Ik doe mijn best op grotere stukjes, maar ik moet er echt weer even inkomen merk ik

bedankt voor je reactie!
Niet veel later was het stil. Madelyn lag op de grond en probeerde overeind te komen. Ze kreunde zacht, toen ze een scherpe pijn in haar rug voelde. Na een paar keer rustig ademhalen probeerde ze het opnieuw, maar haar lichaam liet haar in de steek. Het lukte haar om haar hoofd een klein stukje op te tillen en rond te kijken. Meteen had ze daar spijt van. Vlak naast haar lag het lichaam van een jonge man. Zijn armen en benen lagen in een vreemde hoek en ze kon zien hoe zijn gezicht onder het bloed zat. Hij was duidelijk niet meer in leven. Opnieuw tilde Madelyn haar hoofd op en probeerde verder rond te kijken. Ze zag nog meer lichamen, of liever gezegd lijken. Om haar heen was iedereen dood. Wat was er gebeurd? Waarom lagen er zoveel lichamen? Waarom kon ze zich niet bewegen? Diep vanuit haar buik borrelde een paniekgevoel op. Dit was niet in orde, ze moest hier weg. Met een uiterste krachtinspanning deed ze nog een poging om haar lijf te laten gehoorzamen. De pijn die dat met zich meebracht werd Madelyn teveel en het werd zwart voor haar ogen. Voordat ze wegzakte hoorde voetstappen van iemand die naderde. Ze kon nog twee woorden fluisteren voordat de duisternis haar meevoerde.
“Help me.”
Hoofdstuk 1
Zo snel als haar voeten haar konden dragen, rende Féline door het woud. De zon was al bijna onder en de schemer maakte het lastig om te zien waar de putten en gaten in de weg zich bevonden. Voor het donker moest ze in de stad zijn, anders zouden de poorten sluiten en was er geen weg terug. Een nacht buiten de stadspoorten betekende voor iedereen een zekere dood. Hoewel, dat wist eigenlijk niemand. De mensen die het niet haalden, werden gewoonweg nooit meer teruggevonden. In het begin werd er nog gezocht, maar de mensen hadden alle hoop verloren. Deze wereld was niet de wereld die we ons herinnerden uit onze jeugd. ‘Ha,’ dacht Féline. ‘Nog geen zestien zomers oud en ik heb het al over mijn jeugd.’ In deze tijd was het echter niet meer gewoon om oud te worden. In het vroegere Aldoran werden mensen zo’n 100 jaar oud, de elfen nog veel ouder. Nu was het een ander verhaal. Het was moeilijk om niet in handen te vallen van onze vijand, de Bergbewoners. Al jaren hadden zij Aldoran in hun macht, de vroegere heersers hadden niets kunnen doen om ze tegen te houden.
Féline bereikte de poort net op tijd, de poortwachten maakten al aanstalten om de grote, houten deuren te gaan sluiten.
“Dat was op het nippertje, meissie,” bromde een zwaarlijvige wacht. “Zou de volgende keer maar zorgen dat je eerder terugkomt.” Ze knikte alleen en rende snel door. De avondklok sloeg al en Faja, haar moeder, zou op van de zenuwen zijn. Ze kwam al snel bij haar huis, gelegen tussen de kerk en het marktplein. Vroeger zou dit betekenen dat hun gezin uit vooraanstaande burgers bestond. Niet iedereen kreeg een huis zo dicht bij twee belangrijke punten in de stad. Maar ook dat betekende niet veel meer in een wereld als deze. Rangen en standen waren al jaren geleden verloren gegaan en de Aldorianen probeerden alleen nog te overleven.
Hijgend stapte Féline door de kleine deur van het huis en voelde meteen een klap tegen haar hoofd. Even duizelde het haar en ze pakte de deurpost om haar evenwicht te bewaren.
“Waag het niet nog eens zo laat thuis te komen,” gilde Faja. “Vijf dochters ben ik al verloren en jij bent de enige die is overgebleven.”
Féline wreef over de plek waar haar moeder haar geslagen had en gooide haar tas op tafel.
“Kalm, moeder. Ik ben nog nooit te laat gekomen en dat gaat ook niet gebeuren.” Terwijl ze verder ging haalde ze de noten en vruchten die ze in het bos had verzameld uit de tas en ruimde ze op in de kleine keuken.
“We hebben voedsel nodig, dat weet je net zo goed als ik. En voor goed voedsel moet ik dieper het bos in.” Féline nam het trillende hoopje, ooit haar sterke moeder, in haar armen en kuste haar op haar voorhoofd.
"Hoe gaat het met pa," vroeg ze zacht, terwijl haar blik afdwaalde naar het bed in de hoek van de woonkamer. Faja schudde haar hoofd.
"Geen verandering, zoals gewoonlijk. Hij ligt in bed en staart voor zich uit als hij wakker is. En wanneer hij in slaap valt is hij rusteloos en ligt te ijlen. Vandaag begon hij weer over Freya. Hij schokte met zijn armen en benen en gilde haar naam." Faja's ogen vulden zich opnieuw met tranen. "Hij lijdt, Fé. Hij lijdt al sinds de verdwijning van Freya."
Alsof hij hoorde dat het over zijn jongste dochter ging, begon Arthur te kreunen. Zijn stem klonk zacht en rauw, alsof hij hem niet vaak gebruikte. En dat was ook zo, Félines vader had al tijden niet meer gesproken, behalve in zijn dromen, die eigenlijk beter nachtmerries genoemd konden worden.
"Freya? Freya, ben je daar? Als je daar bent, kom dan bij me. We hebben je gemist, je mama en ik. Het is al zo lang geleden dat we je hebben gezien. We hebben ons zorgen gemaakt." Zijn armen, eens sterk en gespierd, strekten zich uit naar de leegte voor hem. "Freya..Freya, mijn meisje."
Snel liep Féline op hem af, zijn in het niets zwaaiende armen terug op het bed duwend.
"Ik ben het, papa," fluisterde ze zacht in zijn oor. "Féline. Ik ben weer thuis." Zacht streelde Féline door het donkere, krullende haar van haar vader. Arthurs nietsziende ogen sperden zich even open en sloten zich daarna. Vrijwel meteen begon de vroegere marktkoopman te snurken, terwijl zijn magere buik langzaam op en neer ging. Het leek een rustige slaap en Féline hoopte dat haar vader niet veel langer hoefde te lijden. In de keuken vond Féline haar moeder, die van de gevonden etenswaren een eenvoudige, maar voedzame maaltijd stond te bereiden. De heerlijke geur van paddenstoelensoep kroop in Félines neusgaten en haar buik reageerde meteen door te gaan rammelen. Met de meest simpele ingrediënten kon Faja een heerlijke soep maken. Het waren bij lange na niet de tongstrelende smaken die Féline zich van vroeger kon herinneren, maar smakelijk was het zeker. Nadat ze met haar moeder de maaltijd had genoten, besloot Féline nog even richting het centrum van de stad te vertrekken. Ze had bij haar laatste zoektocht uitzonderlijk veel rijpe woudbessen gevonden en ze was ervan overtuigd dat ze deze kon ruilen tegen wat brood of misschien wel wat vlees. Voor de Grote Strijd vond de markt altijd overdag plaats, in tegenstelling tot de avondmarkt die nu steeds vaker ontstond. En waar men normaliter betaalde met koper- of zilverstukken, was het nu de ruilhandel die welig tierde.
Het marktplein werd verlicht door verschillende fakkels, die een warme, oranje gloed over de kramen lieten vallen. Het was druk vandaag en Féline hoorde hoe marktkoopmannen hun waren luidkeels aanprezen en hoe potentiële kopers daarop verontwaardigd reageerden. Het eeuwenoude spel van afdingen stelde Féline op hasr gemak, het gaf haar een gevoel van vroeger. Met haar voorraadtas stevig tegen zich aangedrukt, begaf ze zich soepel door de groeiende menigte, zoekend naar een kraam waar vlees werd verkocht. Vlees was schaars, net als brood en vis. Het was niet ongewoon dat hele oogsten mislukten en dat wild voor weken uit het bos verdween.
Hoofdstuk 1 gewijzigd en verlengd ^^