Bedankt alletwee!
Hoofdstuk 3
De volgende dag toen Gwendoline zich waste in de badkamer en een blik in de spiegel wierp, zag Gwendoline dat haar verwondingen niet weg waren. Door dat nieuws besefte ze dat dit geen leuke dag op school zou worden. Denkend aan de vorige keer toen ze geslagen was en ze naar school was gegaan, maakte ze haar ontbijt klaar in de stoffige keuken. De vorige keer hadden haar klasgenootjes haar uitgelachen en gevraagd hoe ze aan die schaafwondjes kwam. Ze had geantwoord dat ze de vorige dag was gevallen van haar fiets en dat ze zich toen had verwond. Niemand had haar geloofd. De dagen die toen hadden gevolgd, hadden ze haar uitgelachen, maar dat ging na een week over. Ze hoopte dat dat nu ook zou gebeuren.
Nadat Gwendoline klaar was met eten, vertrok ze met bonzend hart naar haar school. Het schoolplein was vol met rokende leerlingen, zag ze. Zenuwachtig streek ze haar haren over haar wond op haar wang. Jammer genoeg kon ze haar blauwe oog niet gemakkelijk verbergen. Nu zou ze een andere leugen verzinnen voor haar verwondingen, want een blauw oog kreeg je niet als je was gevallen van je fiets. Misschien kon ze vertellen dat ze werd aangevallen door hangjongeren? Dat was wel een goede leugen. Het had hetzelfde resultaat.
Gwendoline propte haar jas in haar kluisje en wachtte totdat de bel ging. Ze zag in de minuten die volgden haar klasgenoten de aula binnenkomen. Sommigen keken naar haar, maar de meesten negeerden haar. Op het moment dat de bel ging, liep ze naar het lokaal waar Nederlands had en ging zitten. De andere leerlingen druppelden in de minuten die volgden het lokaal binnen. Gwendoline zag hoe de meeste klasgenoten haar aangaapten, hun vrienden aanstootten om vervolgens haar aan te wijzen. Nancy, het meisje dat onder deze les altijd naast haar zat, liep aarzelend naar haar toe.
“Hé, wat is er met je gezicht gebeurd?” vroeg ze toen ze op de stoel naast Gwendoline neerplofte. Die haalde haar schouders op. De leerlingen om hen heen stopten met praten en keken geïnteresseerd toe.
“Ik eh, ik ben aangevallen door wat jongeren,” loog ze mompelend. Een jongen achter haar begon te joelen.
“Gwendoline is aangevallen door jongeren!” schreeuwde hij door de klas. Meer klasgenoten begonnen te joelen. Nancy boog zich wat dichter naar haar toe en fluisterde: “Wie waren die jongeren dan? En met hoeveel waren ze?” Haar gezicht stond bezorgd, blijkbaar was zij de enige in de klas die Gwendoline geloofde. Ze kon altijd goed opschieten met haar, zij nam haar tenminste serieus. Kon ze haar dan ook de waarheid vertellen? Zou ze haar geloven als ze vertelde dat haar vader haar dit had aangedaan? Ze durfde het niet, ze kon het niet opbrengen om dit ooit aan iemand te vertellen. Dit was haar geheim, alleen haar ouders en zij wisten hier vanaf. Ze wist zeker dat niemand het zou geloven. Nee, ze besloot om het niet te vertellen.
“Ik ken ze niet,” begon ze, “maar ze waren iets ouder dan ik. Het waren vier jongens.” Het deed haar goed om niet de waarheid te vertellen. Ze richtte haar blik naar het bureau van mevrouw De Wit, haar docent Nederlands. Die trok de deur achter zich dicht, nadat ze het lokaal binnen kwam met een kop koffie in haar handen.
“Goedemorgen, iedereen,” riep mevrouw De Wit om de klas tot stilte te brengen. “Ik ga de namenlijst even langs om te controleren of iedereen er is en of er nog absenten zijn.” Gwendoline keek hoe ze ging zitten achter haar bureau en haar computer opstartte. Ze voelde dat Nancy haar aanstootte en keek haar verwachtingsvol aan.
“Wat deden die jongens dan?” vroeg Nancy met opgetrokken wenkbrauwen. Gwendoline zuchtte. Hoelang ging ze nog door met haar ondervragen? Straks verraadde ze zichzelf door een verkeerd antwoord te geven.
Plotseling vloog er een prop papier op haar tafel. Ze keek nieuwsgierig om zich heen om te zien wie het had gegooid en zag aan de andere kant van de klas de populaire meiden bij elkaar zitten. Hun hoofden waren grijnzend naar haar gericht, waaruit ze wist dat zij de prop hadden gegooid.
“Maak open!” siste Nancy opgewonden. Gwendoline draaide zich naar haar toe en opende de prop. In grote letters stond er:
Wat een trut ben jij dat je niet eens je eigen leeftijdsgenoten aankunt! Jij bent echt een bitch! Wij zullen aan de rest van de klas vertellen wat jij bent. Hopelijk kun je dan bewijzen dat je jezelf kunt redden in deze maatschappij en hopelijk zul je dan meer vrienden krijgen! Je bent gewaarschuwd!
Dit geloofde ze niet. Moest ze nu echt gaan bewijzen dat ze zichzelf kan redden? Dat sloeg nergens op. Verbouwereerd keek ze naar Nancy, die aandachtig het stukje papier bekeek. Nadat ze was uitgelezen, barstte ze in lachen uit.
“Haha! Nou, Gwen, ik wens je veel succes!” riep ze en ze liep naar de andere meiden, die lachend een gesprek met haar begonnen. Gwendoline scheurde de brief in stukken en legde ze die in haar etui. Ze besefte dat ze Nancy niet had mogen vertrouwen. Zij was net zoals de rest, ze wilde bij de populaire leerlingen horen. En blijkbaar beschouwden zij Gwendoline niet als populair. Ze keek nog eens naar de meiden en zag tot haar schrik dat er nu ook jongens bij waren gekomen. Ze waren zo te zien bezig om de rest over haar te vertellen. Boosheid begon zich in haar te borrelen. Als straks de hele klas zich tegen haar keerde, wist ze dat ze dat niet lang vol kon houden. Ze moest iets doen om hen te vertellen dat ze verkeerd bezig waren, dat het niet waar was hoe ze over haar dachten. Ze besloot om het volgende uur te gaan spijbelen om hier verder over na te denken. Ze moest iets ondernemen, anders gingen ze vast aan de hele school vertellen dat zij niemand aan kon.
In de minuten tot de bel ging, bedacht ze waar ze het komende uur het beste kon spijbelen. In de aula werd ze vast gezien door een leraar, net zoals op het schoolplein. Ze bedacht dat ze het beste dat uur in het winkelcentrum door kon brengen. Daar was vrijwel niemand van school die haar herkenden.
“Ruim jullie spullen op en wacht tot de bel gaat,” riep mevrouw De Wit. Gwendoline legde haar ongeopende tas op haar tafel en keek naar de anderen die druk bezig waren met hun spullen in hun tas op te bergen. Toen de bel ging, liep ze snel het lokaal uit richting haar kluisje waar ze haar jas pakte en naar buiten ging.
Het was rustig in het winkelcentrum. Het was te zien dat veel mensen nu aan het werk waren en dat veel scholieren op school zaten. De enige jongeren die ze kon ontdekken, zaten aan een tafeltje te praten. Het waren twee jongens die ouder waren dan zij. Ze herinnerde zich haar leugen en grinnikte. Ze liep langzaam naar hen toe; misschien begrepen zij haar wel. Naast het tafeltje bleef ze stilstaan, de jongens in zich opnemend. Één van hen keek op en schraapte luidruchtig zijn keel.
“Heb je soms gevochten, of zo?” grapte hij lachend en hij streek een blonde pluk uit zijn ogen. De andere jongen bekeek haar nu ook. Gwendoline glimlachte verlegen tegen hem.
“Zoiets, ja. Mag ik bij jullie komen zitten?” vroeg ze. De blonde jongen schoof de stoel naast hem naar achteren en gebaarde dat ze daarop kon gaan zitten. Dankbaar zette ze haar tas naast zich neer en ging zitten. “Ik ben Gwendoline.”
“Hey!” riep de tweede jongen tegenover haar. “Ik ben Joe en die gast naast je is Roy. Wil je er ook één?” Hij hield haar een sigaret voor. “Is lekker, hoor,” voegde hij er aan toe.
Aarzelend pakte ze de sigaret en bekeek hem eerst langdurig voordat ze er een trek van nam. Het was lang geleden dat ze had gerookt. De rook die ze inademde leek haar wel te verwelkomen. Het was een vertrouwd gevoel.
“Jij hebt vaker gerookt?” vroeg Roy die zelf ook een sigaret opstak. Hij haalde diep adem, sloot met een glimlach zijn ogen en haalde de sigaret uit zijn mond om weer diep uit te ademen.
Gwendoline knikte en stak haar sigaret weer in haar mond. Ze keek op haar horloge en schrok. Het was al drie kwartier verder, het derde lesuur kon elk moment beginnen.
“Wat is er, Gwen?” vroeg Joe toen, haar ongeruste gezicht bekijkend.
“Ik moet zo terug, anders kom ik te laat voor mijn volgende les,” riep ze verschrikt uit en ze griste haar tas van de grond terwijl ze vlug opstond. In haar ooghoeken zag ze dat Roy begon te lachen.
“Wat kan jou je lessen toch schelen? Ik wil eerst weten wat er met je is gebeurd, meid!”
Sometimes is there a day to forgiveness... Sometimes is that day to revenge.