
Ik hoefde maar een ‘foutje’ te maken.
Waarom zou ik het niet gewoon doen? Deze wereld had mij tenslotte zover gebracht. Deze wereld had mij tot deze daad gedreven en deze wereld had mij zo verrot gemaakt dat ik dit überhaupt in mijn macht had.
Ik had geen liefde meer. Alles was nu haat. Als je haat zou kunnen tegenkomen in levende lijve, dan zou je mij ontmoeten. Eigenlijk was ik nog te goed ook.
Als ik dat ‘foutje’ zou maken zou de mensheid er goed vanaf komen. ‘Vervagen’, daar voelt niemand iets van. Nee, eigenlijk verdiende de wereld een ontploffing of vreselijke natuurramp. Verdomd, ik toonde nog genade ook.
Ik kon het niet eens denken. Ik kon niet eens letterlijk denken aan wat er gebeurd was. Als hij anders had besloten, dan had dit niet gehoeven. Dan was die kracht niet in mij naar bovengekomen. Dan was er hoogstens ergens een meteoriet ingeslagen. Lang niet zo verschrikkelijk als de gruwelijkheden die ik nu op het punt stond te doen.
Het was onvermijdelijk geweest. De pijn was en is onvermijdelijk. Het kon niet anders, daar was ik allang achter. Daar was ik misschien al achter voordat ik hem ontmoette. Het was nou eenmaal niet mijn tijd om geluk te hebben.
Als hij nou maar niet … Nee … God, wat was ik verbitterd. Ik was een slachtoffer, stukgemaakt door … omstandigheden? Ik kon niet meer terug. De pijn, mijn bitterheid, ze hielden mij gevangen. Ik vocht ook niet meer terug. Het was hopeloos.
Ik wilde dat ik uit deze wereld kon stappen. Alleen, maar de haat die mij gevangen hield vertelde mij dat ik alles en iedereen zou meenemen, want iedereen is schuldig aan wat mij is aangedaan.
Diep verzonken in mijn gedachten stond ik daar op Qogir. Wat een heroïsch beeld. Bovenop de grootste berg van het Himalaya gebergte. De verloren brokstukken van Sagarmatha gleden nog steeds naar beneden. Sagarmatha was niet meer de hoogste. Mijn haat had die berg al aan stukken geslagen.
Boven op de Qogir, of K2, hield ik met man en macht vast aan mijn kracht. Zou ik mijn kracht loslaten, dan zou de wereld worden verblind in het licht. Dat zou het laatste zijn wat de mensheid zou zien.
Langzaam trok mijn kracht zich los van mijn ziel. Ik had er geen controle over. De elementen van mijn kracht waren vervaagd, er was geen verschil meer tussen water en vuur, tussen aarde en wind. De krachten waar ik zolang voor gevochten had, die ik zo graag onder controle had willen krijgen was niet meer te besturen. De ruimte had het allemaal geabsorbeerd. Dat was het enige element dat ik niet kon controleren. De ruimte was te groot, te sterk.
Fysiek had ik al opgegeven, ik lag er als een spin zonder pootjes bij. De kracht hoefde zich alleen maar te ontdoen van mijn ziel. Maar ik hield vast. Waarom eigenlijk? Terwijl ik dat dacht schoot er een ongelofelijke machteloosheid door me heen. Het lag binnen handbereik, het gene wat ik het allermeeste wenste. Ik kon zo uit de wereld stappen. Ik hoefde alleen maar toe te geven.
Waarom gaf ik niet toe? Was er dan toch iets wat me tegenhield? Ik wist dat ik mezelf voor gek hield. Mijn zwakte. Mijn gedachten gingen naar mijn dikke zwangere buik, naar dat kleine kloppende meisjeshart, waar mijn zwakte in verborgen zat. Dit was het enige wat mij ervan kon weerhouden. Voor de rest was ik haat. Ik was eigenlijk al dood. Maar mijn zwakte hield me levend. Ze deed mij pijn. Al een lange tijd.
Ik was al zo zwak door haar straf. De dokter had gezegd dat ik klaar voor bevalling was. Waar haalde ik de kracht vandaan de hoogste berg van de wereld te verpulveren als ik op het punt stond te bevallen? Hoe kon ik dit nog volhouden? Ook dat was zij. Mijn redder. Of mijn straf.
Voor wie het gezien had en voor wie wist wat er aan de hand was, daar boven op de Qogir, zou het lijken alsof de kracht afnam. Alsof iets sterks met man en macht aan een touw trok om de elementen weer in plooi te krijgen, om ze weer in mij te sturen, in plaats van daar buiten. Maar het leek maar zo.
De rancune die me trof toen ik aan zijn gezicht dacht was ondraaglijk. Mijn kracht was niet meer te houden. Wat volgde was pijn. Davanee hield mij tegen. Maar het zou haar niet lukken. Zijn gezicht nam mijn gedachte over en het maakte me kapot. Ik ontplofte.
Ben je benieuwd naar hoe ze daar komt en wie ze is?
Bevalt de schrijfstijl je ?
Vind je dit een einde of een begin?
Enjoy reading.
(aanpassingen gedaan na tips van Cubiculum Nephilia. Dank!)