De jongen die Koar wilde leren

Hier kun je verhalen vinden waar langer dan een half jaar niet aan geschreven is of op gereageerd. De verwachting is dat deze verhalen niet meer afgemaakt worden. Staat jouw verhaal hier en wil je verder schrijven? Neem dan even contact op met één van de moderators, dan wordt je verhaal teruggezet.
Gesloten
zjapyo
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 13
Lid geworden op: 16 apr 2010 15:34

het was een opdracht voor school, die ik met heel veel plezier heb gemaakt. ik had een 9! :D goed, dan begint nu het verhaal.

Hoofdstuk 1.
Er was eens een jongen die leefde in een dorp hier heel ver vandaan. Het was een eenvoudig dorpje, dat bekend stond om het bos aan het prachtige meer, en de aparte vechtsport koar. De jongen heette Wilfred, en was de zoon van de visser van het dorp. Alle jongens in het dorp waren goed in de vechtsport Koar. Alle jongens, behalve Wilfred. Wilfred was echter zeer wijs, en daarom in de leer bij de wijze van het dorp. Dit was in het hele dorp bekend, en Wilfred werd hier ook erg om gepest. Hij was zogezegd het zwarte schaap van het dorp. Hij had daarom weinig vrienden en van zijn ouders hoefde hij ook niet veel te verwachten. Zijn vader mocht hij nog wel eens helpen bij zijn vak, en zo leerde hij het vak ook, en was wel streng maar toch een stuk aardiger tegen hem dan zijn strenge moeder. Wilfred kon echter niet uitstaan dat hij slecht was in Koar. Koar is een vechtsport waarbij je probeert je tegenstander te overmeesteren met als enige wapen je lichaam en een sterke, houten stok. De vrienden van Wilfred waren hier ook erg goed in, vooral Wilfred´s beste vriend William. Hij had al vele malen geprobeerd Wilfred de sport goed te laten doen, maar elke keer opnieuw bleek dat Wilfred het wel snapte met zijn hoofd, maar het niet in de praktijk kon uitvoeren. Hierom kon Wilfred erg verdrietig en boos op zichzelf worden, en vandaag was zo´n dag.

Wilfred had net opnieuw geprobeerd koar goed uit te voeren maar het was weer niet gelukt. En nu zat hij heel zielig, alleen in het bos te snikken.
‘Waarom, o waarom ben ik zo’n stuntelige sukkel!’ schreeuwde hij door het bos. ‘Waarom ben ik zo’n studiebol, en zit ik de hele dag met mijn neus in de boeken, en ga ik niet gewoon zoals andere jongens buiten spelen, en koar met mijn vrienden spelen’ dacht hij bij zichzelf. ‘Omdat je daar veel te wijs voor bent, en jij zal de kunst van het beheersen moeten leren’ klonk een stem achter hem. Wilfred draaide zich met een ruk om maar zag niemand. Hij keek nog een keer goed en zag toen een rode vogel tussen al de rode bladeren zitten. De vogel keek hem strak aan. Wilfred verbaasde zich over de houding van de vogel. Had die vogel dat gezegd? Maar dat kon helemaal niet, dat ging tegen alle wetten van de natuur in! ‘Ja, kijk maar goed, ik was degene die je gedachten las, en ze beantwoorde’. Zei de vogel. ‘M-m-maar hoe kan dat?’ Stamelde de verbaasde jongen. ‘Je bent toch een v-v-vogel?’ ‘Ja, dat klopt, die mogelijkheden heb ik van mijn meester gekregen, maar genoeg daarover, je moet met me mee, want er ligt een opdracht op je te wachten, en daar is veel haast bij, dus kom nu maar mee. Ga naar het meer, en zoek de vijf stenen op die je het meest opvallen. Doe het snel en precies’. Een windvlaag, vliegende bladeren,en de vogel was weg. Met een open hangende mond keek Wilfred nog naar de plaats waar de vogel net nog had gezeten. Toen het tot hem doordrong wat de vogel had gezegd, begon hij te roepen: ‘Hé!, waar bij het meer moet ik zoeken, en waarom ik, en niet een ander?’ De jongen herhaalde de vragen, maar er kwam geen antwoord. Vol vragen bleef hij achter. Hoe kon dit? Een pratende vogel, die zijn gedachten kon lezen? Was hij gek geworden? Haalde iemand een grapje met hem uit? Toen herinnerde hij zich dat hij naar het meer moest. Moest hij niet eerst naar huis, om te zeggen dat hij wat langer weg bleef? Nee, de vogel had gezegd dat hij met haast naar het meer moest. En zo ging Wilfred op weg naar het meer.
zjapyo
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 13
Lid geworden op: 16 apr 2010 15:34

Hoofdstuk 2.
Bij het meer aangekomen keek hij of de vogel er al was. Dit bleek niet het geval, en dus liep de jongen naar het water toe. Bij de eerste blik in het water viel hem gelijk een steen op, en dus had hij gelijk één van de vijf stenen.

Een kwartier later had hij de volgens hem mooiste stenen. Hij liep terug naar het strand, ging zitten, en legde de stenen voor zich neer. Hij vond de stenen op de één of andere manier bijzonder, terwijl ze helemaal niet zo heel mooi waren. Hij hoorde een schreeuw uit de richting van het meer, een onmenselijke, bijna beestachtige schreeuw. Hij keek, en keek, en keek toen nog een keer goed. Toen hij tot de conclusie kwam dat hij het toch niet kon zien draaide hij zich weer tot de stenen.

En weer zat daar de vogel, op zo’n eigenwijze manier aan te kijken. Het leek wel of de vogel alles van hem kon lezen, maar hier twijfelde Wilfred niet meer aan, aangezien de vogel de vorige keer ook zijn gedachten had gelezen. ‘Zo, het is je gelukt zo te zien’ begon de vogel. ‘Nu kan ik je vertellen wie ik ben en waarom ik je heb uitgekozen. Ik ben Crypis, de boodschapper van Cryptos, de grootste magiër van het land. Ik moest je komen halen, want Cryptos heeft een belangrijke opdracht voor je, maar daar zal hij je zo meteen zelf meer over vertellen. Ik zie trouwens dat je de Vijf Stenen Van Opening hebt gevonden, dat is voor mij het laatste teken dat jij inderdaad de uitverkorene bent. Volg je het nog?’ vroeg de vogel snel. Wilfred stond eerst nog even versteld over de gaven van de vogel, maar toen hij uitleg kreeg werd dat al een stuk minder. Hij vond het nog steeds raar om naar een vogel te luisteren.
‘Hallo, luister je wel!?’ Zei Crypis, deze keer boos.
‘Eh, ja hoor.’
‘We moeten nu echt gaan, want er is dus haast bij.’ De vogel begon opeens licht geven, dit werd steeds feller totdat er een felle lichtflits was. Toen werd alles zwart in het hoofd van Wilfred.

Met een licht gevoel in zijn hoofd werd Wilfred wakker. Waar was hij? Toen hij om zich heen keek zag hij dat hij zich in een ruimte bevond met lichtgevende wanden. Hiervoor was een moeilijk woord, hij kon er echter even niet op komen. Misschien schoot het hem nog wel een keer te binnen, maar hij moest nu niet afdwalen, want hij was hier met een doel. Hij keek nog een keer om zich heen en zag nu aan de andere kant van de ruimte een schim staan. ‘Ben je wakker?’ vroeg een mannenstem hem.
‘Ja ik ben wakker’ zei hij voorzichtig.
‘Wil je bij me komen zitten?’
‘Ja hoor’ was het korte antwoord van Wilfred. Wilfred liep met nog steeds een licht gevoel in zijn hoofd naar de schim toe. Hij kon nu pas goed zien wie of wat het was. Het was een oude man, die zeker de negentig was gepasseerd, met een lange baard, en ogen die wel twee zwarte gaten leken.
‘Welkom in één van mijn onderkomens.’ Zei de man met een zware stem. ‘Waarschijn weet je al dat ik Cryptos heet, maar alsnog aangenaam kennis te maken, Wilfred’ ging de man verder.
‘Crypis zei dat u een opdracht heeft voor mij, kunt u mij hier iets meer over vertellen?’ vroeg Wilfred.
‘Alles op zijn tijd, jongeman. Ik wil eerst weten hoe het met je gaat’.
‘Het gaat wel, een beetje licht in het hoofd, maar dat gaat vanzelf weg hoop ik’.
‘Gelukkig maar, want je moet fris zijn voor de opdracht die ik voor je heb. Ik ga je nu iets vertellen, maar je moet me beloven dat alleen ik aan het woord ben tenzij ik je iets vraag’.
‘Beloofd’.
zjapyo
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 13
Lid geworden op: 16 apr 2010 15:34

Hoofdstuk 3.
‘Goed dan, laten we beginnen bij het begin. Mijn verhaal begint hier, in deze grot waar we nu staan. Ik ben hier geboren en opgegroeid. Tot mijn zesde verjaardag ging alles gewoon zijn gangentje, totdat mijn broertje werd geboren, en mijn moeder overleed. Mijn vader was Boswachter, en had dus een zware taak, het zorgen voor drie kinderen: mijn zus, mijn broertje, mij, en het zorgen voor het bos. Onze vader nam ons wel eens mee voor een wandeling door het bos, zo ook op mijn veertiende verjaardag. Ik kreeg cadeaus, en in de middag ging ik met mijn vader een wandeling in het bos maken. We waren diep in gesprek over mijn toekomst, en alles wat daar bij hoort natuurlijk. Halverwege zei mijn vader opeens het volgende: ‘‘Je bent nu oud en wijs genoeg om dit op te lossen, je hebt nu nog een jong en zuiver hart, dus doe het snel,en goed.’’ Hij drukte me iets in mijn handen, ik keek ernaar, en zag deze prachtige steen.’ Cryptos haalde een prachtige witte steen uit zijn zwarte cape, en gaf hem aan Wilfred. Deze was totaal in beslag genomen door haar pracht.
‘Hij is mooi hé?’ Vroeg Cryptos met een verstrikte stem.
‘Ja’
‘Maar goed, om verder te gaan, toen ik in het bos weer opkeek, was mijn vader opeens verdwenen. Ik had goed om me heen gekeken, maar kon hem nergens vinden. Ik heb hem geroepen, zijn naam gekrijst, maar er kwam geen antwoord. En dus ben ik naar het dorp gerend, maar daar geloofde niemand mij. Ze werden zelfs boos, en hebben me naar huis geschopt. Mijn zus deed hetzelfde en schopte me mijn kamer in. Daar moest ik twee dagen blijven. Toen mijn vader er toen nog niet was, kreeg ik de schuld, en werd ik door mijn eigen zus het huis uit geschopt. En zo begon mijn weg als zwerver.
Ik heb vele malen gepiekerd over de woorden van mijn vader, en heb de amulet erbij gehouden, maar kon maar niet tot een oplossing komen. Dus ben ik naar de steden gevlucht en ben daar een baan gaan zoeken, om een baas te vinden die me kon helpen.

Ik kwam terecht bij de slechte alchemist Alio, die de amulet afpakte toen ik het hem liet zien. Hij zei dat zulke dingen niet voor kleine jongens zoals ik bestemd zijn. Ik deed alsof ik het ermee eens was, zodat ik toch lessen van hem kon krijgen. Ik was natuurlijk wel maar een laag knecht, maar kon zo wel hier en daar wat informatie oppikken. Na 10 jaar heb ik op een nacht de amulet plus een berg geld gestolen en ben weggelopen. Ik had nu eindelijk de oplossing gevonden. Het was een raadsel, met als uitkomst een verre reis, naar de andere kant van de wereld. Daar vond ik het eerste kristal, kijk maar.’ Hij haalde opnieuw een steentje uit zijn zak, deze keer een veel kleinere.
‘Maar goed, ik pakte het kristal, en voelde toen een helse pijn in mijn hoofd, en voelde mijn krachten wegzakken. Ik dacht eerst dat dit kwam door mijn hebberigheid, maar het bleek een laffe daad te zijn van onze tegenstanders, de zwarte doodsrozen, zoals ze genoemd worden. Ze zien er onschuldig uit, maar zodra je ze plukt, vloeit er bloed. Ze hebben me tot op heden gedwarsboomd, daarom moet jij de taak van mij overnemen om ze te stoppen door middel van het beheersen van het element. Ze hebben namelijk een vreselijk plan, ze willen een dodelijke ziekte laten uitbreken, een ware pandemie, waarvan alleen zij het tegengif hebben. Ze zullen het tegengif alleen geven in ruil tegen heel, heel veel geld en macht over de hele wereld. De lafaards. Jij moet ze stoppen, voor de eerstvolgende zonsverduistering, want dan heeft alleen de maan, hun kwade, zwarte bron van magie, het voor het zeggen. Dan zijn ze het sterkst.’ Wilfred kon zijn oren niet geloven. Hij? Die bange wezel, die niet eens goed kon vechten? ‘Helemaal alleen ben je niet, ik zal een van mijn leerlingen met je mee zenden, om je te helpen. En ja, jij, dat weet ik zeker, ik heb het in de sterren gezien, en die liegen nooit. Hier is de witte steen en de andere, kleinere steen, er staan codes op, aan jou de taak om ze te ontcijferen. Maar er is haast bij, want je hebt maar vier maanden, dus begin maar gauw met ontcijferen, je hulp komt eraan. Ik ga nu.’ en de man liep weg. Toen hij weg was, kwam er een andere jongen voor in de plaats.
‘Hallo, ik ben Wilfred,’ begroette de Wilfred hem. ‘jij moet mijn reisgenoot zijn.’
‘Dat klopt, ik heet Michael.’ zei een mannenstem. Maar toen Wilfred de figuur goed kon zien, zag hij dat het een jongen van ongeveer zijn leeftijd, 15 jaar, moest zijn. Het viel Wilfred op dat de jongen erg lang en gespierd was.
‘Zullen we dan maar me vertalen beginnen?’ Stak Michael meteen van wal.
‘Is goed’ Was het korte antwoord. ‘Goed dan. Laat met de stenen eens zien. ’ Wilfred gaf Michael de stenen.
‘Oh, hier hebben we de Bibliotheek van de meester bij nodig’. Wilfred was boos omdat hij geen kans had gezien de tekens te ontcijferen, en dat Michael er vanuit ging dat hij gelijk had. Hij griste de stenen uit Michaels handen, en inderdaad, hier hadden ze boeken bij nodig. ‘Kom je nog mee, of blijf je daar staan?’ zei Michael bits.
zjapyo
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 13
Lid geworden op: 16 apr 2010 15:34

Hoofdstuk 4.
In de Bibliotheek aangekomen, zag Wilfred dat het om een goedgevulde bibliotheek ging. ‘De boeken zijn op categorie ingedeeld, dus we hebben waarschijnlijk snel het goede boek.’ was de nuchtere opmerking van Michael. Maar toen ze bij de juiste categorie aankwamen, bleek dat hij niet gelijk had. Er waren niet één, niet twee, niet drie, maar acht, tot de bovenste plank volgepropte, boekenkasten.
‘Oh…, toch wel even zoeken.’ Even later waren ze schematisch aan het zoeken. Michael zocht de juiste boeken uit, en Wilfred zocht de boeken na op de tekens die op het kristal stonden. Toen ze met de vierde kast bezig waren, riep Wilfred opeens heel hard ‘Ja!’
‘Heb je het?’ Vroeg Michael.
‘Mmm, jahaah’. Wilfred was diep in het boek verzonken.
‘Kan ik schrijfwaar krijgen’ vroeg hij.
‘Natuurlijk, als meneer het begeert’. Even later kwam Michael met een lei en de rest terug. Wilfred begon gelijk met schrijven en mompelde wat in zich zichzelf.
‘Goed dan, ik heb het, de tekst luid als volgt: Breng mij in de drie vormen en weer terug.’ ‘Snap jij het?’ vroeg Wilfred. Maar Wilfred beantwoordde de vraag zelf al.
‘Natuurlijk! Het is een ijskristal! De drie vormen. Ik snap het!’
‘Waar heb jij het nou weer over?’
‘Snap het dan, die witte steen is een ijskristal, ijs! Wij moeten de drie vormen doen, snap je?, vloeibaar water, ijs en damp!’ gilde hij met een rood hoofd van opwinding.
‘Goed, hoe gaan we dat doen dan?’ vroeg Michael, die het nog niet helemaal snapte.
‘We moeten eerst de steen laten smelten, dat gaat sneller al we hem eerst in kleine stukjes stampen. Ik denk dus dat we hem met hamers moeten kapot slaan, dus heb je een hamer voor me?’
‘Ik zal er even eentje uit de kelder pakken.’ Michael rende weg en kwam dan weer terug met de hamer.
‘Ik hoop dat je gelijk hebt, dus doe het snel.’ Wilfred pakte de hamer van Michael en sloeg de steen aan stukken.
‘Goed dan, nu moeten we hem in een pan doen’
‘Nog meer nodig, dan neem ik het in een keer uit de kelder mee?’ zei de lange jongen gepikeerd.
‘Ja, ja, houd je rustig man, we moeten geen ruzie hebben hoor.’ Michael rende weer naar de kelder en kwam terug met een pan, hout, en een brandende kaars. Hij zette de spullen neer en zette de pan boven het hout en stak het aan. Daarna gooide Wilfred de stukjes erin. Na een klein kwartiertje begonnen de stukjes te verkleuren, en langzaam maar zeker smolt het tot een plasje water.
‘Weet je eigenlijk wel zeker dat we hier met vuur mogen werken?’ vroeg wilfred, om de stilte te verbreken.
‘Wat maakt het uit, ik heb nog niemand gezien, jij wel?’ antwoordde Michael.
‘Als jij het zegt, maar we moeten nu het water laten bevriezen, heb jij daar iets voor?’
‘Ja, ik heb ooit een toverspreuk geleerd om dingen te laten bevriezen, kijken of het werkt.’ Michael begon iets te mompelen, waar Wilfred niets van begreep, maar inderdaad begon de vloeistof te stollen en toen lag er een stuk ijs.
‘Volgens mij staat er wat in geschreven, kan dat kloppen?’Vroeg Wilfred aan Michael.
‘Ja dat klopt, laat me eens goed kijken.’ zei Michael. ‘Het is een oude taal die onder de tovenaars van vroeger werd gebruikt, maar ik ken die taal, even kijken,’ Hij begon te schrijven, en even later zei hij ‘ja, ik heb het er staat: stap voltooid, en dan staat er een naam denk ik, Molio.’ zei hij onzeker.
‘Dat is een berg aan de andere kant van de wereld. Ik hoop niet dat we daar heen moeten, die reistijd hebben we niet.’ zei Wilfred.
‘Wat moet, dat moet, bovendien heb ik nog wat handige toverspreukjes geleerd, dus we hebben niets te verliezen.’ zei de ander.
‘Moeten we niet eerst tegen Cryptos zeggen dat we weggaan?’
‘Nee hoor, nergens voor nodig, waarschijnlijk is hij er niet eens, dus maak je daar maar geen zorgen over’
zjapyo
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 13
Lid geworden op: 16 apr 2010 15:34

Hoofdstuk 5.
Het was twee dagen later, de jongens hadden berg Molio bereikt, en waren nu in de binnenkant van de berg, opzoek naar een volgende aanwijzing.
‘Wat is het hier stil’ zei Michael.
‘Niet als je aan het praten bent’ zei Wilfred, die het kattige gedoe van Michael zat was. ‘Waar slaat dat op?’ antwoordde die op zijn beurt.
‘Houd gewoon je mond dicht, wil je.’
‘Jij altijd.’
‘Zie jij dat licht daar?’ vroeg Wilfred aan Michael.
‘Waar dan? Ik zie helemaal geen licht!’ zei Michael, die ook het stomme gedoe van wilfred zat was, aangezien hij gewend was dat hij altijd gelijk kreeg, en wat dankbaarheid na zijn toverkunstjes kon ook geen kwaad.
‘Daar links aan het eind van de tunnel.’
‘Oh, ja ik zie het, laten we er heen gaan.’ de jongens liepen ernaartoe en zagen een soort van openplek, met in het midden een tafel waarbij een man staat.
‘Zo, jullie hebben het gevonden, zie ik.’ zei de man, met een hele donkere, oude stem. ‘Ehm,ja, maar wie bent u, als ik vragen mag?’ vroeg Wilfred bang, want vanbinnen had hij wel in de gaten dat deze man hier niet hoorde.
‘Ik ben een overrijpe bloem, die hier al vele dagen zit te wachten.’ Een doodsroos! Schoot er door de jongens heen.
‘Wees maar niet bang hoor,’zei de man ‘ik doe jullie echt geen pijn. Jullie hoeven mij alleen maar te geven wat ik wil.’
‘Waar heeft u het over?’ vroeg Michael, die kennelijk ook niet wist waar het over ging.
‘Dat weten jullie best, de beheersing! Jullie doen het nu, of het gaat jullie pijn doen, heel, veel, pijn’ zei de man met nadruk op de woorden ‘‘heel, veel pijn’’’.
‘Meneer, we hebben helemaal geen beheersing, of wat dan ook!’ riep Michael uit, die geen idee wat hij moest doen. ‘Michael, houdt je mond dicht’ siste Wilfred.
‘Nou, krijg ik het nog, of hoe zit het?’ zei de man boos. De man kwam dichterbij, en keek de jongens dreigend aan. ‘Nu!’ schreeuwde Michael, en hij viel de man aan. Wilfred was even overrompeld door de aanval van Michael, maar viel hem al snel bij in het gevecht. Er volgde een hevig gevecht, totdat Wilfred de man in een wel heel aparte knelhouding hield. ‘Nu! Maak hem af!’ schreeuwde Wilfred, die met moeite tegenstand kon bieden tegen de mans pogingen om los te komen. Michael begon woorden te zeggen die Wilfred niet kende te, steeds sneller en sneller. Totdat hij stopte. Een ijselijke stilte volgde. De man begon hard te krijsen en te schreeuwen, en Wilfred zag nu de reden. De kleren van de man stonden in de brand en sloeg over op zijn haar. Wilfred kon nu weinig anders dan de man los te laten, anders zou hij zelf ook in de brand vliegen. De man verbrande langzaam maar zeker, terwijl Michael hem met een grijns bekeek. ‘Dat is je straf, engerd!’ riep hij spottend.
‘Kom, we moeten weg hier!’ schreeuwde Michael, en zo renden de jongens steeds dieper het hart van de berg in. ‘Hoe deed je dat?’ vroeg Wilfred tijdens het rennen.
‘Dat is een handige spreuk, die ik ooit van de meester heb geleerd.’ De jongens moesten abrupt stoppen met rennen, want de gang liep dood, tenminste, dat leek maar zo. ‘ Ik ken dit soort deuren ’ zei Michael. Hij pakte het omgesmolten kristal uit zijn tas, en legde het in een gat in de muur en de muur schoof inderdaad open. Voor zich zagen de jongens een afgrond, ze moesten kiezen, terug naar de brandende man, of springen.

Ze kozen het laatste. Ze sprongen. Ze vielen naar schatting van Wilfred zo’n tien meter, en vielen toen in water, maar het leek wel of er daar geen zwaartekracht was. De jongens zweefden in het water. De ruimte werd door een zachte verlichting verlicht. Ze zagen in het midden van de kamer een groot blok. Ze zweefden erheen en zagen dat er een gat in het midden was, net zoals bij de geheime deur, maar deze keer was het gat veel kleiner. Het kleine kristal! Schoot er door Wilfred heen. Hij haalde het kristal uit zijn zak, en deed hem in het gat. Het blok begon te barsten, en er verscheen een soort grafsteen. Er stond Latijn op, Wilfred vertaalde het hardop. ‘Hij die de weg heeft doorstaan, en de plaats heeft gevonden, verdient de kracht der beheersing.’
‘Staat er verder nop iets?’ vroeg Michael.
‘Nee, alleen een stenen hand, zoals je kan zien, maar ik vind het risico te groot om mijn hand erop te leggen’.
‘Onzin’ zei Michael, en hij duwde de hand van Wilfred erop. Een fel groen schijnsel, ook Michael begon licht te geven, het leek wel of alles groen werd, behalve Wilfred, die bleef gewoon zoals hij was. De berg begon te schudden, en de jongens zagen niets anders dan alleen maar groen. Uit angst deden ze hun ogen dicht en drukten hun handen op hun oren, om het verschrikkelijke, luide lawaai te kunnen verdragen. Alles werd weer stil. Toen ze hun ogen weer open deden, stonden ze weer buiten, tien meter voor de nu ingestorte berg. Er lagen duizenden stukken en complete lagen steen. Wilfred had een raar gevoel, alsof hij zweefde. Ze keken zichzelf op wonden of schrammen na, maar hadden wonderbaarlijk genoeg geen schade opgelopen.
‘Wat is dit?’ vroeg Wilfred. Hij had een ketting om, met daaraan een prachtige, zwarte steen. ‘De Steen Der Beheersing,’ zei Michael, vol ontzag in zijn stem ‘je beheerst nu het Element.’
‘Welk element?’ vroeg Wilfred, die er wederom niets van snapte.
‘Het Element, de vechtkunst! Duizenden hebben hiernaar gezocht, en jij hebt het gevonden!’. Wilfred was versteld. ‘Bedoel je dat ik nu alle vechtsporten kan beoefenen?’ ‘Ja!’.
‘Ongelofelijk.’ Zei Wilfred.
zjapyo
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 13
Lid geworden op: 16 apr 2010 15:34

Hoofdstuk 6.
De dag daarna waren de jongens naar de stad gegaan, waar het opperhoofd van de Doodsrozen woonde. Ze waren zijn huis ingeslopen, en waren nu zijn huis aan het nazoeken, in de hoop het virus te vinden, die de Doodsrozen over de aarde zouden verspreiden. ‘Hebbes! Het ligt in de kelder!’ Wilfred zat met het dagboek van het opperhoofd in zijn hand. ‘We moeten snel zijn, hij kan elk moment thuis komen’. De jongens renden naar de gang. Ze vlogen de gang in, en bleven toen stokstijf staan. Tegenover hun stond het opperhoofd. Hij was een lange man, gekleed in een lang, zwart kleed. Zijn ogen spoten vuur, want hij wist heel goed wat deze jongetjes van plan waren. Dat mocht niet gebeuren! Het virus moest worden verspreid, zodat zij de macht krijgen over de hele wereld. ‘Ik dacht het niet.’ riep hij woedend uit.
‘Ik dacht het wel!’ schreeuwde Wilfred terug, die wist dat hij moest opschieten. Hij vloog de man aan, en had hem binnen enkele ogenblikken overmeesterd. Michael zei achteraf dat hij een schim had gezien, die verscheen uit de plaats waar Wilfred eerst stond, als een wolk op de grote man was afstoof. De leider (of lijder, net hoe je hem wil noemen) was neergehaald, en nu moesten de jongens naar de kelder.
‘Snel, naar de kelder, vernietig het virus, voor het te laat is!’ Schreeuwde Wilfred. Hij had dit slechts als afleiding gedaan, en gaf de man een krachtige slag tegen de slapen. De man staakte zijn weerstand, en zakte in elkaar.
‘Waar wacht je nog op! Hup, naar de kelder!’ De jongens renden naar de kelderdeur, en kwamen erachter dat deze op slot was. Een krachtige schop van Wilfred en de deur was verbrijzeld. Ze stoven de trap af, en kwamen tot de ontdekking dat er vrijwel geen beveiliging meer was. Het virus lag daar, open en bloot, in een klein glazen flesje op de tafel! Terwijl Wilfred het flesje pakte, viel het oog van Michael op een boek. Hij pakte het, en zag dat er formules in stonden om het virus vrij te laten, en scheurde het boek aan stukken. Even later smeulden de stukken nog na in de haard van de kelder.

Het was een dag later. Wilfred was terug in het dorp, en werd deze keer als held ontvangen. Zijn heldendaden had als een lopend vuurtje de ronde gedaan. Opeens wilde iedereen nu wel vrienden met hem zijn, en niemand haalde het nog in zijn hoofd om de held uit te schelden. Hij gaf les in Koar aan de rest van het dorp, maar zette ook gewoon zijn studie voort bij de wijze van het dorp. Veel nieuwe vrienden had hij wel, maar zijn eerste vrienden bleven toch de beste vrienden. En natuurlijk kwam Michael nog vaak langs met zijn meester Cryptos, puur omdat het gezellig was.
De vrede in het dorp was wedergekeerd, en ze leefden noch lang en gelukkig.

dit was het laatste hoofdstuk, hopelijk heb je er van genoten, en reageer ff!
Gesloten

Terug naar “De Poort Naar De Andere Wereld”