De verborgen prinses
Wat vooraf ging:
Wat vooraf ging:
Helena huilde zachtjes om de dood van haar man. Ze wist dat ze zelf ook niet lang meer te leven had en zocht wanhopig een manier om haar dochtertje te beschermen. Helena spoorden haar uitgeputte paard aan om door te lopen, nog een paar meter. Achter zich hoorden ze de honden opgewonden blaffen, de honden die naar haar en haar dochtertje op jacht waren. Helena keek voor zich en zag dat ze het bos bijna bereikt hadden. Het bos was haar laatste uitvlucht. Misschien durfde de mannen haar niet het bos in te volgen. Helena hoopte dat ze in het bos veilig was.
De maan stond nu hoog aan de hemel en het bos was in duisternis gehuld. Helena drukte het kleine baby lichaampje tegen haar eigen borst met de bedoeling het meisje wat op te warmen. Helena wist dat ze aan het einde van haar krachten was, nog even en ze zou in storten. Ze liep nu op blote voeten, haar jurk was gescheurd en nat. Haar paard was al vele uren geleden van pure uitputting onder haar in elkaar gezakt. Dood. Helena had geen tijd om zich druk te maken over het arme dier, haar eigen leven en dat van haar dochtertje waren nu belangrijker. Het meisje in haar armen begon zachtjes te jammeren alsof ze de gedachten van haar moeder had gehoord. Helena bleef uitgeput stil staan en wiegde het kleine meisje in haar armen heen en weer. Kleine groene oogjes keken haar slaperig aan. Haar mondje ging open alsof ze wou zeggen, “mama, ik heb honger.” Helena ging op de grond zitten, wetend dat ze nu te uitgeput was om nog op te staan en begon het kleine meisje te voeden.
Helena opende haar ogen. Er stond iemand over haar heen gebogen. Die iemand had haar dochtertje in zijn armen. Helena deed geschrokken een poging om op te staan, maar dit lukte haar niet. “Rustig” suste een vreemde stem tegen haar. Helena probeerden het gezicht van de spreker te zien, maar dit lukte niet. Helena voelden haar hart angstig bonzen, was dit nou een van de gevreesde natuurwezens? Helena probeerden weer naar het gezicht van de man te kijken, maar kwam er niet uit. “Wie bent u?” Vroeg ze met een bevende stem. De man zweeg een tijdje en stelden toen een tegen vraag. “Wat doet u hier?” Helena voelden dat ze de man eerst antwoord moest geven voor haar eigen vraag beantwoord werd en haalden bevend adem. Ze probeerden wat rechter te zitten en stelde zichzelf toen voor. “Ik ben Koningin Helena en mijn dochtertje heet Prinses Nymfa. Mijn man, Koning Duncan is verraden en gedood. Ik ben met mijn dochtertje gevlucht. Als de soldaten mijn dochtertje vinden word ze gedood, ze is de troonopvolgster.” Helena haalden angstig diep adem. Ze probeerde de reactie van de man voor haar te doorgronden. Deze bleef stil staan met haar dochtertje in zijn armen. De man stond een hele lange tijd stil. “Dus u bent de vrouwe die opdracht heeft gegeven om de bossen te sparen?” Helena knikte in het duister. “Waarom?” Vroeg de man weer. “Uw volk heeft een hekel aan de bossen, waarom zou de vrouw van de Koning daar anders over denken?” Helena’s hart stond even stil. De man had het gezegd, hij was dus geen mens…
Helena hapte geschrokken naar adem en schoot naar voren, greep haar dochtertje uit de vreemde handen van het wezens en drukte zichzelf tegen de boomstam achter haar. Als in een waas probeerde Helena zich de verhalen te herinneren die haar grootmoeder haar had verteld. Helena kende alleen verhalen waar de natuurwezens vriendelijk en vreedzaam waren. Maar nu Helena er eindelijk een zag… “Vrouwen?” Vroeg het natuurwezen nogmaals. Toen er geen antwoord kwam boog het natuurwezen zich naar voren en stapten in het licht. De man had groen haar, het leek wel wat op droog mos. Zijn huid was donkerbruin en leek uit verschillende lagen te bestaan, alsof hij schors van een boom aan zijn lichaam had hangen. Zijn kleding bestond uit takken en bladeren, bij elkaar gehouden met sterken touwen. Hij keek onderzoekend in Helena’s ogen en kon duidelijk haar angst zien. “Rustig,” zei hij toen meteen. Het natuurwezen ging voor Helena op de grond zitten met zijn handen op zijn schoot gevouwen en zag er kalm en vreedzaam uit. Helena stond zichzelf angstig toe om naar het natuurwezen te kijken en fluisterde toen met een trillende stem “mijn grootmoeder vertelde mij altijd verhalen over de bossen en haar bewoners.” Helna zweeg, bang voor de reactie van het natuurwezen. Maar er kwam helemaal geen reactie! Het wezen bleef rustig zitten en keek kalm naar een wild konijntje dat verderop tussen de struiken huppelde. Helena keek nu ook voorzichtig naar het konijntje en verbaasde zich erover dat het konijn zo dichtbij durfde te komen. Het natuurwezen begon opeens een zacht zoemend geluid te maken, het klonk vredig en mooi. Het konijntje spitste zijn oortjes en keek op. “Kom eens hier kleine vriend” zei het natuurwezen. Het konijntje huppelde meteen naar het wezen toe en snuffelde aan zijn hand. Helena keek met grote ogen toe en voelde zich al wat minder bang. “Je mag het konijn aaien” zei het wezen tegen Helena. Hele schrok toen het natuurwezen tegen haar sprak en keek toen weer naar het konijn. Het konijntje zag er niet gevaarlijk uit en ook het natuurwezen maakte geen gevaarlijke indruk. Helena schoof haar dochtertje voorzichtig tegen haar schouder aan en stak toen een trillende hand naar het konijn uit. Het konijntje renden niet weg toen Helena het tussen zijn oortjes kriebelde. Hij leek het zelfs wel fijn te vinden. Helena keek op van het konijntje en zag dat het natuurwezen haar aandachtig bekeek. “Ik zal u geen kwaad doen vrouwen” zei het natuurwezen opeens rustig. Helena knikte, ze was nu niet bang meer en geloofde het natuurwezen. Het wezen stak langzaam zijn hand naar Helena uit en zei, “mijn naam is Bron en ik ben een Dryaden. Ik bied u mijn hulp aan als u die aan wilt nemen, maar veel kan ik u niet bieden. Als uw mensen te diep in het bos komen zullen onze wegen zich scheiden. Helena’s ogen vulden zich met tranen. Ze had nog nooit iemand gesproken die zo goed voor haar was! Helena wou zijn aanbod aannemen maar wist dat ze te zwak was. Ze was gewond en ziek. Helena besloot dat ze haar dochter een eerlijke kans moest geven. Helena keek met tranen in haar ogen op en vroeg, “wilt u mijn dochter mee nemen Heer Bron?” Helena sprak het natuurwezen met respect aan, ze vond dat hij die verdiende. Bron keek verbaast. “En u dan vrouwen?” Helena schudden haar hoofd. “Ik ben ziek en zal weldra sterven. Ik houd u alleen maar op en riskeer het leven van mijn dochtertje.” Helena schudden weer haar hoofd, “wilt u alstublieft voor mijn dochtertje zorgen?” Bron keek naar het meisje in de armen van de koningin en dacht diep na. Het meisje was menselijk en zou altijd anders zijn… Bron keek nu in de ogen van de koningin en zag liefde, verdriet en pijn in haar ogen, liefde voor haar dochter, pijn van wegen het lot en pijn omdat ze haar dochter kwijt zou raken. Bron zag in de ogen van deze vrouw alleen maar goedheid. Bron nam een besluit. “Ik zal voor uw dochter Nymfa zorgen alsof ze mijn eigen dochter is en van haar houden. Ik doe dit omdat u altijd voor de bossen hebt gevochten en er voor hebt gezorgd dat wij niet helemaal werden uit geroeid.” Helena begon nu te snikken en knuffelde Nymfa nog één keek. Ze keek op en bedankte Bron. Met trillende handen overhandigde Helena haar dochter aan het natuurwezen en stond zelf ook op. Bron keek nog even naar Helena en liep toen zonder verder nog iets te zeggen dieper het bos in en verdween tussen de struiken. Helena huilde nog een tijdje in stilte en merkte dat het konijntje nog steeds naar haar keek. Er klonk in de verte honden geblaf en het konijntje huppelde angstig weg. Helena keek het bos in richting het honden geblaf en liep er naartoe. Ze was van plan zo veel mogelijk tijd te winnen voor haar dochter. Ze liep dieper en dieper het bos in, haar dood tegemoet…
Ik heb dit stukje aangepast en *geprobeerd* zo veel mogelijk spelling te verbeteren.
Ook heb ik de reactie van de Koningin op Bron wat uitgebreider gemaakt.