze weer volledig tot haar positieven kwam, realiseerde ze zich dat het Gaila was.
Ayleth was gelijk klaarwakker uit haar halfverdoofde toestand. Ze draaide haar hoofd opzij en zag dat Gaila haar aankeek. Ze had het goed gehoord. Gaila had tegen haar gesproken. Voor het eerst sinds maanden had ze weer iets gezegd.
‘Gaila,’ zei Ayleth schor. Ze kwam overeind en snel liep ze naar Gaila toe. Het meisje volgde haar met haar ogen, voor het eerst sinds tijden, en met een immens gevoel van opluchting sloeg Ayleth haar armen om haar heen. Ze omhelsde Gaila en hield haar tegen zich aan, met haar ogen dicht en een hart dat luid in haar borst bonkte. Ze hoorde Gaila nog een keer haar naam noemen, gedempt tegen haar lichaam.
Snel liet ze het meisje weer terug op het kussen zakken.
‘Gaila,’ zei ze terwijl ze over haar haar streek. ‘Ik ben zo blij dat je weer praat. Wat is er?’
Gaila keek haar aan. Ze zag er nog steeds niet goed uit, haar gezicht was te mager en haar huid bleek en grauw, maar het starende, afwezige in haar ogen was een heel klein beetje afgenomen.
‘Het gaat om je partner,’ zei het meisje schor. ‘Je moet niet bang voor hem zijn. Je moet hem niet haten. Hij is een goede man.’
Ayleth keek haar even aan, maar schudde toen wat verward haar hoofd. Wat bezorgd legde ze haar hand op die van Gaila, voelend of ze koorts had, of ijlde.
‘Ik begrijp niet wat je bedoelt, Gaila,’ zei ze. ‘Voel je je goed? Heb je het warm?’
Maar Gaila schudde haar hoofd.
‘Ik ben niet ziek,’ zei ze. ‘Ik weet wat ik zeg. Ik bedoel Beliëth, je partner. Je moet hem niet haten, Ayleth. Door hem kan ik nu hier blijven, hoef ik niet terug naar Brom. Hij is degene die de dokter heeft overgehaald me af te keuren. En hij is degene die ondanks dat dat hem verboden was ingreep bij mijn ritueel toen Brom me pijn deed. Hij wist dat ze hem zouden straffen en toch koos hij ervoor mij te helpen.’ Ze keek Ayleth aan. ‘Je moet hem niet haten, Ayleth. Hij haat jou ook niet. Hij houdt van jou.’
Er trok een vreemde sensatie door Ayleths lichaam. Het was een schok, of er water over haar heen werd gestort, maar tegelijkertijd voelde het alsof het warm water was, aangenaam water. Haar hart sloeg te hoog in haar borst en het suisde in haar oren. Ze kon het niet bevatten.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Ook hier weer een stukje erbij! ")

____________________________________________________________________________________

‘Ik…’ zei ze. ‘Hoe…’ Maar toen begonnen er dingen op zijn plaats te vallen. Gaila moest gelijk hebben, realiseerde ze zich. Ze had gehoord dat iemand Gaila had gered van Brom, die avond, maar ze had niet kunnen achterhalen wie het was geweest. En de dagen erna, na die avond van de eerste rituelen, had Beliëth zich zo vreemd bewogen, zo stijf, en bij haar eigen ritueel had ze de striemen op zijn rug gezien. En…
Ayleth knipperde met haar ogen. Wat verdwaasd schudde ze haar hoofd.
‘Maar…,’ bracht ze uit. ‘Waarom…’
Gaila stak haar hand naar haar uit en raakte haar gezicht aan. Ze streelde haar op de manier waarop Beliëth haar in haar droom over haar wang had gestreeld.
‘Ik heb het gezien,’ zei ze. ‘Toen hij me terugbracht, na de keuring, heb ik het gezien.’
Ayleths hart werd terstond drie keer zo zwaar toen ze het zich realiseerde, toen ze de betekenis van Gaila’s woorden begreep. Ze had het niet gedroomd, vannacht. Ze had niet gedroomd dat Beliëth bij haar had gestaan in de barak, dat hij haar had toegedekt en haar gezicht had aangeraakt. Ze had het niet gedroomd. Hij was echt bij haar geweest. Hij had naar haar gekeken met die uitdrukking op zijn gezicht en haar gestreeld op die zachte manier. Zijn hand had zo echt gevoeld in de hare omdat hij dat ook geweest was.
Nog totaal overdonderd werd Ayleth opgeschrikt uit haar gedachten toen er geluid door de barak klonk. Vaag zag ze dat de deur open was gegaan. Er viel een koude luchtstroom naar binnen en er stonden soldaten in de deuropening. Dwars door haar roes heen hoorde ze ze praten, met stemmen die galmend de ruimte vulde. Ze hoorde haar eigen naam vallen. Eén van de soldaten keek haar richting uit.
Nog even bleef Ayleth voor zich uit zitten staren, maar toen, als vertraagd, vanzelf, kwam haar lichaam overeind. Als verdoofd liep ze de barak door, had het gevoel dat ze zweefde, dat alle vrouwen die haar onderweg aanraakten en sterkte wensten wegvielen. Alleen die gedachte in haar hoofd was er nog, ook toen ze de barak uitliep en de buitenlucht haar omhulde. Hij was het echt geweest. Ze had het niet gedroomd. Hij had haar aangeraakt zoals haar vader altijd had gedaan. Het was geen hersenspinsel geweest.
Beliëth was een goede man. En hij hield van haar. Hij hield echt van haar.

Beliëth

Ruim een halfuur na zijn aanvaring met Brom liep Beliëth door het Irfaanse landschap naar de heuvel met de tenten. Hij voelde zich geagiteerd, nu, nog meer dan daarnet, na alles wat er gebeurd was. Broms woorden over Levyan en Ayleth hadden hem alles behalve gerustgesteld. Natuurlijk, hij wist heel goed dat hij Brom niet zomaar op zijn woord moest geloven: Brom deed immers alles om hem dwars te zitten en hij was net zo’n zuiger als Levyan, dus waarschijnlijk was hij door Levyan op de hoogte gesteld van diens vermoedens over Beliëhts relatie tot het meisje en zag hij dat als een mooie kans om hem om hem een trap na te geven. Natuurlijk, dat wist hij allemaal wel en de kans was groot dat hij het gewoon zei om hem te pesten, maar toch kon hij het niet van zich afzetten. Iets in zijn achterhoofd was bang dat het toch waar was, of dat Levyan de aanvoerdersdochter in ieder geval weer had opgezocht, al dan niet in de mate waarin Brom had beweerd. Misschien had hij beter op haar moeten letten. Waarom had hij niets aan haar gewerkt? Of had hij dat wel? Had ze niet een blauwe plek op haar gezicht gehad?
Die gedachte was niet bepaald geruststellend. In eerste instantie was Beliëth dan ook van plan geweest het de aanvoerdersdochter te vragen, haar ermee te confronteren, dan wel in de tent, dan wel een moment ervoor, maar Gars had hem dat afgeraden. Hij had gezegd dat niet te doen omdat het haar van streek kon maken en de situatie op het moment al erg genoeg voor haar was zonder dat hij ook nog dat soort dingen aan ging halen. Hij wist ergens wel dat Gars gelijk had, dus hij probeerde het van zich af te zetten. Dat was echter moeilijk, ook al deed hij zijn best: zijn gevoelens over wat hij nu moest doen waren al niet best en ze werden ook niet beter door het besef dat hij zo slecht op haar gelet had dat Levyan misschien kans had gezien weer in haar buurt te komen. Hij voelde zich dubbel schuldig, bij voorbaat al.
Zo kwam het dus dat Beliëth met zijn duimen in zijn wapenriem gehaakt en een wat strakke blik in zijn ogen naar de heuvel met tenten liep. Hij voelde een lichte spanning in zijn onderbuik die er vorige keer niet geweest was en daar ergerde hij zich aan. Hij probeerde het te negeren, maar toen hij om de bomen de hoek om kwam en de tenten op de heuvel in het oog kreeg, werd het strakke gevoel in zijn buik nog twee maal zo erg. Wat norsig en ongedurig liep hij verder de heuvel op.
Bij de ring van de Heilvaders aangekomen, maakte hij het godenteken voor hij de cirkel instapte. Toen hij naar binnen liep, kwam één van de Heilvaders naar hem toe: hij gooide alvast een spreuk zijn kant op en wees hem toen de tent die hem en de aanvoerdersdochter was toegewezen, de meest linker, die op het moment nog door één van de andere Heilvaders ingewijd werd in een poging de goden gunstig te stemmen. Met een gevoel van tegenzin dat steeds sterker werd liep Beliëth naar de plek die hem toegewezen was. De andere drie Irfaanse mannen waren er al en twee van hen groetten Beliëth toen hij naast hem kwam staan. De derde zweeg echter: dat was een jonge jongen die in gedachten verzonken voor zich uit keek en zo nerveus leek dat hij niet eens merkte dat er überhaupt nog mensen om hem heen stonden. Gars stond verderop, bij twee van de andere Heilvaders onder de boom: hij knikte naar Beliëth toen die aan kwam lopen en Beliëth kwam naar hem terug.
Beliëth ging op zijn plek staan, wendde zijn blik van de anderen af en wachtte op het verdere verloop van de procedure. Lang hoefde hij echter niet te wachten, want schijnbaar was hij laat geweest: hij stond nog geen minuut toen hij verderop al voetstappen hoorde. Hij keek opzij en het duurde niet lang voor hij verderop gedaanten in het donker de heuvel op zag komen. Hij herkende vier soldaten en vier Leodaanse vrouwen aan hun zijde. De aanvoerdersdochter liep achteraan. Ze keek voor zich uit terwijl de soldaat haar aan haar arm meevoerde naar de cirkel en aan haar ogen zag hij dat ze er met haar gedachten totaal ergens anders leek te zitten.
Het vervelende gevoel in zijn maag werd nog erger bij het zien van het afwezige gezicht van de aanvoerdersdochter en Beliëth wendde zijn blik weer af. Hij keek voor zich uit en hield zijn blik op de tent gericht terwijl hij hoorde dat de soldaten de vrouwen voor de stenenrand stilzetten en de Heilvaders hen inwijdden voor ze de heilige grond betraden. Toen kwamen de voetstappen dichterbij en er liepen figuren langs hem heen. Hij kon de geur van de oliën en de aanvoerdersdochter ruiken toen ze voor hem werd neergezet en even deed hij zijn ogen dicht. Verderop hoorde hij dat de Heilvaders met hun inzegeningen begonnen.
Beliëth deed zijn ogen weer open. Hij keek op, naar het meisje tegenover hem. Ayleth keek niet naar hem: haar blik was op een dood punt ergens tussen hen in gericht, starend, met haar ogen een fractie vergroot. Haar blauwe ogen waren helder en haar lange haar hing glad en glanzend langs haar rug naar beneden. Het stak hem hoe mooi ze was, maar tegelijkertijd stak de uitdrukking die haar zo mooi maakte hem. Ze leek afwezig, niet in het hier en nu, en dat herinnerde hem er weer pijnlijk aan hoe vreselijk dit voor haar was, hoe bang ze moest zijn. Het strakke gevoel in zijn buik schoot even omhoog naar zijn hart en hij wendde zijn blik weer af. Het schuldgevoel werd daar echter niet minder door.
Toen de Heilvaders hun inzegeningen hadden afgerond, liepen ze naar de tenten. Eén van hen maakte de flap van Beliëths tent los en hielden hem open. Beliëth stapte opzij en Ayleth werd langs hem heen richting de flap van de tent geleid. Haar uitdrukking was nog steeds onveranderd, starend, afwezig. Het was een vreemde uitdrukking, niet echt bang, maar eerder wat overdonderd, alsof ze van haar apropos was. Beliëth keek naar haar terwijl ze de tent in verdween, maar hij kon niet precies iets uit haar gezicht opmaken. Hij wendde zijn blik af en liep achter haar aan de tent in.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

Hey Jeetje! Ik plaats even een berichtje om je te vertellen dat ik een inhaalslag aan het maken ben. :)
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha super Romy, fijn dat je er nog bent! :D als ik het nalees zie ik echt onwijs veel fouten en niet lopende zinnen, het is een eerste versie dus vergeef me daarvoor :) ik ga het zo spoedig mogelijk nakijken! Thanks voor je update in ieder geval! Hoe veel moet je nog?
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

Ach, een eerste versie kan nooit zonder fouten zijn, dat komt later wel goed, Ik ben nu op 't moment dat Ayleth Levyan weer ontmoet, yeeeeeeah. Ik hou van sadistische personages. :')
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

Ik moet nog 6 stukjes. Voor nu stop ik even. Het is vet veel.
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Doe er alvast weer een klein stukje bij langzaamaan:)

______________________________________________________________________________________________

Eenmaal in de tent was Ayleth blijven staan op dezelfde plek als de vorige keer. Terwijl de flap achter hen werd dichtgemaakt liep Beliëth langs haar heen, naar de tafel met de kom erop, waar hij vorige keer zijn kleding opgelegd had. Ook nu deed hij dat. Hij wierp nog één blik op Ayleth, die nog steeds midden in de tent voor zich uit stond te staren, en begon toen de veters van zijn armkappen los te maken. Hij trok ze los en legde één van de kappen op tafel neer, in de stilte in de tent die steeds nadrukkelijker begon te worden. Hij keek voor zich uit en begon ook de andere armkap los te maken, nog even, maar toen werd de stilte zo zwaar dat hij hem niet meer kon negeren. Het kon zo niet. Er moest iets gebeuren.
De bewegingen van Beliëth hand stopten, vertraagden. Even stond hij stil, maar toen deed hij zijn ogen dicht. Hij liet de lucht uit zijn longen ontsnappen, zette zijn handen op de tafel voor hem en leunde naar voren. Even bleef hij zo staan.
‘Het spijt me, Ayleth,’ zei hij toen. ‘Het spijt me, voor dit, voor dat met je vader, voor dat ik je niet de bescherming kon bieden die je nodig had. Het spijt me dat ik je dit aangedaan heb, en de andere Leodaanse vrouwen. Ik wou dat ik het terug kon draaien, dat ik een beter mens was geweest, maar dat kan ik niet. Het spijt me.’
Nog even keek hij voor zich uit, maar toen het stil bleef, draaide hij zijn hoofd haar kant op. Ze stond nog steeds halverwege de tent, bewegingloos, met ietwat vergrootte ogen, maar nu keek ze hem aan.
Beliëth wendde zijn blik weer af.
‘Brom zei dat Leyvan je lastig had gevallen,’ zei hij. Hij schudde zijn hoofd wat. ‘Als dat waar is, spijt het me dat ik je niet tegen hem heb kunnen beschermen. Ik had beter op moeten letten. Ik ben teveel met mezelf bezig geweest de laatste tijd.’ Hij zweeg even, maar opnieuw bleef het stil. Hij draaide zijn hoofd weer naar Ayleth om. Ze stond hem nog steeds aan te staren, bewegingloos, als verstard. Hij kon de blik in haar ogen niet thuisbrengen, maar ondanks dat alarmeerde hij hem toen ze nog steeds niets zei.
Zijn hand gleed van de tafel en hij draaide zich wat naar haar om.
‘Ayleth?’ vroeg hij. ‘Wat is er?’
Ze bleef hem met grote ogen aankijken. Haar blik was vreemd, alsof ze hem nu pas voor het eerst zag. Hij kon haar ademhaling horen in de stilte van de tent.
Toen ze nog steeds niets zei, wilde Beliëth naar haar toe lopen, maar toen de aanvoerdersdochter plotseling licht haar hoofd schudde, liet hij zich daarvan weerhouden. Haar ogen keken naar die van hem. Toen deed ze haar mond open.
‘U heeft Gaila geholpen,’ zei ineens schor. Haar stem klonk vreemd, na de lange stilte in de holle ruimte. Beliëth had dit onderwerp ook als laatste verwacht en hij zweeg, even. De aanvoerdersdochter schudde echter opnieuw licht haar hoofd.
‘U heeft haar geholpen, toen Brom haar pijn deed tijdens het ritueel,’ zei ze. ‘U heeft haar bij hem weggehaald ongeacht de gevolgen die dat voor uzelf zou hebben. En u heeft ervoor gezorgd dat ze vanavond uitgesloten werd van de procedure. Ze heeft het me verteld, daarnet. Ze wilden haar inzetten vannacht en u heeft haar laten afkeuren. U heeft haar gered.’
Beliëth had haar zwijgend aangekeken, al die tijd, maar bij die laatste woorden wendde hij zijn blik af.
‘Ik heb haar niet gered,’ zei hij. ‘Ik heb haar alleen uitstel gegeven.’ Hij trok de half losgemaakte armkap los van zijn pols en gooide hem op de tafel. ‘Het is waar, wat je laatste zei. Wat we doen, met jullie, is… barbaars. Als ik-’
Maar voor hij uit kon spreken, voor hij halverwege zijn zin was, was Ayleth in beweging gekomen. Ze Ze was bij hem voor hij doorhad dat ze zijn kant uit kwam en plotseling verscheen haar gezicht in zijn blikveld. Hij liet zich door haar het zwijgen opleggen toen ze haar hand ophief en twee vingers tegen zijn lippen legde.Zijn ogen gleden naar haar gezicht en vonden die van haar. Ze keek naar hem, naar zijn gezicht, met een blik in haar ogen die hij niet eerder bij haar gezien had. Haar ogen gleden over die van hem.
‘Al die tijd,’ zei ze, terwijl haar vingers tegen zijn lippen bleven rusten. ‘Al die tijd heb ik geprobeerd u te haten. Al die tijd heb ik geprobeerd u als een slechte man te zien. En het heeft al die tijd geduurd, tot nu, voor ik kon inzien dat dat me niet lukte omdat u geen slechte man bent. U heeft slechte dingen gedaan, dezelfde slechte dingen als uw koning en zijn soldaten en mijn vader en zijn soldaten, maar u bent geen slechte man. Dat is waarom het me niet lukte. Dat is waarom het me niet lukte te stoppen van u te houden.’
Ze keek hem aan, naar zijn ogen, naar zijn gezicht, en hij keek naar haar terug. Hij voelde haar zachte vingertoppen langs zijn lippen omlaag glijden, naar zijn kin, en zacht streelden ze daar over zijn huid. Haar ogen volgden de hare toen ze naar zijn lippen gleden en vonden ze weer toen ze die van hem weer zochten. Haar aanraking was warm en haar ogen keken naar die van hem.
‘Ik hou van u,’ zei ze. ‘Ik hou van u omdat u een goede man bent. Net als mijn vader.’
Beliëth zei niets. Hij keek naar haar terug, zwijgend, zich nog maar deels bewust van het gevoel in zijn buik, de spanning die volledig onder haar aanraking verdwenen was, zich volledig bewust van haar geur, haar blauwe ogen, de warmte van haar lichaam zo dicht bij dat van hem. Er zette iets anders op in zijn buik en nog even keken ze elkaar aan, terwijl haar vingers zacht langs de lijn van zijn kaak gleden en haar prachtige ogen die van hem vasthielden. En toen, op precies hetzelfde moment, zo plotseling als een bliksemslag, kwamen hun gezichten naar elkaar toe. Hun lippen vonden elkaar in één keer, perfect, als vanzelf, en ze zoenden elkaar. Hij pakte haar gezicht vast en et als vorige keer was het alsof alles samenviel toen hun lichamen elkaar raakten. Alles begon te draaien, te zweven, te tintelen, alsof er iets magisch over hen uitgegoten werd, en Beliëth deed zijn ogen dicht en hij voelde haar prachtige, fijne gezicht in zijn handen, haar lippen op die van hem, en alles werd warm binnenin hem, warm en zacht als vloeibaar geluk dat door zijn aderen trok. Het was zo intens, alleen het gevoel van haar lippen op de zijne al, dat hij haar het liefste nooit meer losgelaten had.
Na een tijdje, toen haar lippen van elkaar loskwamen en ze elkaar aankeken, zag hij het ook in haar ogen. Ook zij voelde hetzelfde, diezelfde warme aantrekkingskracht, die zwaartekracht die hen naar elkaar toe leek te duwen. Hij zag dat zij hetzelfde voelde als hij. Ze had de waarheid gesproken net. Ze hield echt van hem. Ze hield van hem zoals hij van haar hield.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Zo mooi dat ik op dit moment met kippenvel op mijn armen dit berichtje aan het typen ben.
Wow echt heel ontroerend! Ik heb inderdaad een aantal foutjes gevonden maar die zijn er denk ik snel uit te halen als je het nog eens doorleest.
Ik vind zoals altijd dat je heel vlot en aangenaam schrijft :) Meer ;)
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Heel erg bedankt voor je leuke reactie Nele, echt tof dat je zo meeleeft :) het volgende stukje ga ik waarschijnlijk inkorten/eerder afkappen maar daar ben ik nog niet aan toegekomen, dus even in zijn geheel :) nogmaals dank! :)

________________________________________________________________________________
Nog even keken Beliëth en de aanvoerderstdochter elkaar aan. Ze streek nog een keer langs zijn lippen, streelde even met haar duim langs zijn wang, liet haar hand langs zijn hals omlaag glijden. Toen liet ze hem los. Zonder haar ogen van de zijne af te wenden, zette ze een stap achteruit, bij hem vandaan. Haar handen gingen terug naar haar eigen lichaam en daar begon ze, zonder haar blik van die van hem af te wenden, de knopen van haar jurk los te maken. Beliëths ogen gleden even naar haar handen, maar vonden al gauw haar ogen weer, haar prachtige, blauwe ogen in haar fijne gezicht, en hij bleef naar haar gezicht kijken tot ze de laatste knopen losgemaakt had en haar handen teruggingen naar de lijn van haar decolleté. Even keek ze hem aan, en toen trok ze langzaam de beide zijden van de jurk naar weerskanten opzij. De jurk viel open, steeds verder, ontblootte haar lichaam beetje bij beetje meer en viel uiteindelijk langs haar schouders en armen heen naar beneden op de grond. Ayleth bleef tegenover hem staan, haar blik op zijn gezicht gericht, zonder te bewegen, en Beliëth keek naar haar prachtige lichaam. Ze was prachtig, rank, maar toch krachtig. Bij haar armen en haar buik zag hij licht spieren onder haar huid door het zware werk op stal en haar blanke huid was perfect egaal. Boven de lijnen in haar buik zag hij de lichte lijn van haar ribben en daarboven twee kleine, maar volmaakt ronde borsten, die perfect in proportie waren bij de rest van haar lichaam. Hij kon zijn ogen niet van haar afhouden. Ze was de mooiste vrouw die hij ooit gezien had.
Beliëths blik ging weer terug naar die van Ayleth. Hij keek haar aan, zij keek hem aan, nog even, en toen liep hij naar haar toe. Ayleth draaide haar gezicht naar hem toe, hij pakte haar vast en zoenden elkaar weer. Haar lippen waren warm en zacht en hij voelde haar warme lichaam tegen dat van hem, haar zachte borsten tegen zijn borst en haar heupen tegen de zijne. Hij liet zijn handen omlaag glijden, van haar gezicht naar haar hals en nog verder, en sloot ze daar om haar borsten, streelde ze, en Ayleths adem stokte tegen zijn lippen aan en haar ogen gleden dicht. Ze klemde haar armen om zijn nek terwijl hij haar in haar hals kuste en haar borsten streelde en haar warme handen over zijn rug gleden. Toen hij zijn hoofd weer naar haar oprichtte, vonden hun lippen elkaar weer en al zoenend verplaatsten begonnen ze zich door de tent te bewegen, zo soepel, vanzelfsprekend, alsof het allemaal vanzelf ging. Het was of ze elkaar perfect aanvoelden.
Zonder de zoen te onderbreken verplaatsten ze naar het bed, rustig, met nog steeds die sterke warmte tussen hen in. Beliëth hield de aanvoerdersdochter vast en zacht liet hij haar op haar rug op het bed neer zakken. Ayleth hield zijn gezicht in haar handen en ze voerde hem met zich mee, zodat zijn lichaam op dat van haar eindigde, en toen gleden haar handen naar zijn rug. De zoen werd een seconden onderbroken toen ze gezamenlijk zijn shirt over zijn hoofd trokken, maar ze hervatten hem al gauw weer. Ayleths handen streelden over zijn bovenlichaam, over zijn rug en zijn borst terwijl ze elkaar weer kusten en haar aanrakingen zetten een warm gevoel in zijn onderbuik in gang. Dat gevoel werd nog sterker toen haar handen langs zijn buik omlaag gleden en ze daar de veter van zijn broek begonnen los te maken. Hij hielp haar met zijn ene hand en liet de andere tussen haar benen verdwijnen: haar adem kwam in een zachte kreun over haar lippen toen hij haar daar streelde en de spieren in haar buik spanden zich. Ze keek even naar hem, maar toen gleden haar ogen alweer dicht en ze draaide haar hoofd opzij zodat hij haar in haar nek kon kussen, terwijl ze met beide handen de rand van zijn broek omklemde. Hij bleef haar even strelen, onderwijl haar hals en haar borsten kussend en strelend, tot hij voelde dat ze gevoeliger begon te worden voor zijn aanrakingen. Toen hij het idee had dat ze rustig was, volledig ontspannen, bracht hij zijn hand weer tussen hen in omlaag en duwde de voorkant van zijn broek wat naar beneden. Ayleths ogen gingen wat open en ze keek hem aan terwijl ze haar handen om zijn onderarm sloot en hem stevig vasthield. Haar blik ging even omlaag toen hij zijn onderlichaam dichter naar dat van haar bracht, maar haar ogen gingen alweer dicht toen hij bij haar binnenkwam. Haar adem bleef in haar keel steken en haar lichaam drukte even tegen dat van hem. Het voelde goed nu, vele malen beter dan de vorige keer: hij voelde geen weerstand meer en het ging zo soepel dat het haar geen pijn meer deed.
Even bleven Beliëths en Ayleth zo liggen, stil, terwijl Beliëth op zijn armen steunde en ze met licht versnelde ademhaling naar hem opkeek. Even keken ze elkaar aan, maar toen boog hij naar haar toe en ze kusten elkaar weer, tot hij zijn heupen de eerste keer bewoog. Het was en rustige, vloeiende beweging en opnieuw stokte haar adem in haar keel. Haar ogen vielen dicht en haar armen klemden zich om zijn nek, haar handen in zijn haar, en hij voelde de huid van haar bovenbenen zacht en warm langs zijn middel. Ze kusten elkaar weer, terwijl de warmte tussen hen zich nog verder uitbreidde en er een warm gevoel in zijn onderbuik opzette dat zich door zijn hele lichaam verspreidde. Ze trok hem naar zich toe en haar ene hand omklemde zijn hoofd en de andere gleed over zijn onderrug, en ze gingen verder, en verder en verder, terwijl ze elkaar liefkoosden en vasthielden en op vele verschillende manieren beminden. Ze gaf zich volledig aan hem over en hij kon zijn handen niet van haar afhouden, wilde haar de hele tijd aanraken, kussen, haar zachte huid voelen en proeven en de warmte van haar lichaam tegen dat van hem voelen. Nog nooit van zijn leven had hij zodanig het gevoel gehad dat hij zo samen één was met iemand, dat hij zich in een andere dimensie bevond, die alleen bestond uit hun lichamen en de warme geestelijke connectie tussen hen in, en nog nooit van zijn leven had hij zo’n geweldig gevoel in zijn lichaam gehad. Nog nooit van zijn leven had hij zo van iemand gehouden.



Hoofdstuk

Na die avond in de tent was de geest uit de fles. De dagen erna waren onbeschrijflijk. Ayleth voelde zich geweldig, beter dan ze zich ooit gevoeld had. Ze voelde zich constant warm en rozig, haar lichaam gloeide en haar gezicht straalde. Nu het eenmaal gebeurd was, nu ze had toegegeven aan haar gevoelens voor Beliëth en echt met hem samen was geweest, waren al haar twijfels en alle weerstand tegen hem verdwenen. Nu ze het eenmaal liet gebeuren, voelde ze zich er beter door dan door wat dan ook.
Ayleths schuldgevoel was nog licht aanwezig, maar kleiner dan ze van tevoren gedacht had. Soms stak het even aan ze aan haar vader dacht, aan wat Beliëths aandeel in zijn dood was geweest, maar telkens als de overblijfselen van de stokslagen op zijn rug en de wond in zijn schouder zag, die voortkwam uit de pijl die door hem heen was geschoten toen hij Gaila had willen helpen, relativeerde dat alles automatisch een beetje. Beliëth had geboet, voor wat hij gedaan had, een beetje, en zijn goede daden trokken die slechte een beetje recht. Hij had het leven van haar vader genomen, maar dat van Gaila gered, weten te sparen. Dat besef, die compensatie schepte wat rust in de chaos in haar hoofd die eerst zo moeilijk te controleren was geweest.
Nu Ayleth zich er bij neer had gelegd dat het was zoals het was, ze haar gevoelens geaccepteerd had, bracht ze meer en meer tijd met Beliëth door. Ze wilde constant bij hem zijn, hem kussen, hem aanraken, met hem praten, en geregeld zochten ze elkaar op, een paar keer per week, meestal iedere dag wel een keer. Ze moesten voorzichtig zijn, het was niet de bedoeling dat iemand iets merkte omdat hun relatie niet toegestaan en waarschijnlijk uitgebuit zou worden, maar toch vonden ze manieren om toch samen te kunnen zijn. Ze beminden elkaar regelmatig in de hooiberg en in één van de afgesloten kamers bij de stallen en praatten ‘s avonds met elkaar wanneer Ayleth staldienst had en ze bezig was met Abijah als er verder niemand aanwezig was. Een enkele keer, als het er rustig genoeg voor was, smokkelde Beliëth haar mee het koningshuis in en sliep ze een nacht bij hem op zijn kamer, maar nu samen met hem in zijn bed, in plaats van in haar eentje zoals de eerste keer dat ze bij hem had geslapen. Het was altijd fijn om tijd met hem door te brengen, op welke manier dan ook, en telkens als ze een tijd in zijn aanwezigheid had doorgebracht, had ze weer dat rossige gevoel dat ze ook na die eerste nacht in de tent had gehad.
Het was net zo’n dag toen Ayleth na een intiem samenzijn met Beliëth samen met hem bovenop de balen stro in de schuur bij de stallen lag. Het grootste deel van hun kleren lag naast hen op de strobalen en een schone, dunne paardendeken bedekte hen vanaf hun middel naar beneden. Ayleth lag op haar zij naar Beliëth toe, die naast haar lag naast haar met zijn armen onder zijn hoofd en zijn ogen dicht. Ayleth lag met haar hoofd op zijn schouder en maakte met een losse strohalm onzichtbare tekeningetjes op de huid ban Beliëths borst.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

En nu? En nu? Wat gebeurt er???
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha geen zorgen Nele, even een rustpuntje :)

________________________________________________________________
Terwijl ze lijntjes trok over zijn huid, kwam ze na verloop van tijd bij de brandplek op zijn borst uit. Het stro’tje in haar handen kwam tot stilstand toen hij de structuur van de plek dreigde te passeren. Ayleth keek ernaar, even, en toen bracht ze haar hand opzij. Ze liet het strohalmpje weer naast zich weer in het stro vallen en streek toen met haar hand over de plek op Beliëths borst.
‘Beliëth,’ vroeg ze. ‘Hoe kom je hier eigenlijk aan?’
Beliëth, die schijnbaar een beetje lag te soezen, bewoog niet.
‘Hm?’ hoorde Ayleth hem boven haar hoofd zeggen.
Ze streek met haar vingers over de rand van de rand van de brandplek.
‘Deze plek,’ zei ze. ‘Waarom heb je die gekregen? Wat had je gedaan?’ Ze bleef over de onregelmatige structuur van zijn huid strelen terwijl ze wachtte, maar in eerste instantie zei Beliëth niets. Even dacht ze dat ze iets verkeerds had gevraagd, maar toen hij sprak, klonk zijn stem neutraal, al was zijn antwoord niet veelzeggend. ‘Iets wat niet mocht,’ hoorde ze hem boven haar hoofd zeggen.
Ze streek over de plek en draaide haar hoofd naar hem om. Ze legde haar armen op zijn borst, liet haar kin erop steunen en keek naar zijn gezicht. Hij had zijn ogen nog steeds dicht.
‘Wat dan?’ vroeg ze. ‘Wie heeft het gedaan? De koning voor Bagemanos?’
Beliëth bleef met zijn ogen dicht op het stro liggen.
‘Nee, de koning daarvoor. Ijelgano. Hij was eerst raadsheer en wist via slimme spelletjes te zorgen dat hij uiteindelijk op de troon terecht kwam. Hij was een echte klootzak. En niet helemaal goed bij zijn hoofd. Dat komt veel voor, bij hooggeplaatste personen in Irfan.’
Ayleth keek naar zijn gezicht.
‘Wat had je dan gedaan?’ vroeg ze. ‘Dat hij je strafte?’
Ze had min of meer verwacht dat Beliëth haar antwoord zou ontwijken, dat hij er niet over wilde praten, maar dat was niet het geval.
‘Eigenlijk had het in eerste instantie niet veel met hem te maken,’ zei Beliëth. ‘Met Ijelgano zelf, bedoel ik. Ijelgano had een vrouw, namelijk, en die was al net zo onsympathiek als haar metgezel. Ze had een hele rits personeel, bedienden en wat raadsheren voor de goden weten wat.’
Ayleth voelde dat Beliëth zijn arm om haar schouders legde en dat hij zacht met zijn vingers over haar ruggengraat streek. Ze kreeg kippenvel van het gevoel wat dat veroorzaakte en deed even haar ogen dicht.
‘Op een dag deed één van haar bedienden iets verkeerd, ik weet niet meer wat precies wat. Het was een meisje, een jong meisje, en ik geloof dat ze één of ander duur geschenk dat ze ooit van de koning had gekregen had laten vallen met schoonmaken. De koningin werd woedend en wilde dat het meisje gestraft werd. Omdat ik toen al een hoge positie in het leger had, haalde ze mij daarvoor naar haar kamer toe.’
Ayleth deed haar ogen weer open. Ze keek naar Beliëths gezicht terwijl hij verder praatte.
‘Toen ik aankwam, zat het dienstmeisje doodsbenauwd op de grond. Het was een jong kind en net als al het andere personeel was ze als de dood voor de koningin en de koning. Ze waren erg van de lijfstraffen, toen, nog meer dan nu, en ze gaf me een pook en eiste dat ik de handpalmen van het meisje zou branden, zodat ze er altijd aan herinnerd zou worden dat ze nooit meer iets mocht laten vallen. Ik weigerde, en omdat een soldaat de koning en de koningin niets mag weigeren, werd ze kwaad. De koning werd gehaald en natuurlijk gaf hij zijn vrouw gelijk. Hij vond het niet leuk als zijn gezag ondermijnd werd. Toen hij me beval te doen wat ze gevraagd had en ik alsnog weigerde, liet hij een paar van zijn wachten me op mijn knieën drukken en mijn shirt openscheuren. Hij brandmerkte mij met de pook die ik voor het dienstmeisje had moeten gebruiken, omdat ik ongehoorzaam was geweest.’
‘Wat vreselijk. En het meisje?’
‘Ook. Haar beide handen, alsnog. Ze haalden een andere soldaat en die deed het wel. Ik werd gedegradeerd en het meisje stierf een paar weken later omdat één van de brandwonden geïnfecteerd was geraakt. Ik overleefde het. Ik was toen al bevriend met Gars en hij wist zo met de wond om te gaan dat hij schoon bleef.’
Ayleth slikte. Ze keek nog even naar hem, maar toen wendde ze haar blik af. Ze legde haar hoofd op zijn borst en keek voor zich uit
‘Wat een vreselijke mensen,’ zei ze. ‘Dat iemand anderen zoiets aan kan doen.’
Beliëths hand gleed over haar rug.
‘Ja, ze pasten goed bij elkaar,’ zei hij. ‘Ze waren een goed team, wat dat betreft. Op een manier zorgden ze voor elkaar, of voor het behoud van hun macht, voornamelijk.’
Ayleth keek weer naar Beliëth op.
‘En jij?’ vroeg ze. ‘Wie zorgde er voor jou?’
Beliëth streelde over haar rug. ‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, wie kwam er voor jou op? Heb jij nooit een vrouw gehad, of een vriendin, die voor je zorgde? Of kinderen?’
Beliëths ruwe hand streelde haar onderrug. ‘Voor zover ik weet niet, nee.’
Ayleth glimlachte. ‘Voor zover je weet? Dus de kans bestaat dat je ergens een vrouw rond hebt lopen die je vergeten bent?’
Beliëth glimlachte ook, nog altijd met zijn ogen dicht. ‘Nee, wat betreft kinderen, bedoel ik. Ik ben sowieso nooit getrouwd geweest. De meeste soldaten trouwen niet, in Irfan, dat is meer iets voor de ambachtslieden. Het is moeilijk je aan iemand te binden van wie je weet dat hij ieder moment gedood kan worden in de strijd. Losse relaties zijn makkelijker. Minder diepgang, minder hechting.’ Voor het eerst deed hij zijn ogen open. Hij sloot zijn arm om haar schouders en keek haar aan.
‘En jij?’ vroeg hij. ’Heb jij nog ergens een man rondlopen waar ik niets vanaf weet? Ik had altijd gedacht van niet omdat je geen ring droeg, maar misschien kun je me verassen.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Ayleth verras hem maar :)
Enkele foutjes gevonden: stro'tje moet strootje zijn en verassen moet verrassen zijn. Als je het over de vrouw van Ijelgano hebt staat er "wat raadsheren voor de goden weten wat." Die 'weten wat' kan gewoon weggelaten worden.
In het vorige stukje op het einde herhaal je nog eens 'naast haar'.
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Ok hier excuses voor de late reactie, hopelijk ben je er nog Nele! :-O
______________________________________________________________

Ayleth legde haar arm weer op zijn borst. Ze steunde erop en keek even langs hem heen voor zich uit, denkend aan Joseph. Toen wendde ze haar blik weer af. In een poging haar gedachten van zichzelf te houden, of ze af te leiden misschien juist wel, begon ze weer over de littekens op Beliëths borst te strelen.
‘Nee,’ zei ze. ’Ik heb geen man. Ik ben nooit getrouwd geweest.’ Ze was even stil. Ze merkte dat Beliëth zijn hoofd weer wilde laten zakken, gerustgesteld, misschien, en twijfelde even, maar toen zei ze toch: ‘Maar ik had wel een verloofde. Thuis, in Leodeth.’
Beliëths hoofd kwam weer omhoog. Ze voelde dat hij haar aankeek.
‘Ja?’ vroeg hij.
Ze knikte. Ze keek naar de wond in zijn schouder en liet haar vinger er zacht omheen draaien.
‘Ja. Joseph. Hij was de zoon van mijn vader zijn beste vriend.’
‘Hield je van hem?’
Ze staarde even naar de bewegingen van haar hand, in gedachten verzonken.
‘Dat dacht ik,’ zei te toen. ‘Voor een tijd wel, tenminste.’
‘En toen?’
Ayleth keek voor zich uit. ‘Toen kwam de Irfaanse aanval op de stad, die dag dat jij en de anderen kwamen aanvaren.’ Ze slikte opnieuw. ‘Toen verraadde hij mijn vader. Samen met zijn vader, mijn vaders beste vriend.’
Ze voelde dat Beliëth naar haar keek. Zijn ogen gleden over haar gezicht.
‘Wat gebeurde er?’
Ze keek weer naar zijn borst.
‘Ze gaven zijn leven voor de stad,’ zei ze. ‘Ze lieten hem sterven om zich niet over te hoeven geven.’ Nog een keer slikte ze. ‘Ze hebben hem laten vermoorden.’ Haar eigen woorden galmden na in haar hoofd en ze dacht weer aan Joseph, aan zijn gezicht in de Leodaanse toren, de woorden die hij en zijn vader hadden uitgesproken. Ze knipperde met haar ogen in een poging de beelden weg te krijgen.
‘Achteraf gezien, was het technisch gezien de meest logische beslissing. Maar de manier waarop ze het besloten, waarop ze er over praatten, was…’ Ze haalde haar schouders wat op. ‘Ik weet het niet. Ik dacht dat Borin, Josephs vader, Athalos’ vriend was, maar ze overwogen niet eens iets anders te doen om zijn leven te sparen. Ik weet dat ze geen hele stad voor hem hadden kunnen opofferen, maar… ik zou iemand van wie ik hield niet zomaar opgeven. En iemand van wie niet hou ook niet.’
Beliëth keek haar aan.
‘Nee? Wat had hij dan gedaan? Vechten?’
Ze keek naar hem op.
‘Nee,’ zei ze. ‘Als het mijn vriend was geweest, had ik zijn plaats genomen. Ik had mijn vaders plaats genomen als ik de kans had gehad.’
Beliëth streelde over haar rug. ‘Als je vader ook maar een beetje op mij lijkt, had hij dat niet toegestaan. Je vader was oud, hij had zijn leven gehad, rijkdom, strijd, kinderen. Jouw leven ligt nog voor je. Jij had nog kunnen genieten, kunnen leven, verliefd kunnen worden, kinderen kunnen krijgen. Dat had hij je nooit af willen nemen.’
Ayleth keek voor zich uit, even. Toen legde ze haar hoofd weer op zijn borst.
‘Ja,’ zei ze terwijl ze voor zich uitkeek. ‘Ik had nog veel kunnen doen. Maar nu niet meer.’ Ze keek naar hem op. ‘Nu kan ik alleen nog kinderen krijgen. Van een Irfaanse man.’
Beliëth bleef even stil. Toen gleed zijn hand langs haar rug omlaag en zei ook hij: ‘Ja. Van een Irfaanse man.’
Zijn hand bleef stilliggen op haar onderrug, waar hij zacht met zijn duim over haar huid streek. Even bleef het stil, bedenkelijk, terwijl ze allebei nadachten, aan hun eigen dingen, gedachtestromen. Ayleth keek voor zich uit, terwijl haar gedachten verder draaiden. Ze dacht aan de Irfaanse mannen, kinderen, aan haar toekomst. Ze slikte een keer.
‘Beliëth?’ vroeg ze toen. En boven haar hoofd deed Beliëth weer ‘Hm?’
Ayleth slikte weer. Ze was even stil, verzamelde moed, zocht de juiste woorden, maar toen vroeg ze: ‘Wat zal er gebeuren, nu? Als het weer niet… werkt?’
Beliëth had zijn hoofd weer laten zakken. Ze wist niet of hij zijn ogen ook weer gesloten had, maar ze vermoedde van wel.
‘Als wat niet werkt?’ vroeg hij.
Ayleth gebaarde automatisch wat naar zichzelf.
‘Als het niet lukt met ons,’ zei ze. ‘Als ik niet…’ Ze maakte haar zin niet af, maar ze wist dat dat ook niet nodig was. Door de context wist ze dat hij begreep wat ze bedoelde.
‘Dan gaat de procedure door,’ zei Beliëth boven haar hoofd. ‘Als alle uitslagen bekend zijn, maken de Heilvaders een nieuwe lijst, met alle vrouwen die niet zwanger zijn. Die wordt dan helemaal opnieuw ingedeeld.’
Ayleth keek voor zich uit. Ze pielde even aan haar nagel, maar keek toen om naar Beliëths gezicht.
‘Bedoel je dat ze ons dan een andere man geven?’ zei ze. ‘Dat ze iemand anders het laten proberen?’
Beliëth, die zijn ogen dicht had gehad, deed ze nu weer open. Hij draaide zijn hoofd wat haar kant op en keek even naar haar gezicht, alsof hij iets inschatte. Toen vond zijn blik de hare weer.
‘Ja,’ zei hij. ‘Ze herhalen het ritueel met een andere man. Die krijgt dan ook een ritueel en een herhalingsritueel in de hoop dat het dan wel lukt.’ Hij keek haar aan. ‘Het spijt me. Ik weet dat het geen leuk nieuws is.’
Maar Ayleth hoorde hem maar half. Ze keek voor zich uit, terwijl zijn woorden door haar hoofd spookten. Toen ze verder nadacht, zijn woorden tot haar doordringen, maakte een soort vrees zich van haar meester, die zwaar in haar buik bleef hangen.
‘En wat dan?’ vroeg ze terwijl ze voor zich uitkeek. ‘Wat als het dan nog niet werkt? Als je vier keer met een man samen bent geweest en je bent nog niet zwanger? Wat gebeurt er dan?’ Ze wachtte even, maar keek om toen Beliëth stil bleef. Ze zag dat hij naar haar keek, nog even, maar toen wendde hij zijn blik van de hare af. Hij zei niets.
Het gevoel van vrees in Ayleths buik werd zwaarder. Ze schoof wat verder naar hem omhoog.
‘Beliëth?’ vroeg ze. ‘Wat gebeurd er als je dan nog niet in verwachting bent? Krijg je dan nog een man toegewezen?’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

Ik moet nog 5 stukjes inhalen, dit ga ik een andere keer doen. Je schrijft erg uitgebreid, soms iets té uitgebreid. Wat je aan het begin van een stukje verteld, vertel je ook ergens in het midden van een stuk of aan het einde. Het is net een cyclus... Let daar even op. Het is best vermoeiend, 3x hetzelfde te lezen, haha. Fijn dat Gaila weer praat. Ik moet wel zeggen dat ze ineens heeeeeel veel praat na maanden lang niet te hebben gesproken. Misschien kan je d'r halve, stotterende zinnen laten zeggen? Ben benieuwd naar het vervolg. ;)
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

Toch verder wezen lezen. IK DENK DAT DIE VROUWEN KEIHARD WORDEN AFGEMAAKT ALS ZE NOG NIET ZWANGER ZIJN!!! :p
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Heb ook slechte voorgevoelens ivm de laatste vraag van Ayleth... Hopelijk verandert er nog iets aan hun situatie!!
En ja hoor ik ben er nog :D Zo'n goed verhaal wil ik niet laten liggen.
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank jullie wel meiden, top dat jullie er nog zijn! Romy excuses voor de fouten en de herhalingen, dit is echt een eerste versie en ik heb nog geen enkele keer de tijd gehad het na te kijken, dus het barst van de fouten en niet-lopende dingen. Als ik het na ga kijken schaam ik me waarschijnlijk dat ik het zo heb durven posten haha, dus excuses daarvoor. Ik ga het allemaal tig keer nalezen maar dat duurt nog een eeuw voor dat af en is en zo lang wilde ik jullie ook weer niet laten wachten :P vooral aan de volgende stukken en het verloop van gebeurtenissen moet nog het een en ander gebeuren maar hopelijk vinden jullie het niet erg het ondanks dat alvast in deze versie te lezen :)

________________________________________________________________________________________________________

Beliëth streek wat over de deken die over hen heen lag. ‘Nee. Maar zover zal het niet komen, Ayleth. Het komt wel goed.’
Ze schudde haar hoofd wat. ‘Ja, maar wat als het niet goed komt? Wat als het niet werkt, nu, of met de andere man? Wat dan?’
‘Daar hoef je je geen zorgen over te maken, Ayleth. Ik zal zorgen dat je niets gebeurt.’
Ze keek naar zijn gezicht.
‘Dat wat niet gebeurt?’ vroeg ze. ‘Toe, Beliëth. Wat doen ze als je na de tweede partner nog steeds niet in verwachting bent?’
Nog even keek Beliëth voor zich uit. Het was of hij eerst niets wilde zeggen, maar toen deed hij zijn ogen dicht. Ze hoorde dat hij een keer uitademde en zag dat hij met zijn hand over zijn gezicht streek. Nog even keek hij voor zich uit, maar toen keek hij naar haar om.
‘De vrouwen die na de vierde keer niet zwanger zijn, zullen als onvruchtbaar of door de goden ongewenst voor nageslacht beschouwd worden,’ zei hij. ‘Wat betreft de voortplanting zal het dan daarbij gelaten worden. Om een laatste doel te dienen, zullen de vrouwen die niet zwanger zijn geofferd worden aan de goden.’
Ayleths hart stond zowat stil. Verschrikt keek ze naar zijn gezicht. Wat overdonderd schudde ze haar hoofd.
‘Maar… bedoel je, dat ze… gedood worden?’
Beliëth keek haar aan. Haar hart zakte een meter omlaag toen hij knikte. Haar keel voelde ineens droog.
‘Zoals…’ bracht ze uit. ‘Zoals ze eerst zeiden, als we niet mee zouden werken? Op de berg, op de brandstapel?’
Beliëth knikte opnieuw. Een angstig gevoel maakte zich van Ayleth meester. Ze keek hem nog even aan, maar toen dwaalde haar blik af. Ze had het gevoel dat de schok haar verlamde en ze maakte aanstalten zich weer op zijn borst te laten zakken, maar ze voelde dat Beliëth haar vastpakte. Ze keek naar hem om en zag dat hij haar aankeek. Hij kwam wat overeind en nam haar gezicht in beide handen.
‘Maar dat zal niet gebeuren, Ayleth,’ zei hij. ‘Dat zal je niet overkomen, hoe dan ook. Daar zorg ik voor. Voor jou, en bij voorkeur voor de andere vrouwen ook.’ Hij streek even over haar gezicht. ‘Geen zorgen, aanvoerdersdochter. Ik zorg voor je, nu. Ik zal je beschermen zoals ik dat al veel eerder had moeten doen. Niemand zal je nog een haar krenken.’ Hij streek haar haar naar achteren en drukte een kus op haar hoofd. Ayleth deed even haar ogen dicht en legde haar hand op zijn arm, dat moment koesteren,d maar ze deed haar ogen weer open toen Beliëth zich weer op het stro liet zakken. Ze volgde zijn voorbeeld en liet haar hoofd weer op zijn borst rusten, voor zich uitstarend, in gedachten verzonken. Beliëths worden moesten geruststellend zijn, en dat waren ze ook wel, ergens, maar toch was ze er niet gerust op. Ze wist dat Beliéth de waarheid sprak en dat hij zou doen wat hij kon, maar ze wist niet of dat ook genoeg zou zijn. Ze had er een naar, vreemd onheilspellend gevoel bij.



In de dagen daarna was Ayleth best wel met Beliëts woorden over de toekomst van de Leodaanse vrouwen bezig. Ze maakte zich zorgen, niet alleen over zichzelf, maar ook over andere Leodaanse vrouwen. Al gauw in de dagen na het herhalingsritueel was gebleken dat er een paar vrouwen ook na het tweede ritueel niet zwanger waren, waaronder een schildersdochter uit het dorp en de vrouw die aan de Leodaanse ambachtsman gekoppeld was. Ook Gaila was één van hen, gezien zij haar laatste ritueel met Borm niet had hoeven voltrekken. Ayleth was daar blij om geweest, eerst, maar nu was ze er niet meer zo zeker van dat ze dat moest zijn. Ze betwijfelde ernstig of een samenzijn met Brom Gaila’s leven meer in gevaar had gebracht dan niet zwanger raken, nu ze wist wat het gevolg daarvan zou zijn, hoe wreed het alternatief ook mocht zijn. Ze vreesde voor hen allemaal, ook voor de vrouwen die opgelucht waren dat ze niet zwanger waren. Degene die dat wel bleken te zijn, moesten vaak huilen uit angst en teleurstelling. Het was de omgekeerde wereld, maar Ayleth durfde hen de waarheid nog niet te vertellen. Zij had zich ook beter gevoeld voor ze geweten had hoe het werkelijk zou zitten.
Ayleths eigen uitsluitsel liet echter nog even op zich wachten. Het was pas net na volle maan en pas over een paar dagen zou blijken of zij wel en niet zwanger was. Ondanks dat kreeg ze echter zo’n twee weken na het ritueel met een andere teleurstelling te kampen, die haar net zo goed weer hard met haar neus op de feiten drukte.
Het gebeurde ergens laat in de avond, toen ze terugkwam van haar werk op stal. Alles was nog normaal, toen ze terugkwam in de barak, tenminste, zo normaal als dingen de laatste tijd telkens waren. Toen ze naar binnen kwam, zag ze hier en daar wat vrouwen op het bed zitten met de andere Leodaansen er omheen. Er werd zacht gepraat en de aandacht van de meesten was gericht op de vrouwen in het midden. Hun gezichten vertoonden wisselende emoties, sommigen opgelucht, anderen onzeker, anderen bang.
Ayleth keek om zich heen en zag Neña verderop bij de deur van het washok staan. Ze had een emmer in haar handen, haar haar opgestoken en haar mouwen opgerold. Ze leunde tegen de deur en ze keek naar het groepje vrouwen dat in het centrum van de groep op het bed zat, zwijgend, oplettend, maar zonder dat ze met iemand praatte.
Ayleth kwam weer in beweging en liep Neña’s kant uit. Ze werkte zich door de anderen vrouwen een weg richting de achterkant van de barak en voegde zich daar bij Neña.
‘Hé,’ zei ze. ‘Wie zijn het?’
Neña boog wat opzij en knikte met haar hoofd naar twee vrouwen op het bed.
‘Elwyn is zwanger,’ zei ze ‘Adelaide niet.’
Ayleth knikte. Ze keek langs de mensen heen en keek naar de twee vrouwen op het bed. Zoals altijd zag Adelaide er minder teleurgesteld uit dan Elwyn. Zoals altijd stak het Ayleth dat dat andersom had moeten zijn en dat ze nog steeds niet de moed had gevonden dat tegen iemand te zeggen.
Ze slikte en probeerde haar gedachten van zich af te zetten. Ze keek opzij naar Neña en de emmer in haar handen. Er zat water met een dikke laag sop in.
‘Wat was je aan het doen?’ vroeg ze.
Neña hield de emmer schuin en liet haar de borstel erin zien.
‘Schoonmaken in het washok,’ zei ze. ‘Wil je helpen?’
Ayleth knikte. Ze mocht dan moe zijn van haar werk op stal, maar ze trok zich liever terug in het washok dan dat ze nog langer met lede ogen aan moest zien hoe de Leodaanse vrouwen het resultaat van hun ritueel zo verkeerd beoordeelden.
Ze draaide zich om en liep met Neña de ruimte uit. Ze gingen het washok in en schoven de deur achter zich dicht. Neña zuchtte.
‘Poe,’ zei ze. ‘Even rust, hoor. Het gaat over niets anders dan baby’s en zwangerschappen de laatste tijd.’
Ayleth knikte wat en ze pakte een borstel uit de emmer.
‘Ja,’ zei ze terwijl ze op haar knieën ging zitten en de vloer begon te schrobben. ‘Maar dat is misschien niet anders. Het is het enige wat we nog hebben.’
Neña knikte ook. Ze volgde Ayleths voorbeeld en ging tegenover haar op de grond zitten, om een ander stuk van de vloer te schrobben.
‘Dat is wel zo, ja,’ zei ze. ‘Daar hebben de Irfanen wel voor gezorgd.’
Even was het stil. Zowel Ayleth als Neña schrobten bedachtzaam verder. Toen, na een tijdje, keek Neña op naar Ayleth.
‘Hoe gaat het eigenlijk met jou?’ vroeg ze. ‘Heb jij al iets gevoeld? Iets waardoor je weet hoe of wat?’ Ze keek naar Ayleth toen die haar hoofd schudde. ‘Niets?’
Ayleth hield haar ogen op de vloer gericht.
‘Nee,’ zei ze. ’Mijn periode staat pas over een week. Ik denk dat ik het dan pas weet.’
Neña knikte.
‘Ik hoop voor je dat het niet zo is,’ zei ze. ‘Aan de ene kant, tenminste. Maar aan de andere kant moet je straks nog een keer met hem. Dat wens ik je ook niet toe.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Feather__
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 29 jan 2011 01:56

Ik ben weer helemaal bij! Verder! ;)
If you dream it, you can do it.
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha thanks Feather, weer een stukje erbij!

_____________________________________________________________________________________

Maar Ayleth schudde haar hoofd.
‘Nee,’ zei ze. ‘Als het na de tweede keer niet gelukt is, wijzen ze je aan een andere man toe. De Heilvaders maken een hele nieuwe lijst voor de vrouwen die nog niet zwanger zijn.’
Het was eruit voor ze het doorhad en ze kon zichzelf wel voor haar hoofd slaan. Die informatie die ze nu gaf, hoorden zij en de anderen waarschijnlijk helemaal niet te weten en het leek haar niet onmogelijk dat Neña dat ook zou weten.
Neña keek dan ook haar kant op.
‘Echt?’ vroeg ze. ‘Is dat zo?’
Aan haar stem hoorde Ayleth dat ze vooral verrast was over de inhoud van de bewering dan over het feit dat Ayleth dat wist, maar toch had ze moeite niet rood te worden.
‘Ja,’ zei ze. ‘Volgens mij wel. Dat heb ik ergens gehoord.’
Neña wendde haar blik weer af en keek even voor zich uit terwijl ze de borstel in haar schoot liet rusten.
‘Jeetje,’ zei ze. ‘Nou ja, dan hoef je in ieder geval Beliëths kind niet te dragen. Dat is wel een opluchting. En dan hoef je niet meer hem naar de tent.’
Ayleth knikte wat.
‘Ja,’ zei ze. ‘Maar wel met een andere man.’
Het klonk een beetje bedrukt en Neña hoorde dat. Ze keek Ayleths kant op. Er verscheen iets van begrip op haar gezicht toen ze haar blik zag.
‘Ben je bang voor wie je krijgt als je nog een keer moet?’ vroeg ze.
Ayleth knikte. ‘Ja. Beliëth is… Beliëth, maar… als ik een andere man krijg, weet ik niet…’
Neña knikte. ’Dat is zo, ja.’ Ze keek naar Ayleth opzij.
‘Heeft Beliëth je pijn gedaan?’ vroeg ze. ‘Dat je zo bang bent? Ik bedoel, hij lijkt me niet gemeen, maar hij is wel gehard. Ruw, misschien.’
Nee, dacht Ayleth, ze was bang omdat hij juist het tegenovergestelde was, maar ze wist die woorden in te slikken. Ze schudde haar hoofd.
‘Nee,’ zei ze. ‘Dat valt wel mee. Ik zie er gewoon tegenop, met een andere man. Beliëth is gewoon, ik weet niet, wel rustig, respectvol. Als ik een andere man krijg, dan...’
Beliëth was nog zoveel meer geweest, vele keren daarna, maar het leek haar verstandig dat voor zich te houden. Ze slikte en haalde haar schouders wat op. ‘Ik weet niet. Ik ben bang dat het dan juist erger is. Dat het..’ Ze wist niet hoe die zin verder moest gaan, dus ze haalde opnieuw haar schouders op. Neña begreep het echter. Ze knikte en gooide haar spons in de emmer.
‘Ik snap het,’ zei ze terwijl ze aanstalten maakte op te staan. ‘Als het met Henry niet gelukt was, zou ik me ook zo voelen. Henry was ook niet zo erg, of gemeen tegen me, maar je weet nooit wat er gebeurd als je-’ Ayleth was bezig geweest de vloer te schrobben, maar ze keek op toen Neña ineens stil bleef. Ze zag haar een meter van haar vandaan staan, half overeind, maar nog voorover gebogen. Eerst begreep ze het niet, maar toen zag ze de uitdrukking op Neña’s gezicht. Ze schrok. Neña’s ogen waren groot, geschrokken, en haar gezicht was plotseling bleek geworden.
Ayleth liet de spons uit haar handen vallen.
‘Neña?’ zei ze. ‘Wat is er?’
Maar Neña zei niets. Ze keek alleen maar met grote ogen voor zich uit en zette toen een paar moeizame stappen achteruit. Haar gezicht was lijkbleek en de hand waarmee ze naar de muur achter zich tastte trilde. De andere lag op haar buik.
‘Ayleth,’ zei ze. ‘Help.’
Ayleth keek haar aan, wanhopig zoekend naar wat er was, maar toen klapte Neña dubbel. Haar gezicht vertrok en ze viel met een bonk op haar knieën. Ayleth kwam snel in actie: ze kwam half overeind en struikelde naar Neña toe.
‘Neña,’ zei ze terwijl ze haar vastpakte. ‘Wat is er? Wat is er aan de hand?’
Maar Neña hoefde al niets meer te zeggen. Het volgende moment kreunde ze en viel ze opzij op de vloer. Haar hand was omlaag gegleden naar haar bovenbenen en toen ze hem weghaalde, zag Ayleth het dieprode bloed dat de rok van haar jurk doorweekte.
Paniek sloeg Ayleth om het hart. Haar hart begon te bonken, maar ze pakte Neña stevig vast. Ze voelde haar trillen en hield haar tegen zich aan, met haar hand om die van Neña gesloten.
‘Hou vol,’ zei ze toen Neña weer kreunde. ‘Hou vol, Neña. Ik laat hulp komen.’
Ze schoof wat opzij, zonder Neña’s hand met die van haar los te laten, en trapte naar de deur. Ze zat te ver weg, maar na drie keer lukte het haar alsnog hem te raken. De deur vloog open en de vrouwen in de barak keken om door het lawaai wat dat veroorzaakte.
‘Roep de soldaten!’ riep Ayleth naar de vrouwen. ‘Laat ze een dokter halen! Snel!’
Ook de andere vrouwen keken nu op en onmiddellijk zagen ze wat er aan de hand was. Er brak gelijk een rumoer van jewelste los en overal was beweging: een deel van de vrouwen kwam naar Ayleth en Neña toerennen, een ander deel rende naar de deur van de barak en begon op het hout te bonken. Ayleth zag nog net dat de deur openging en een soldaat zijn hoofd om de hoek stak, maar toen hoorde ze Neña naast zich kreunen. Ze keek om en zag dat Neña met een lijkbleek gezicht haar ogen dichtkneep. De rode vlek op haar rok werd steeds groter en Ayleths hart sloeg een slag over toen Neña’s gezicht ineens ontspande.
‘Neña!’ zei ze. ‘Nee, Neña! Blijf wakker! Niet wegvallen!’ Neña’s gezicht vertrok nog één keer, maar toen trok al het bloed uit haar wangen weg. Ayleth voelde dat haar hand om die van haar verslapte.
‘Neña, nee!’ riep ze, maar Neña reageerde niet. Haar lichaam zakte slap op de vloer neer en toen gleed haar bebloede hand uit die van Ayleth op de grond.

Een klein uur later zat Ayleth op het stro in Abijahs stal. Ze had haar knieën opgetrokken en haar armen eromheen geslagen terwijl ze wezenloos voor zich uitstaarde. Abijah had haar in het begin een paar keer aangetikt met zijn neus, in een poging haar aandacht te krijgen, op te vrolijken, misschien, maar toen ze niet reageerde, had hij haar met rust gelaten. Het laatste kwartier had hij met één achterbeen op rust naast haar gestaan, solidair, alsof hij de wacht over haar hield terwijl ze met haar gedachten ergens anders zat.
Ayleth had even alleen willen zijn. Ze had zich een kwartier geleden door Gars en de soldaat die Neña had gedragen naar de stallen laten brengen. Ze had eigenlijk meegewild met Neña, die die nacht in Gars’ kamer onder zijn toezicht gesteld zou worden, maar dat had niet gemogen. Ze had echter ook even weggewild uit de paniek en het rumoer van de andere vrouwen in de barak en zoals altijd waren Abijah en de avondlijke rust van de stallen op dergelijke momenten haar enige toevluchtsoord.
Neña leefde nog. Gars was er snel bij geweest en hij had haar van alles toegediend om haar in leven te houden. Het was hem gelukt, maar de bloeding was echter niet te stelpen geweest. Naar alle waarschijnlijkheid was Neña het kindje verloren. Neña was zelf nog niet bij geweest om dat te horen, maar Henry, Neña’s koppelpartner, had het wel bij gekregen. Met een gepijnigde uitdrukking op zijn gezicht had hij gekeken hoe Gars met Neña bezig was geweest. De rustige, knappe soldaat had ineens een weerloos klein jongetje geleken.
En Ayleth had die uitdrukking op zijn gezicht maar al te goed begrepen. Eén van de redenen dat ze niet meer in de barak had kunnen zijn, was omdat één van de vrouwen had gezegd dat het goed was dat Neña lichaam het Irfaanse kind had afgestoten, dat het lot het zo wilde, dat het een straf was voor de Irfanen. Ayleth had het niet aan kunnen horen, want zij wist wat Beliëth gezegd had. De vrouwen die niet zwanger raakten of ongeschikt waren om nageslacht te produceren, zouden geofferd worden aan de goden, worden gedood door de Irfaanse Heilvaders. Ze was vreselijk bang dat de Heilvaders nu al besloten dat Neña schijnbaar niet gewenst was door de goden, of dat Neña een andere partner zou krijgen en ze niet meer zwanger zou worden, of het opnieuw mis zou gaan. Ze was bang dat het verliezen van het kindje boven alles negatieve gevolgen zou hebben. Ze kon het maar niet verkroppen dat sommige van de Leodaanse vrouwen goed spraken over iets dat misschien wel dat Neña’s dood zou kunnen leiden.
Daarom had Ayleth zich teruggetrokken bij de stallen, met Gars toestemming, in een poging even alleen te zijn. Ze zat er nu al een tijd, een kwartier, en de rust had haar nog niet veel geholpen. Beliëths woorden spookten door haar hoofd en ze moest constant denken aan Neña’s witte gezicht, aan de roodgekleurde stof van de rok van haar jurk. Ze was zo ver weg met haar gedachten dat ze Neña’s bloed op haar eigen handen, waarmee ze besmeurd was geraakt toen ze haar bebloede handen had vastgepakt, niet eens meer zag.
Pas toen ze voetstappen hoorde, keek ze op. Ze zag Beliëth voor Abijahs stal verschijnen.
‘Hé,’ zei hij terwijl hij de deur van het slot haalde. ‘Ik hoorde van de soldaten dat je hier was.’
Hij liep de stal in en deed de deur achter zich dicht. ‘Wat is er aan de hand?’ Hij hurkte voor haar neer en gebaarde naar haar handen. ‘Ben je gewond?’
Ayleth volgde de richting van zijn hand en zag nu pas het bloed aan haar handen. Ze slikte, schudde haar hoofd en wreef haar handen wat over elkaar.
‘Nee,’ zei ze. ‘Het is van Neña. Neña is haar kindje verloren.’
Ze merkte dat Beliëth naar haar keek. Toen schoof hij opzij, liet zich op het stro zakken en ging naast haar met zijn rug tegen de staldeur van Abijah zitten.
‘Dat spijt me,’ zei hij. ‘Ik weet dat ze een vriendin van je was.’
Ayleth keek voor zich uit en zweeg. Ze wreef haar handen over elkaar zonder dat ze doorhad wat ze deed en ze merkte dat Beliëth ernaar keek.
‘Denkt Gars dat ze het redt?’ vroeg hij.
Ayleth knikte wat, terwijl ze voor zich uit staarde.
‘Ja,’ zei ze. ‘Waarschijnlijk, als ze niet teveel bloed verliest. Hij blijft bij haar zodat hij op haar kan letten, maar…’ Nog even keek ze voor zich uit, maar toen slikte ze. Ze wendde haar blik af. ‘Ik ben gewoon bang dat het geen zin zal hebben. Dat het alleen maar uitstel is, nu dit gebeurd is.’
Beliëth keek naar haar gezicht. ‘Hoe bedoel je?’
Ze haalde haar schouders wat op. ‘Gewoon. Ik moet de hele tijd denken aan wat jij gezegd hebt. Aan de Heilvaders, dat ze haar afkeuren als ze vinden dat ze niet geschikt is. Ik ben zo bang dat ze haar besluiten te offeren, of dat het nog een keer zal gebeuren als ze het opnieuw proberen. Dat ze niet…’ Ayleth slikte. Ze boog haar hoofd wat en keek naar het bloed op haar handen.
‘Ik wil gewoon niet dat ze ons doden,’ zei ze. ‘Het is zo moeilijk, om maar te wachten en te hopen dat de uitslag niet het einde van ons leven zal betekenen. Ik kan niet naar die vrouwen kijken zonder me af te vragen wie het zullen redden en wie niet, telkens als ik in de buurt ben. Ik wil niet dat hun leven genomen wordt alleen maar omdat ze de Irfanen geen kinderen kunnen geven. Ze hebben zoveel meer te bieden, zoveel te doen. Het is gewoon zo nutteloos. Zo oneerlijk. We weten niet hoe en waarom dingen gebeuren, dus we weten ook niet waarom ze niet gebeuren. Misschien is het gewoon stomme pech die straks de vrouwen, levende wezens het leven kost.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Wow Ayleth! Mooi verwoord! Hopelijk dringt de situatie nu beter tot Beliëth door en zal er iets aan veranderen.
Meer! :)
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Sorry voor de late reactie, vreselijk druk gehad hier :-O snel een stukje erbij!

_________________________________________________________________________________________________________

Nog even keek Beliëth naar haar, maar toen wendde hij zijn blik af.
‘Ik weet het,’ zei hij. ‘We hebben veel verkeerde beslissingen gemaakt in het verleden. Die maken we nog steeds en zolang de Heilvaders deze rol blijven vervullen, zullen we die ook blijven maken.’
Ayleth knikte. ‘Ik ben gewoon bang. Voor mijn leven, en dat van de anderen, en dat van Neña. Ik wil gewoon niet dat ze haar doden voor iets waar ze niets aan kan doen. Ze heeft er niet voor gekozen dat dit gebeurde. Ze was er juist wel blij mee dat ze zwanger was, als één van de weinigen.’
Beliëth stak zijn hand naar haar uit. Hij pakte haar bebloede hand en sloot die van haar er omheen.
‘Ik zal met Gars praten,’ zei hij. ‘De Heilvaders zullen naar hem kijken voor het verdere verloop van Neña’s procedure. Ik zal Gars vragen of hij wil toestaan dat ze nog twee keer een ritueel krijgt als het weer beter met haar gaat, als ze daartoe in staat is. Dan krijgt ze in ieder geval nog een kans.’
Ayleth knikte wat. Ze keek voor zich uit en speelde wat in gedachten verzonken met Beliëths hand om die van haar.
Beliëth kneep in haar vingers.
‘Gaat het?’ vroeg hij.
Ayleth speelde even wat met zijn hand en keek voor zich uit. Toen knikte ze weer.
‘Ja,’ zei ze. ‘Het is alleen… moeilijk.’
Ze gaf geen verdere toelichting op die bewering, maar dat was ook niet nodig. Beliëth begreep het.
‘Wil je bij mij blijven, vannacht?’ vroeg hij haar.
Ayleth keek zijn kant op. Even keek ze naar zijn gezicht, maar toen deed ze haar ogen dicht. Ze omklemde zijn hand met de hare en liet haar hoofd tegen zijn schouder rusten. Ze hoefde het niet te zeggen. Ze wisten allebei wat haar antwoord zou zijn.

De volgende ochtend werd Beliëth voor Ayleth wakker in zijn kamer in het koningshuis. Het was pikdonker in zijn kamer: de gordijnen waren nog dicht. De kaarsen die hij gisteravond aan had gezet, waren al lange tijd geleden uitgedoofd. De geur van het opdrogende kaarsvet was nadrukkelijk aanwezig in het vertrek.
Beliëth keek even opzij, naar de slapende aanvoerdersdochter naast hem. Haar ogen waren dicht en ze was rustig, nu. Dat was vannacht wel anders geweest. Ze had niet veel gedraaid, waarschijnlijk bang om hem wakker te houden, maar hij had aan haar ademhaling gehoord dat ze lange tijd niet in slaap had kunnen vallen. Af en toe, als hij even een blik op haar geworpen had, had hij gezien dat ze in het licht van de kaarsen in het bed voor zich uit had gestaard. Ze maakte zich zorgen, zoveel was duidelijk. Over haar toekomst en die van de andere vrouwen, maar waarschijnlijk vooral over die van Neña.
Beliëth begreep Ayleths angst. Hij begreep hem omdat hij hem zelf ook steeds meer begon te voelen, maar dan voornamelijk voor haar. In het begin was het misschien waar geweest, wat Gars had gezegd: toen ze de eerste keer niet zwanger was geweest, hadden ze nog drie kansen gehad. Hij begon nu echter te vrezen, voor wat het zou betekenen als ze nu opnieuw niet zwanger zou blijken. Hij was veel met haar samen geweest, na die keer in de tent, zeker wel een keer of zes, acht. Nu was dat niet meer met het doel om haar zwanger te maken, maar toch kon hij niet helpen te denken aan wat het zou betekenen als ze ook nu, na het herhalingsritueel in de tent en alle keren daarna, nog steeds niet zwanger was geraakt. Hij begon te vrezen dat de kans niet groot was dat het daarna nog wel zou lukken. En hij begon te vrezen voor wat de Heilvaders dan zouden doen, voor de man die ze dan zou krijgen en voor wat er zou gebeuren als ook dat geen resultaat zou hebben. Het was waar, wat hij tegen Ayleth had gezegd. De Heilvaders zouden haar inderdaad offeren als ze niet zwanger zou raken en hij zou ook inderdaad alles doen om dat te voorkomen. Hij zou haar niet laten doden, nooit niet, door niemand. Hij wist echter niet wat dat voor de gevolgen van zijn en haar verdere leven zou betekenen. Vooral voor dat laatste vreesde hij.
Te rusteloos om te blijven zitten, kwam Beliëth overeind van zijn bed. Hij besloot Gars op te zoeken om te vragen hoe het met het meisje ging, wetende dat Ayleth dat zou willen weten, en hij trok zijn hemd weer boven zijn broek aan. Bij de deur keek hij nog één keer om naar de aanvoerdersdochter, maar die lag nog in zijn lakens te slapen. Hij kon haar wel alleen laten: voorlopig zou ze nog onder zijl zijn en als ze wakker werd, wist ze zelf ook wel dat ze zich beter niet buiten zijn kamer kon begeven.
Beliëth stapte zijn kamer uit en deed de deur achter zich dicht. Toen hij zich er van had verzekerd dat er niemand in de buurt was, draaide hij zich om en begon de gang door te lopen, richting Gars kamer. Het was nog uitgestorven in het koningshuis: het moest nog vroeg in de ochtend zijn en de meesten sliepen nog. De bewoners van het koningshuis hoefden nooit zo vroeg op als de ambachtslieden en de voetsoldaten.
Beliëth liep door de stilte langs de wanden met kaarsen naar de gang richting Gars’ kamer. Ook in het artsengedeelte van het koningshuis was het nog stil. Hij wachtte even, maar ook van binnen hoorde hij geen geluid komen en ook toen hij op de deur klopte, bleef het stil. Hij klopte nog een keer, wachtte nog een tijdje, maar toen hij nog steeds geen reactie kreeg, gaf hij het op. Waarschijnlijk had Gars dienst en was hij naar iemand toe of lag hij nog te slapen. Gezien Gars al genoeg op onregelmatige tijden nachtrust had, voelde hij er niet voor hem dan wakker te maken.
Beliëth draaide zich weer om en begon terug te lopen naar zijn kamer, achter zijn schaduw aan die door de kaarsen op de wanden voor hem uit werd geworpen. Hij sloeg de gang terug naar de andere vleugel weer in, maar was pas halverwege toen hij voetstappen hoorde uit een gang die haaks op de zijne stond. Toen hij opzij keek, zag hij Gars aankomen.
‘Hé,’ zei de arts. ‘Jij bent er vroeg bij.’
Beliëth knikte en wachtte tot Gars zich bij hem had gevoegd.
‘Anders jij wel,’ zei hij. ‘Ik was naar je op zoek, maar kreeg geen respons vanuit je kamer. Ik begrijp nu waarom.’ Hij keek naar de flesjes en potjes die Gras in zijn handen had. ‘Wat was je aan het doen?’
Gars pakte de potjes wat beter vast. ‘Beneden. Ingrediënten halen de medicijnen voor het Leodaanse meisje, voor iedereen wakker is en de voorraadkast beneden geplunderd weer geplunderd wordt.’ Hij keek Beliëths kant op. ‘Waar had jij me voor nodig?’
Beliëth knikte naar de potjes. ‘Hetzelfde. Ik vroeg me af hoe het met haar ging.’
Gars verplaatste de potjes in zijn handen wat.
‘Matig,’ zei hij en hij wierp een blik op de gang. ‘Was je op weg naar je kamer? Dan loop ik even met je mee. Ik moet nog wat schone doeken hebben van achter.’
Beliëth dacht een seconde aan de aanvoerdersdochter die, tegen alle regels in, in zijn kamer lag te slapen, maar hij aarzelde niet.
‘Ja, goed,’ zei hij. ‘Vertel maar.’
Ze begonnen te lopen, zij aan zij, terwijl Gars met zijn flesjes rommelde.
‘Nou, laat ik ermee beginnen dat ze nog leeft,’ zei hij. ‘Dat is al heel wat, gezien wat er gebeurd is. Ze heeft veel bloed verloren, dus ze is erg zwak. Ze slaapt veel en als je haar ziet liggen, denk je op zijn minst dat ze dood is. Ze ziet eruit als een lijk.’
‘Maar komt ze er weer bovenop?’
Gars knikte. ‘Ik denk het wel. Ze bloedt nog wel, maar het is al een stuk minder en ik gap alles met suiker mee om haar zich wat minder slap te laten voelen. Het bloeden moet echter wel binnenkort ophouden. Ik weet niet met hoe lang haar lichaam nog kan overleven als ze bloed blijft verliezen. Het zit van binnen, dus ik kan er niets aan doen. Het moet uit zichzelf ophouden. Een vleeswond kan ik hechten, maar dit moet uit zichzelf helen.’
‘En het kind?’
‘Dat is ze sowieso kwijt.’
‘Weet Henry het al?’
‘Ja, hij was er bij gisteren, toen het gebeurde. Hij is gisteravond en vanmorgen nog langs geweest.’ Hij wierp een blik Beliëths kant uit. ‘Ik heb het idee dat Henry een beetje een zwak voor het meisje heeft ontwikkeld, moet ik zeggen.’
Beliëth reageerde niet op Gars’ blik zijn kant op en liep door.
‘En verder?’ vroeg hij, geen aandacht schenkend aan de dubbelzinnigheid van die opmerking. ‘Kan ze nog kinderen krijgen bij een volgend ritueel?’
Gars haalde zijn schouder op. ‘Daar ben ik nog niet zeker van. Het zou te proberen zijn, maar… zoals je weet, zien de Heilvaders dat waarschijnlijk niet zitten. Zij zien het feit dat haar lichaam het kind heeft afgestoten als een teken van de goden dat ze niet geschikt is om de lijn van het Irfaanse nageslacht voort te zetten.’
Beliëths blik werd een beetje donker. ‘Daar was ik al bang voor, ja.’
Gars keek zijn kant op. ‘Waarom kijk je zo bedrukt?’
Beliëth keek voor zich uit.
‘Omdat het verspilling is haar nu al af te schrijven, Gars,’ zei hij. ‘Het werkt niet, zo. Het was vanaf het begin al duidelijk en het wordt steeds duidelijker. We zijn twee rituelen verder en waar staan we nu? Bijna een derde van de vrouwen is niet zwanger, ééntje eet en praat niet meer, eentje heeft een miskraam gehad en de rest is als de dood. Dat is geen fundering om een toekomst op te bouwen.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Wat een zwarte situatie... Het lijkt een beetje onmogelijk dat het goed komt.
Hopelijk komt er snel een lichtpuntje in het verhaal! :)
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank je voor je reactie Nele! Er staat nog heel wat te gebeuren haha, tof dat je al zo lang meeleest :)

________________________________________________________________________________--


Gars keek zijn kant op.
‘Je hebt er wel veel twijfels over, de laatste tijd,’ merkte hij op.
Beliëth knikte. ‘Ja. Ik zie niet hoe je dat kunt vermijden gezien de gang van zaken de afgelopen weken.’
Gars keek hem aan. ‘Waarom ga je dan niet met Bagemanos praten? Persoonlijk denk ik ook dat er dingen anders moeten kunnen, onder andere dit, met het Leodaanse meisje en het wel of niet hebben van een laatste kans, en met het lot dat de vrouwen wacht als ze niet zwanger worden. Maar ik ben maar een arts, en Bagemnos is de koning. Maar ook al is Bagemanos de koning, jij bent nog altijd zijn vriend. Hij zal naar mij luisteren, maar door jou zal hij nadenken.’
Beliëth wendde zijn blik af.
‘Misschien niet meer,’ zei hij. ‘Ik heb mijn krediet de laatste tijd al aardig verspeeld. Ik kan hem geen gunsten meer vragen.’
Ze waren inmiddels bij Beliëths kamer aangekomen en hielden stil. Gars keek hem aan.
‘Maar je vraagt geen gunst voor jezelf, Beliëth. Je vraagt een gunst voor de Leodaanse vrouwen, voor Bagemanos en met hem de toekomst van het hele Irfaanse het hele volk. Als je het goed brengt, zal Bagemnos dat misschien ook in kunnen zien.’
Beliëth draaide zich om en legde zijn hand op de deur.
‘Ik zal kijken, Gars,’ zei hij. ‘Maar schroom niet zelf ook naar Bagemanos toe te stappen. Het feit dat jij de arts ben en ik de soldaat, maakt jou evengoed geloofwaardiger dan mij.’
Gars knikte. ‘Dan zal ik ook zien wat ik kan doen.’ Hij knikte naar Beliëths schouder. ‘Hoe is het met je schouder? Ik moet hem nog steeds een keer nakijken.’
Beliëth knikte. ‘Ja, ik weet het, maar niet nu.’
Gars keek hem aan. Zijn blik gleed naar de deur en schijnbaar merkte hij op dat Beliëth die bewust nog niet opengedaan had omdat hij daar nog stond. Zijn blik gleed terug naar Beliëth.
‘Wat is er?’ vroeg hij.
Beliëth wendde zijn blik af. ‘Niets, Gars.’
‘Verberg je iets?’
Beliëth draaide zich om naar de deur. ‘Niets wat het koninkrijk of de koning in gevaar brengt. Ga maar verder, Gars. We hebben genoeg andere dingen om ons druk over te maken. Ik kom later op de dag wel bij je langs voor mijn schouder.’

Ayleth

Na een onrustige nacht werd Ayleth die ochtend wakker gemaakt door een hand op haar schouder. De warmte ervan drong dwars door haar jurk heen tegen haar huid aan.
‘Ayleth,’ hoorde ze. ‘Ayleth.’
De klank van de stem deed haar uit haar slaap ontwaken. Ze deed haar ogen open en zag vage, zwakke lichtval in de kamer om haar heen. Ze herkende Beliëhts kamer. Heel even kreeg ze een warm, fijn gevoel toen ze zich realiseerde dat hij degene was die haar wakker had gemaakt, maar toen kwam de reden voor het feit dat ze in deze kamer lag weer terug. Een zwaar gevoel maakte zich van haar meester toen ze dacht aan wat er gisteren gebeurd was, met Neña. Gelijk daarna overviel de vrees haar dat Beliëth haar zo vroeg wakker maakte om te vertellen dat Neña het niet gered had.
Snel kwam ze overeind.
‘Hé,’ zei ze schor. ‘Wat is er? Is alles goed met Neña?’
Beliëth knikte.
‘Zo goed als kan zijn,’ zei hij. ‘Ik ben net bij Gars geweest om ernaar te vragen en als het bloeden ophoudt, moet het goedkomen met haar.’ Hij wreef over haar schouder. ‘Maar dat is niet waar ik je voor wakker maak. We moeten gaan, ik moet je terugbrengen naar de stallen voor de rest van het koningshuis wakker wordt. Het is beter als ze niet weten dat je hier vannacht geweest bent.’
Ayleth knikte en ze duwde zich wat overeind in bed. Ze sloeg de dekens van zich af en sloeg haar benen over de rand van het bed.
‘Wat zei Gars?’ vroeg ze terwijl ze overeind kwam. ‘Komt het goed met Neña?’
Beliëth knikte en hij hielp haar overeind. ‘Waarschijnlijk wel. Het bloeden moet wel uit zichzelf stoppen, maar hij geeft haar veel vocht en suiker om haar bij te houden.’
‘Mag ik naar haar toe?’
‘Nu niet. Je moet hier weg zijn voor de rest wakker wordt.’
Ayleth keek even voor zich uit, maar toen knikte ze. Ze pakte de jurk die ze gisteravond had uitgetrokken en trok hem weer aan. Even aarzelde ze, keek een keer naar Beliëth, maar toen slikte ze.
‘Weten ze al wat ze gaan doen?’ vroeg ze. ‘Of… of ze nog een ritueel mag uitvoeren?’
Beliëth keek door zijn raam naar buiten.
‘De Heilvaders willen in principe van niet,’ zei hij. ‘De Heilvaders vinden dat dit bewijst dat de goden haar ongeschikt achten. Maar zowel Gars en ik gaan proberen met Bagemanos te praten. Hij is de enige naar wie de Heilvaders luisteren.’ Hij keek haar kant op. ‘Ik kan niets beloven, maar we gaan doen wat we kunnen.’
Ayleth keek naar hem terug, even. Toen knikte ze. ‘Dank je. Jullie zijn allebei goede zielen.’
Beliëth keek even naar haar, maar toen wendde hij zijn blik af. Hij slikte. Ayleth had het idee dat ze Beliëth aan iets anders herinnerd had met haar opmerking over hem en Gars, onbewust, al kon ze niet bedenken wat dat kon zijn. Niet veel later, bleek dat echter vanzelf.
Na een korte stilte slaakte Beliëth een zucht.
‘Ayleth,’ zei hij. ‘Er is nog iets anders, wat ik met je wil bespreken, al een tijdje.’ Hij keek even naar de grond, maar draaide zich toen naar haar om. Met zijn armen over elkaar keek hij haar aan, tegen het kozijn van zijn raam geleund. ‘Ik heb het hier nog niet met je over gehad, maar… jij zult ook wel gedacht hebben aan de mogelijkheid dat het niet gelukt is, met ons.’ Hij bewoog licht wat met zijn schouder. ‘Aan dat je niet zwanger zult zijn, en wat er dan zal gebeuren. Ik heb daar ook over nagedacht, en vooral over het feit dat dat zal betekenen dat je dan een andere man toegewezen zult krijgen. Ik…’ Hij keek even naar de grond. ‘De Heilvaders zullen je een andere man toewijzen die ze goed bij je uiterlijk vinden passen, of een Irfaan die een verzoek om je gedaan heeft. Dat kan iedereen zijn.’ Hij keek naar haar op. Aan zijn ogen zag ze dat hij het moeilijk vond dit te zeggen. ‘Ik wil proberen te voorkomen dat ze je aan iemand toewijzen die niet goed voor je zal zijn. Daarom wil ik de Heilvaders te vragen je aan Gars toe te wijzen, mocht dat nodig zijn.’ Zijn ogen gleden over haar gezicht. ‘Sta jij daar achter, of vind je dat een probleem?’
Ayleth keek hem aan. Ze was bezig geweest zich aan te kleden, maar nu hingen haar handen stil, met de stof van haar jurk er bewegingloos in geklemd. Even bewoog ze niet, hoorde ze alleen zijn woorden in haar hoofd. Voor een paar seconden herinnerde het haar er weer pijnlijk aan wat ze was. Een middel, een fokdier. Ze wist dat Beliëth dat net zo erg vond en dat hij het goed bedoelde, maar toch deed het zeer om er zo weer van bewust te worden.
Nog even keek Ayleth Beliëth aan, maar toen slikte ze. Ze wendde haar blik af en ging verder met het aantrekken van haar jurk.
‘Nee,’ zei ze. ‘Dat is geen probleem. Als het dan toch moet, kan het maar beter met hem zijn.’
Beliëth knikte. ‘Hij zal goed voor je zijn, Ayleth. Hij is een zacht persoon. Hij zal alles wat in zijn kunnen ligt doen om het zo weinig vervelend als mogelijk te maken.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Arme Ayleth en arme Belieth!!! Ik kan me niet voorstellen dat Ayleth met iemand anders het bed moet delen, zelfs al is het, of nee zeker als het Gars is. Dat voelt zo fout!!
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Hier ook sorry voor mijn late reactie Nele! Ben druk bezig dit verhaal na te kijken en zit er weer lekker in :)

_________________________________________________________________________________________________________________

Ze hoorde aan zijn stem dat hij niet wilde dat ze bang was, en ook hoorde ze dat hij het net zo moeilijk vond als zij. Hij voelde zich schuldig. In een poging hem wat op zijn gemak te stellen, produceerde ze een magere glimlach.
‘Ik weet het,’ zei ze. ‘Gars is een goede man.’
Beliëth knikte. ‘Dat is hij zeker.’
Ze keken om toen er ergens beneden op een hoorn geblazen werd. Ayleth keek om naar Beliëth en zag dat de uitdrukking op zijn gezicht veranderde bij dat geluid. Hij werd donker, wat ongedurig.
‘Dat is de hoorn voor het ontbijt,’ zei hij en hij liep naar haar toe. ‘Kom, ik breng je terug naar de stallen. We moeten ongezien weg zien te komen voor het beneden te druk wordt.’ Hij pakte haar bij haar hand en sloot zijn vingers om de hare. Ayleth liet zich door hem meevoeren, naar de deur van de kamer, de gang door naar de trap. Beliëth was op zijn hoede, merkte ze. Daardoor was zij dat automatisch ook. Ze wist dat hij een risico nam, telkens, door haar mee te namen naar zijn kamer. De Irfaanse mannen mochten geen omgang en al helemaal geen seksuele omgang hebben met de Leodaanse vrouwen buiten de rituelen in de tent, omdat de Heilvaders vreesden dat dat een negatieve invloed op de resultaten zou hebben wanneer het niet in dienst stond van de goden. Wat Beliëth deed was dus verboden en hij zou er ernstig voor op zijn kop krijgen als hij betrapt werd. En, bovenal zou dat het einde betekenen van hun avonden in zijn kamer en misschien wel überhaupt van hun avonden samen. Boven alles wilde Ayleth zien te voorkomen dat dat zou gebeuren. Ze was veel te graag bij hem, dus ze deed haar best zo geruisloos mogelijk met hem mee te lopen toen ze hem door de gang de vleugel uit volgde.
In eerste instantie leek dat, hun voorzichtige gang naar beneden en de behoedzame manier waarop ze hoeken en gangen benaderden, te helpen. Hun voetstappen waren vlot maar stil en ze kwamen niet veel mensen tegen gezien het vroege tijdstip. Wanneer dat wel het geval was, en er bijvoorbeeld een raadsheer van Bagemanos uit zijn kamer kwam die op weg ging naar de eetzaal, trok Beliëth Ayleth aan haar hand opzij en wachtten ze om de hoek of in een nis, tot hij voorbij was. De uitdrukking op Beliëths gezicht was licht gespannen en omdat hij niet vaak gespannen was, realiseerde Ayleth zich hoe belangrijk het was dat ze niet gezien werden. Gelukkig hoefden ze zich echter maar twee keer te verstoppen en lukte het hen al gauw ongezien via een achterdeur het huis van de koning uit te glippen. Beliëth kende de weg in het koningshuis goed.
Eenmaal buiten, in de schemer van de opkomende zon, liet Ayleth haar adem langzaam ontsnappen. Beliëth even naar haar om toen ze dat deed
‘Goed gedaan,’ zei hij. ‘Gaat het?’
Ayleth knikte. Ze voelde nog wat spanning in haar benen, maar die verdween langzaam nu ze weer veilig buiten het koningshuis stonden.
‘Ja, dank je,’ zei ze. ‘Prima.’
Beliëth sloot zijn hand steviger om de hare. ‘Goed. Kom, ik ben je terug naar de stallen.’
En hij begon haar met zich mee te voeren, aan haar hand. Nu, nu de spanning wat wegzakte, liet Ayleth ontspande Ayleth zich wat en lukte het haar haar hart weer wat tot bedaren te brengen. Nu pas werkte de koele ochtendlucht op haar in, het gevoel van opkomende zonnestralen en het geluid van zingende vogels niet veel verderop. Het gaf haar een gevoel van vrijheid, even, en even, een moment lang, had ze het gevoel dat alles goed, was. Maar t, net toen ze haar ogen weer opendeed en wilde glimlachen bij de gedachte dat ze het gered hadden, gebeurde het.
Het was het moment waarop Beliëth en zij de hoek om liepen, om het koningshuis heen. Nog nauwelijks waren ze de muur voorbij toen er een schim in hun blikveld verscheen. Het scheelde een haar of ze botsten er tegenop en abrupt kwamen ze tot stilstand, Ayleth en Beliëth, en de persoon waar ze tegenop waren gelopen. Ayleths hart sloeg een slag over toen ze opkeek en zag wie er voor hen stond. Het was Brom.
Brom was stil blijven staan om te voorkomen dat hij tegen zijn tegenliggers op zou lopen, maar de uitdrukkig op zijn gezicht veranderde toen hij zag wie hij tegen het lijf was gelopen. Zijn mondhoeken krulde op in een grijns en er begon iets te glimmen in zijn ogen.
‘Wel, wel, wel,’ zei hij met donkere stem. ‘Kijk eens wat we hier hebben.’
Ayleths benen voelden plotseling als pudding. Haar hart bonkte luid in haar borst en stevig sloot ze haar hand om die van Beliëth. Broms grijns verbreedde toen hij haar blik zag. ‘De beste vriend van de koning met een Leodaanse scharrel. Een even fantastisch voorbeeld als altijd.’
Hij liet zijn blik over Ayleth gijden en draaide zijn hoofd toen naar Beliëth, die donker naar hem terugkeek.
‘Dus, jij zorgt goed voor jezelf, hè Beliëth?’ vroeg hij. ‘Bezig jezelf van nageslacht te verzekeren? Wat extra kansen om je bloedlijn voort te zetten? Of heb je gewoon iets nodig om je lusten op te botvieren? Of…’ Zijn ogen gleden over Beliëths gezicht, toen over dat van Ayleth, en gleden toen omlaag. Zijn mondhoek krulde omhoog toen hij hun om elkaar gesloten handen zag.
‘Ah,’ zei hij. ‘Of misschien is er hier iets anders aan de hand? Een stommiteit die ze ‘liefde’, noemen?’
Beliëth keek donker naar hem terug, terwijl hij Ayleth met zijn hand om de hare wat achter zijn lichaam trok.
‘Pas op met wat je zegt tegen je meerdere, soldaat,’ zei hij. Maar Ayleth zag aan Brom gezicht dat het kwaad al geschiet was: de manier waarop Beliëth haar beschermde en op Brom reageerde, zei al genoeg. Hij sloeg zijn armen dan ook over elkaar en schudde genietend zijn hoofd.
‘Ah, dit is fantastisch,’ zei hij. ’Ik wist niet dat je zo stom was, om dat stenen hart van je te verliezen aan een Leodaanse vrouw. Ik kan niet wachten op de uitdrukking op je gezicht als ze niet zwanger blijkt te zijn. Als je moet luisteren hoe iemand anders haar zal naaien tijdens het volgende ritueel. ’
Beliëths blik werd nog donkerder.
‘Houd je kop, Brom,’ zei hij.
Maar Broms grijns verbreedde.
‘Ik heb je gezegd dat ik je zou terugpakken voor wat je had gedaan,’ zei hij. ‘En daar heb je ons net de perfecte kans voor gegeven. Geloof me als ik zeg dat we die met beide handen zullen aanpakken.’ Hij wierp grijnend een blik op Aylet. ’Meerdere handen, als we er de kans toe krijgen.’
Ayleth voelde dat Beliëths spieren zich spanden. Zijn gezicht vertrok en hij maakte aanstalten naar Brom toe te schieten, maar ze was nog net op tijd hem tegen te houden. Ze pakte zijn arm vast met haar andere hand en probeerde hem uit alle macht bij Brom uit de buurt te houden.
‘Beliëth,’ zei ze. ’Niet doen, Beliëth, alsjeblieft.’ Ze wist hem tegen te houden, maar Broms ogen glommen zo mogelijk nog meer door haar interventie.
‘Beliëth?’ vroeg hij. ‘Wat is er met ‘heer’ gebeurd? Bevinden we ons al in de voornaamfase? God, Beliëth, dit wordt met de minuut beter.’
Ayleth moest haar uiterste best doen zich schrap te zetten om Beliëth in bedwang te houden. Hij trok aan zijn arm in een poging bij Brom te komen en zijn gezicht stond heel erg kwaad, maar Broms ogen glommen alleen maar. Hij zette een stap dichter naar Beliëth toe en liet zijn amen zakken, de handpalmen uitdagend naar voren.
‘Kom maar,’ zei hij. ‘Sla me maar. Doe me maar iets, en dan geef ik je aan en dan zul jij in een kerker zitten als wij het afmaken. Je zult haar je naam horen schreeuwen als één van ons haar te pakken neemt om je terug te betalen en je zult niets kunnen doen om haar te helpen. Kom maar, probeer me maar pijn te doen. Dan zul je kennis maken met onze manieren om jou pijn te doen.’
Beliëth keek naar hem op. Hij had zijn arm opgeheven gehad in een poging die uit Ayleths greep te trekken, maar toen Broms woorden weer tot hem door leken te dringen, hield hij hem stil. Zijn arm zakte omlaag en Beliëth keek naar Broms gezicht, nog altijd kwaad, maar zich waarschijnlijk realiserend dat Brom gelijk had. Hij trok zijn arm los uit Ayleths greep en zette een stap dichter naar Brom toe, zijn blik in die van hem borend.
‘Maak je daar geen zorgen over,’ zei hij. ‘De dag dat ik één of jou vriendjes pijn doe, zal ik het zodanig goed doen dat niemand het meer na kan vertellen. Dan vinden ze je een paar dagen later terug onderaan de berg zonder sporen die erop wijzen hoe je daar gekomen bent en door wiens toedoen. Dan zullen we eens kijken wie er dan mijn naam schreeuwt.’
Broms keek hem aan. Zijn grijns was wat minder breed dan daarnet, maar hij had nog altijd een zweem van die glimlach om zijn lippen. Beliëth keek donker naar hem terug, nog even, maar toen wendde hij zijn blik af. Hij kwam in beweging en met Ayleth in zijn kielzog liep hij langs Brom heen, weg van het kasteel, het veld richting de stallen over. Ayleth klemde zich vast aan zijn arm en merkte dat voetstappen achter hun uitbleven. Ze wilde al opgelucht ademhalen omdat Brom haar niet achterna kwam, maar toen hoorde ze Brom zeggen: ‘Zorg dat je je Leodaanse teef goed in de gaten houdt, Beliëth. Je bent niet de enige die goed is in mensen laten verdwijnen zonder sporen achter te laten.’
Prompt draaide Beliëth zich weer om. Hij maakte aanstalten naar Brom terug te lopen, maar Ayleth had net op tijd door wat er gebeurde. Ze wist voor Beliëth te gaan staan om hem te blokkeren en zette haar handen tegen zijn borst.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

Wat 'n klojo is die Brom ook, hè. Het zat er wel aan te komen dat Ayleth en Beliëth gesnapt zouden worden. Het stiekeme gedoe ging hun te goed af. Ik hoop maar voor Ayleth dat ze Gars toegewezen krijgt als 't blijkt dat ze niet zwanger is, haha. Arm kind. Waar ik wel een beetje mee zit... Wordt het niet 'ns tijd dat haar thuisland binnen komt dringen ofzo? Want... Joseph lijkt ze een beetje vergeten te zijn? En... ja... ik ben wel heul erg benieuwd hoe ze zou reageren als ze hem weer ziet, hahahaha.
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Hé Romy! :) Er gaat nog het één en ander gebeuren en Leodeth komt zeker nog terug, alleen heeft Beliëths leger zoals hij eerder zei alle Leodaanse schepen af laten branden op de dag van de aanval, dus het is nog even lastig voor de Leodanen;) maar er gaat nog genoeg gebeuren dus hopelijk weet het je tot die tijd te boeien! :)
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

Ik hoop 't ook, haha. Hoe veel ben je nog van plan om te schrijven? Hoeveel hoofdstukken nog ongeveer? :o
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Late reactie... heb nog heel veel Romy! Heb het pas één keer nagekeken en er toen nog niets uitgehaald, maar het is nog heel wat ;) hopelijk is het wel spannend als het goed is haha dus dan is het niet zo erg ;)

_________________________________________________________________________________________________________

‘Nee, Beliëth,’ zei ze. ‘Hij is het niet waard. Laat hem gaan. Ga met me mee naar de stallen, alsjeblieft.’
Ze hield haar handen tegen zijn borst en duwde hem achteruit. Het kostte haar even moeite, maar na een tijd lukte het haar. Ze wist Beliëth om te draaien en hem mee te trekken, het veld over, de tuin van de koning uit, de hoek om naar het pad naar de vallei. Toen ze de hoek om waren, rukte Beliëth zich los en begon hij geatigeerd en gefrustreerd voor haar uit het pad naar beneden af te lopen. Ze liep achter hem aan, even opgelucht denkend dat Beliëths woede zou uitdoven nu Brom uit het zicht was, maar dat bleek juist niet het geval te zijn. Hij had nog geen twee passen gezet toen hij aanstalten maakte zich om te draaien om weer naar Brom terug te rennen. Opnieuw was Ayleth net op tijd hem tegen te houden. Nu, nu Brom uit het zicht was en haar angst voor hem wegzakte, kregen ook andere emoties de overhand.
Ietwat boos toen Beliëth langs haar heen probeerde te komen, zette ze haar handen tegen zijn borst. Ferm duwde ze hem achteruit.
‘Beliëth, nee!’ zei ze, harder en bozer nu. ‘Houd op! Je hoorde wat hij zei, je kunt niets doen zonder dat je jezelf schaadt en je weet dat hij gelijk heeft. Je-… Beliëth, hou op!’ Ze duwde hem achteruit toen hij probeerde langs haar heen te komen en ze draaide zijn gezicht ruw haar kant op.
‘Beliëth, luister naar me!’ zei ze boos. ‘Je móét ophouden met telkens de confrontatie opzoeken als ze je uitdagen. Je bent veel te makkelijk uit je tent te lokken en dat weten ze. Je lichaam draagt al genoeg littekens om dat te bewijzen en je kunt ze niet ongestraft terugpakken, Beliëth. Je moet leren je te beheersen.’
Beliëths ogen gleden haar kant op. Hij bleef staan, maar zijn blik bleef boos, nu ook naar haar.
‘Ik moet me leren te beheersen?’ vroeg hij. Hij trok haar hand van zijn gezicht, ruwer dan ze van hem gewend was. ‘Waar haal je die wijsheid vandaan? Je kent mij niet, je hebt geen idee wie ik ben en je kent hen al helemaal niet. Wat wil je dat ik doe, dat ik hen hun gang laat gaan? Dat ik je op een dag inderdaad naakt en misbruikt onderaan een ravijn moet terugvinden?’
Maar Ayleth schudde haar hoofd.
‘Dat doen ze niet, Beliëth,’ zei ze. ‘Ze dreigen veel, maar uiteidelijk hebben ze me nog nooit concreet iets gedaan.’
Beliëths blik brandde. ‘Nog nooit iets gedaan? Ben je vergeten hoe ik je vond op het land, nadat Levyan dienst had gehad? Ben je vergeten hoe Gaila eraan toe was toen ik haar ritueel met Brom onderbrak? Ze zullen hetzelfde doen met jou, Ayleth, en dan nog twee keer zo hard omdat ze weten dat ze mij er pijn mee doen.’
Maar Ayleth schudde haar hoofd. ‘Dat doen ze niet, Beliëth. Ze weten dat ze het niet kunnen omdat alles naar hen zal wijzen en de enige reden dat ze het blijven zeggen, is om mij angst aan te jagen en om jou kwaad te maken. Ze zullen er eindeloos mee doorgaan, maar als jij er zo op blijft reageren, dan klapt het en dan gaat het een keer fout. Niet voor hen, maar voor jou, net als toen, met Broms ritueel. Het zijn allemaal praatjes, Beliëth.’ Ze keek naar hem, naar zijn blik die langs haar heen in de richting waar ze Brom hadden achtergelaten keek. Ze legde haar hand weer tegen zijn gezicht, maar zachter, nu, en draaide het zijn kant op. Beliëths ogen ontmoetten die van haar weer en toen hij de uitdrukking op haar gezicht zag, duwde hij dit keer niet haar hand weg.
Ayleth keek hem aan. Ze zag nog steeds boosheid in zijn blauwe ogen en het deed haar zeer zijn gezicht zo hard te zien.
‘Alsjeblieft, Beliëth,’ zei ze. ‘Ik zeg het niet omdat ik je de les wil lezen, of omdat ik denk dat ik alles van je weet. Ik zeg het omdat ik je wil beschermen, tegen hen, tegen jezelf, tegen alles wat er kan gebeuren.’ Haar ogen gleden over zijn gezicht. ‘Ik wil je beschermen omdat ik van je hou, Beliëth. Dat is precies de reden dat jij zo reageert als Levyan of Brom mij bedreigen. Ik voel hetzelfde als jij op zulke momenten, ik wil niet dat je iets gebeurd, net als jij niet wilt dat mij iets gebeurd. Ik wil je beschermen, ik wil diegene zijn die voor je zorgt, die je beschermt, voor je opkomt, maar dat kan ik niet als jij telkens tegen hen uitvalt als ze je proberen uit te dagen.’
Ze keek naar hem op. Ze zag dat zijn blik nog ietwat donker was, maar dat hij rustiger werd, kalmer. Ze zag dat hij met tegenzin moest toegeven dat hij het begreep. Gerustgesteld door dat besef, deed ze haar ogen even dicht: ze streek met haar handen over zijn gezicht en liet haar hoofd tegen zijn hals rusten.
‘Alsjeblieft, Beliëth,’ zei ze. ‘Doe het voor mij. Laat ze gaan, laat ze kletsen. Ga er niet op in als ze het proberen, want dat is precies wat ze willen.’
Het was stil. Even gebeurde er niets, maar toen, na een tijdje, voelde Ayleth Beliëths hand op haar rug. Ze voelde aan zijn borst dat hij inademde en zijn adem weer liet ontsnappen en toen legde hij zijn hoofd tegen dat van haar.
‘Ik zal het proberen,’ zei hij toen. ‘Ik zal het proberen.’
Ze wist dat het waar was, dat hij het zou proberen. Daar twijfelde ze niet aan. Of het hem zou lukken, was echter een tweede. Dat wist ze beter dan haar lief was.

Hoofdstuk

Ondanks Ayleths twijfels aan Beliëths zelfbeheersing, leek het hem de eerste tijd na hun ontmoeting met Brom beter zich aan zijn belofte te houden dan ze verwacht had. De eerste dagen na hun discussie hoorde ze niets van een eventuele ruzie binnen de soldatengroep en geen van hen, zowel Brom als Beliëth, vertoonde wonen en plekken die wezen op een strijd die alsnog had plaatsgevonden. Het leek er dus op dat Beliëth geen wraak had genomen op Brom voor zijn bedreigingen aan hun adres. Ayleth zag hem zo nu en dan, op stal, soms ook in haar privé vertrek bij de stallen, en ook als ze hem ernaar vroeg, of hij nog ruzie had gemaakt met Brom, zei hij van niet. Zijn gezicht werd telkens hard als ze dat vroeg, maar ze geloofde hem wel als hij zei dat het niet zo was. Hij had nog nooit tegen haar gelogen. Zij wel, realiseerde ze zich, tegen hem, over de herkomst van de littekens in haar gezicht. Nu ze zijn reactie echter had gezien toen ze Brom tegen het lijf had gelopen, was ze er evengoed blij om dat ze dat gedaan had.
Ondanks het uitblijven van sancties van Beliëth richting Brom, begon Ayleth na een paar dagen wel het idee te krijgen dat Beliëth haar een beetje ontweek. Niet vanwege hun ruzie, maar ze had meer het gevoel dat hij wat afstand van haar probeerde te nemen vanwege wat er met Brom was gebeurd. Hij leek het moeilijk te vinden, keek telkens naar haar met een bepaalde blik in haar ogen als hij haar passeerde, maar hij zocht haar minder op dan normaal en was in het openbaar weer zakelijker tegen haar dan hij de laatste tijd geweest was. Ayleth wist waarom hij het deed, dat het zijn manier was om haar te beschermen, om te zorgen dat niemand iets doorhad van hun relatie en niemand zou proberen hem via haar te schaden, maar toch deed het haar zeer. Ze vond het pijnlijk als hij haar in het openbaar weer met ‘aanvoerdersdochter’ of ‘Leodaanse’ aansprak omdat er mensen bij waren, ook al wist ze dat het voor haar eigen bestwil was. De ontmoeting met Brom was al een klap geweest die haar uit haar roes van de laatste paar nachten met Beliëth had doen ontwaken, maar het was of Beliëths omgang met haar, die in het openbaar weer terug bij af leek te zijn, haar weer hard met haar neus op de feiten drukte.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

De eerste dagen na hun discussie hoorde ze niets van een eventuele ruzie binnen de soldatengroep en geen van hen, zowel Brom als Beliëth, vertoonde wonen en plekken die wezen op een strijd die alsnog had plaatsgevonden.
wonden*

Verder weer een leuk stukje. Ik vraag me ondertussen trouwens wel af... of dit verhaal niet thuishoort in het Romantische Prieel. :$
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha ja beetje wel he? Niet echt draken, magiërs of druïden hier of zo :) maar wel kastelen en niet-bestaande werelden dus een beetje half half denk ik :)

Irritant btw, dit is de allereerste versie, heb er al wat verbeteringen in aangebracht maar dat document staat op een andere computer zonder internet :-S zal snel proberen het eens te verplaatsen, scheelt misschien wat fouten/slechte stukken ;)

-__________________________________________________________________________________________

Ondanks het feit dat er door Beliëths hernieuwde afstandelijkheid dus niets meer aan hen af te lezen viel, kwamen er evengoed gaandeweg meer mensen achter hun relatie. Dat was waarschijnlijk aan Brom te wijten, die niet te beroerd was om zijn ontdekking met zijn bevriende soldaten te delen. Het gevolg was natuurlijk dat de grote baas en Beliëths nemesis, Levyan, daar verhaal over kwam halen.
Het gebeurde op een ochtend, die dag, zo’n week na Ayleth aanvaring met Beliëth en Brom. Het was nog vroeg, zo vroeg dat er nog nauwelijks ander volk in de stallen aanwezig was. Ergens een heel eind verderop liepen er twee stalknechten met de hooikar en enkele andere jongens waren, net als Ayleth, bezig wat paarden op te zadelen voor de eerste wacht. Ayleth had die ochtend een vriendelijke vosmerrie toegewezen gekregen die gezadeld moest worden en daarna zou ze de twee paarden die Manaous haar aangewezen had rijden, tot het tijd was de paarden van de wacht te wisselen en ze op- en af te zadelen en ze van en naar de stallen te brengen.
Ayleth was net klaar de merrie voor de eerste wacht te poetsen. Ze had de spullen opgeborgen in de tas en was inmiddels bezig met zadelen. Ze had net het zadel van de merrie op haar rug gelegd, op het shabrak dat sinds haar vorige aanvaring met Leyvan in haar handen altijd perfect recht kwam te liggen, en en was bezig de singel losjes vast te maken toen ze het merkte. Eerst was ze zich er nog niet eens zo van bewust van, maar toen ze zich wilde omdraaien om het hoofdstel van de haak aan de balk te pakken, merkte ze ineens dat er iemand bij haar in de stal stond.
Ayleth schrok, maar voor ze wist wat er gebeurde, werd er een hand voor haar mond gedrukt. Haar ogen stelden zich scherp en geschrokken schoten ze omhoog, en toen zag ze het gezicht van Levyan voor zich. Een naar gevoel nestelde zich in haar buik, maar Levyan suste haar. Zijn hand voelde groot aan en de greep om haar gezicht was sterk.
‘Stil, aanvoerdersdochter,’ zei hij zacht. ‘Doe wat ik zeg. Als je geluid maakt, zal ik andere manieren gebruiken om je te smoren.’ Zijn hand bleef nog even op haar gezicht liggen, maar toen hij ervan overtuigd was dat ze haar mond zou houden, liet hij hem zakken. Hij keek nog even haar, maar begon toen langzaam om haar heen te lopen. Zijn hand gleed van haar sleutelbeen omlaag, maar Ayleth bleef staan. Ze had een benauwd gevoel in haar keel en haar hart klopte luid, maar ze moest denken aan haar eigen woorden tegen Beliëth laatst en wilde hem niet uit zijn tent lokken.
Levyan s hand zakte omlaag terwijl hij achter haar langsliep, langs haar sleutelbeen naar beneden en nog lager. Ayleth slikte toen zijn nagels over de huid boven de halsopening van haar jurk gleden. Ze klemde haar kaken op elkaar toen hij langs haar borst streelde voor hij achter haar langsliep.
‘Weet je wat ik gehoord heb?’ hoorde ze hem achter zich vragen. ‘Het laatste nieuws, uit de gelederen? Het gerucht gaat dat je iets met Beliëth hebt. Dat hij je naait, buiten het ritueel. Niet alleen om aan zijn trekken te komen, maar omdat hij je leuk vindt. Van je houdt, misschien wel.’
Hij liep achter haar langs en verscheen weer voor haar, maar Ayleth hield haar hoofd gebogen.
‘Ik moet zeggen dat het me deugd deed het te horen,’ zei Levyan op een toon die bevestigde wat zijn stem zei. ‘Want je weet wat het betekent, toch? Des te harder zal het bij hem aankomen als blijkt dat hij zijn laatste ritueel weer verkloot heeft en één van ons je in handen krijgt. Want zo dichtbij is het, aanvoerdersdochter. Hij hoeft het nog maar één keer nutteloos te blijven en dan is het afgelopen. Dan wordt hij van je afgehaald en zul je aan iemand anders toegewezen worden, die ook twee keer de kans krijgt je ritueel te naaien. En weet je, aanvoerdersdochter? Ik ga er alles aan doen om te zorgen dat ik degene zal zijn aan wie je de tweede keer gekoppeld zult worden.’
Ayleth slikte. Ze voelde dat Levyan naar haar gezicht keek, maar ze hield haar blik op de grond gericht.
‘En weet je wat het beste is?’ hoorde ze hem zeggen terwijl hij verder om haar heen liep. ‘Je kunt me niet weigeren.Als je dat doet, dan zul je het met de dood bekopen. Als je mij niet toelaat, als het met mij ook niet lukt, dan zullen ze je offeren.’ Hij boog naar haar toe. Ze voelde zijn ademhaling bij haar oor en klemde haar kaken op elkaar.
‘Ze zullen je verbranden,’ fluisterde hij in haar oor. ’Ze zullen je op de brandstapel zetten en het vuur zal je verzwelgen met huid en haar. Je hebt geen keus. Je zult van mij zijn, aanvoerdersdochter. En geloof me dat ik er met volle teugen van zal genieten als het eenmaal zo is.’
Ayleth klemde haar kaken op elkaar. Ze wist dit al, wat hij haar vertelde, en waarschijnlijk wist hij dat ook, maar oanks dat kon ze zijn leedvermaak bijna voelen. Naast haar angst voor hem zorgde dat er nu ook voor dat ze nog iets anders voelde. Ze was niet alleen bang meer van hem. Ze vond hem vreselijk, omdat hij er zo van genoot om haar en Beliëth leed te berokken, omdat hij zo sadistisch was. Ze had tegen Beliëth gezegd dat hij zich in moest houden, maar Levyan wist evengoed van geen ophouden. Ze moest Beliëth helpen, ze moest zichzelf helpen. Ze moest niet alles meer van hem laten afhangen, ze moest van zich afbijten. Ze moest voor zichzelf opkomen, zodat Beliëth dat niet meer met alle gevaren van dien hoefde te doen.
Voor ze er goed en wel over nagedacht had, had ze dat besluit genomen.
‘Probeer het maar,’ zei ze. Ik ben niet bang voor jou.’
Levyans keek naar haar op. Ze wist niet of hij verbaasd of verrast was: het was de eerste keer dat ze überhaupt op deze manier tegen hem gesproken had sinds ze elkaar ontmoet hadden. Ondanks het onverwachte karakter van haar tegenwoord, was Levyan echter niet onder de indruk: hij ging gewoon door met waar hij mee bezig was en streek een pluk haar uit haar hals weg.
‘O ja?’ vroeg hij. ‘Is dat zo? Denk je dat je heel wat kunt hebben, nu Beliëth je weg alvast voor me opengebroken heeft?’
Ayleth keek voor zich uit terwijl zijn hand over de huid van haar schouder gleed.
‘Wat jij wit,’ zei ze. ‘Je zegt wat je wilt, maar mij maak je niet bang meer.’
Levyan boog wat naar haar toe en liet zijn lippen langs haar kaak glijden.
‘Nee? En waarom is dat?’
Ayleth klemde haar kaken op elkaar toen ze zijn lippen in haar hals voelde. ‘Omdat ik nooit de jouwe zal zijn. Misschien zul je hemel en aarde verzetten om mijn lichaam te krijgen, maar dat zal evengoed maar een deel zijn van wat Beliëth wel heeft gehad. Wat je ook doet, je zult nooit mijn ziel hebben.’
Levyan kuste haar in haar nek, terwijl hij met zijn hand over haar borst wreef.
‘Je ziel, hm?’ zei hij in haar hals. ‘Denk jij dat?’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”