Bedankt voor alle mooie complimenten. Alsjeblieft, lekker lang stuk

:
Ze wist niet zo goed waar ze naartoe moest. Ze wilde niet naar huis; ze had geen zin om haar moeder nu al onder ogen te komen. Als die hoorde dat ze wéér bij Tanja geweest was…
Toen kreeg ze een ingeving. Ze pakte haar mobiel en belde Paul. Hij ging over.
“Met Paul,” klonk het aan de andere kant van de lijn.
“Ja, met mij. Kan ik even langskomen?”
“Natuurlijk! Ik ben thuis…”
“Goed, zie ik je zo.”
Wat had Paul ook weer gezegd? Prins Hendriklaan 14. Via het Vondelpark liep ze naar de goede straat. Haar ogen werden groot toen ze stopte voor nummer 14. Langzaam draaide ze zich om naar het hek. Dat was weer eens wat anders dan haar moeders armzalige flatje.
Ze duwde tegen het hek dat zwaar open ging en stapte op het grind. Sinds ze klein was had ze het altijd een leuk geluid gevonden om over grind te lopen. Het pad werd omringd door keurig in banen gemaaid gras, zodat de ene baan iets lichter was dan de ander. Hier en daar stond een rozenstruik of een conifeer. De tuin werd omringd door een heg. Roos keek naar rechts en zag dat er een engelenbeeldje tegen de heg aan stond. Een jong engeltje met een harp in zijn hand. In de verte hoorde ze water stromen, dus ze moesten ook nog een fontein hebben. Ze lachte even in zichzelf toen ze bedacht dat dit de voortuin pas was.
Als een waar paleis toornde het huis boven de tuin uit. Het had rode dakpannen, nagenoeg witte stenen en grote ramen met rode gordijnen erachter. Het was alsof ze in een sprookje was gestapt, behalve dan dat dit geen echt paleis was.
Ze liep de traptreden op, richting de dubbele deur. Ze keek naar het bloemperkje onder de ramen, en zag dat een rododendron tegen de muur groeide. Aan de andere kant een klimop. Het gaf een beetje meer de indruk dat het huis oud was, maar toch chic. Niet dat Roos zich snel schaamde, maar voordat ze op de bel drukte, keek ze toch nog even of ze er een beetje uitzag. Ze trok haar T-shirt recht en deed haar vest maar dicht. Uit een oude gewoonte wilde ze haar haar fatsoeneren, maar ze realiseerde zich dat het tegenwoordig kort was. Ze wreef er even doorheen en zuchtte. Ze ademde diep in en uit en drukte op de bel.
Stiekem had ze nog verwacht dat er een schoonmaakster open zou doen of een butler, maar er deed een vrouw open die ze herkende als Pauls moeder. Dezelfde neus.
“Hallo,” zei de vrouw. “Wat kan ik voor je doen?”
“Ehm, dag mevrouw,” zei Roos aarzelend. “Ik kom voor Paul…”
“Voor Paul?” Even leek de vrouw erg verbaasd te zijn. Onwennig streek ze met haar hand door haar overduidelijk geblondeerde kapsel, maar deed toen de deur verder open.
“Natuurlijk, kom binnen,” zei ze vriendelijk.
“Dank u,” zei Roos beleefd en veegde netjes haar voeten op de mat. Zij en haar moeder hadden het dan wel niet zo breed, ze was wel opgevoed.
“Maar wie ben jij dan, als ik vragen mag,” vroeg Pauls moeder.
“Oh sorry,” zei Roos. “Roos Groeneveld.” Ze stak haar hand uit. Pauls moeder schudde die hartelijk.
“Mireille Pietersen, aangenaam. Ik ben Pauls moeder,” voegde ze er nog overbodig aan toe.
“Ja, dat had ik al begrepen,” antwoordde Roos dan ook.
“Paul is op zijn kamer. Als je naar boven gaat, is het de tweede deur rechts.”
“Dank u wel.”
Roos draaide zich om en keek om zich heen. Wat een huis. Mireille liep de woonkamer in door een andere dubbele deur. Er was één trap aan iedere kant van die deuren, beiden met een rode loper erop. En overal stond antiek. Althans, meubels die antiek leken. Roos durfde zowat niets aan te raken. Ze liep over de laminaatvloer naar de rechtse trap. Zachtjes wreef ze met haar hand over de glimmende, donkere, houten knop van de trapleuning. Ze keek naar de muren. Er hingen stillevens en modernere schilderijen. Langzaam liep ze omhoog. Op de overloop keek ze rond. Er hingen zelfs elektrische fakkels aan de muur.
Ze glimlachte. Even dacht ze terug aan een regenachtige middag, een aantal jaar geleden. Ze had met haar moeder naar de Sound of Music zitten kijken. Even waande ze zich in een rol van gouvernante, en dacht terug aan de scène uit de film. Ze was op zoek naar een prachtige balzaal waar ze stiekem heen kon gaan en dan betrapt worden door een knappe kapitein Von Trapp. Ze giechelde. Zo’n balzaal hadden ze hier natuurlijk niet. Niets is perfect.
Plotseling hoorde ze een piano spelen. Ze draaide zich om. Ze liep verder de gang door en vond de tweede deur rechts. Het klonk verdrietig, maar heel mooi.
Voorzichtig duwde ze de deurklink naar beneden en probeerde zo min mogelijk geluid te maken. Achter de deur zat een redelijk grote kamer voor een slaapkamer. Ze zag eerst ramen, toen ze opzij keek een groot bed. Ze liep een hoek om en zag Paul zitten. Hij speelde piano. Volledig op gevoel. Voorzichtig kwam ze dichterbij en ging op een stoel naast hem zitten. Hij had nog niks door en speelde gewoon verder.
De muziek die hij speelde had iets slepends. Iets machteloos. Paul staarde alsmaar recht vooruit terwijl droevige klanken uit zijn piano kwamen. Roos luisterde ademloos. Hij kende het helemaal uit zijn hoofd. Het was alsof het lied het betreurde dat hij blind was. Een soort klaagzang, en toch troostend.
Paul sloeg de laatste toetsen aan en liet zijn handen toen op zijn knieën rusten. Roos bleef even stil.
“Wauw, Paul, wat mooi,” bracht ze tenslotte uit.
Paul schrok.
“Roos! Ben je er al? Hoe lang zit je hier al?”
“Lang genoeg om mee te luisteren,” grinnikte ze. “Het was echt heel mooi.”
“Dank je,” zei Paul verlegen.
Zij was de eerste van mijn leeftijd die me ooit had horen spelen. Ze vond het mooi. Ik dacht dat… dat het suf was.
Wat Roos meteen opviel was dat hij ook nu nog gewoon zijn zonnebril droeg. Binnenshuis, dat vond ze apart. Misschien had hij hem weer opgezet omdat hij wist dat ze eraan kwam. Toch werd ze nieuwsgierig naar wat er achter de zonnebril zat, maar ze durfde hem niet te vragen hem af te zetten.
“Man, wat heb jij een kast van een huis, zeg! Ongelofelijk. Mijn slaapkamer is wel een stukje kleiner,” lachte Roos. “Mag ik op je bed ploffen? Je hebt zo’n mooi groot bed…”
Paul schoot in de lach. “Ja hoor, mij best,” zei hij terwijl hij zijn schouders ophaalde.
“Jee,” riep Roos vrolijk en liep naar het bed toe. Ze spreidde haar armen en liet zich languit achterover vallen. Hij had wel een beetje een saaie kleur dekbed, bedacht ze. Grijsblauw. Maar ja, hij ziet het toch niet.
Paul kwam naast haar op het bed zitten.
“Dat gaat makkelijk,” zei Roos. “De weg vinden van de piano naar je bed, bedoel ik.”
“Oh,” zei Paul onverschillig. “Dat weet ik uit m’n hoofd, inmiddels.” Hij leunde tegen zijn hoofdkussen. Roos leunde tegen zijn knieën.
Ik voelde haar rug tegen mijn benen. Ik hoopte dat ze mijn rode kop niet zou zien. Ik voelde dat ik die had.
Kon ik haar maar zien…
“Ik ben een beetje down,” zei ze toen en zuchtte.
“Hoezo?”
“Gisteren zag ik een goede vriendin van me, Tanja, naar de Wallen gaan. Vandaag ben ik naar haar toegegaan en nu blijkt dat ze een hoer is.”
“Wow,” zei Paul.
“Ja, wow. Dat dacht ik ook. Maar het is helemaal niks voor haar…” Ze zweeg even en slikte een brok in haar keel weg.
“Ik wil haar helpen, maar ik durf niet zo goed… En zij zou me ook nooit laten helpen…”
Ze voelde een hand door haar korte haar gaan. Verbaasd keek ze om. Zo snel als de hand gekomen was, was hij weer weg. Paul zag rood.
Daar had ik spijt van. Ik probeerde haar te troosten, maar waarschijnlijk was ze daar helemaal niet van gediend.
Haar haar was trouwens kort, voelde ik.
“Sorry,” zei hij zacht.
“Geeft niet,” zei Roos zacht terug. Even schoot een vreemde gedachte door haar hoofd, maar ze wierp hem meteen weer weg. Niet Paul, hij kon haar niet eens zien.
“Misschien,” ging Paul verder en kuchte even. “Misschien kun je haar wel niet helpen. Hoe oud is ze?”
“Ja, over de twintig.”
“Tja, dan mag ze dat ‘beroep’ uitoefenen. Als ze het zelf wil, kun jij er ook weinig aan doen. Ze houdt jou er verder toch wel buiten?”
“Ja,” antwoordde Roos. “Ik wil gewoon dat we vriendinnen kunnen blijven.”
“Dat kan toch. Je moet het accepteren.”
Ze knikte langzaam. Toen zei ze: “Ik weet het niet, Paul. Het heeft een wrange nasmaak. Ik kan niet geloven dat ze zoiets vrijwillig doet.”
Paul haalde zijn schouders op en zweeg.
“Bedankt voor het aanhoren,” zei Roos.
“Geen probleem,” antwoordde hij met een glimlach.
Op dat moment ging de deur open en kwam Mireille binnen. Ze had een dienblad vast met glazen drinken.
“Ik dacht dat jullie misschien wel wat te drinken zouden lusten?”
Verrast keek Roos de vrouw aan. Goh, zoiets zou haar moeder nou nooit doen.
“Of stoor ik,” vroeg ze met een knipoog.
Ze gaf hen de glazen en de koek die ze erbij had gedaan en liep de slaapkamer weer uit. Bij de deur bleef ze even staan. Ze zag hoe ze kletsten, hoe Roos Paul plaagde.
“Hier, koek,” zei Roos lacherig en hield hem een koek voor. Paul probeerde de koek aan te pakken, maar Roos trok hem weer weg. Paul zuchtte maar kon een lach niet onderdrukken.
“Hap maar,” zei ze toen en hield de koek voor zijn mond.
“Je hoeft me echt niet te voeren,” verzuchtte hij. Slinks greep hij de koek uit haar hand.
Mireille glimlachte. Ze had Paul al lang niet meer op die manier plezier zien hebben. Met een goed gevoel liet ze de twee alleen.