ruka schreef:"Loop met mij mee" Hij keek in de ogen van het meisje die een klein knikje maakte. hij pakte de pols van haar en liep door een verder uitgestorven straatje richting een bos.
hij krabde over zijn hoofd heen en gromde in zichzelf. "ga even zitten" zei hij tegen het meisje wat niks deed en hij zuchtte. Deed het ooglapje van zijn oog weg en een volledig zwart oog werd zichtbaar. "Doe alles wat ik zeg" zei hij opnieuw tegen haar en keek haar strak aan.
Het meisje ging snel zitten en Cain keek haar rustig aan en ging voor haar op zijn hurken zitten.
"Sorry, ik had dit niet moeten doen. Maar ik had geen keus, had je maar niet gillend weg moeten rennen"
Cain dacht na over wat er eigenlijk gebeurd was. Hij wist alleen dat hij opeens pijn kreeg, heel erg veel pijn. Hij zag twee helder groene ogen, en verder een vage schaduw er omheen. Alsof het niet helemaal menselijk was. Hij was ook eigenlijk helemaal niet bang voor het ding, in zijn wereld waren er zoveel dingen niet helemaal menselijk.
Hij kon zich nog een langwerpig glimmend voorwerp herinneren, een soort staf, zwaard of misschien wel een hakbijl. En die pijn, vooral op zijn rug voelde hij het. Nog steeds deed het pijn, hij deed zijn shirt omhoog. "Wat zie je?" het meisje keek even vragend naar zijn rug en prikte er toen tegen aan. Cain kreunde van de pijn en duwde het meisje weg zodat ze omviel en daar bleef liggen.
"Ga weer gewoon zitten, en zeg wat je ziet oke?" Het meisje krabbelde angstig op en bekeek opnieuw zijn rug. "Het zijn 4 hele lange krassen lijkt het wel, met vies bloed" Cain deed zijn shirt omlaag.
"Yes, ik ben gedoemd" mompelde hij en liet zijn hoofd vallen.
Toen hij iets zwarts op zijn borst zag deed hij de hals van zijn shirt wat omlaag en zag hij precies tussen zijn tatoeages een andere.
Een hoofd van een soort katachtig iets zoals hij het op z'n kop nog kon zien.
"Goed fijn, nog andere dingen?"
zei hij tegen zichzelf en hij keek om toen hij het meisje nee zag schudden in zijn ooghoek. "Is er iemand bij jou thuis?" opnieuw schudde het meisje.
"Daar breng je me dadelijk naartoe"
"Natuurlijk, dat lijkt me leuk"
Het meisje leek bijna blij toen ze dat zei en Cain bleef zijn nieuwe tattoo bekijken.
Hij had geen zin om nu te gaan lopen of iets te doen.
Hij had nog niet eens op het weer gelet, de wolken waren namelijk angstig rood door de zon die er achter scheen. Het leek feller als normaal en leek bijna zo rood als bloed. Dat was de rede waarom niemand buiten was. Ze vonden het weer zo angstig dat ze binnen bleven zitten.
Cubiculum Nephilia schreef:'Uh, wat een klap', moppert Miyaki tegen haarzelf.
Ze duwt zich overeind, tot ze zit, en kijkt om zich heen. Een vrij dicht beboste omgeving openbaart zich aan haar. Er lijkt niet veel leven aanwezig te zijn op enkele vogels na die zij hoort fluiten vanaf de takken. Het is niet de plek waar zij nog een moment geleden was. Een moment geleden liep zij nog door een bos van bamboe, ze was op patrouille. Nu is ze hier, waar hier ook mag zijn.
Na de omgeving in zich te hebben opgenomen, staat Miyaki op. Ze klopt haar korte kimono af en verzint wat ze het beste kan gaan doen. De weg terug vinden. Dat sowieso. Maar eerst moet ze uitzoeken waar ze is, voordat ze terug kan.
Omdat ze niet weet of ze in een vijandige omgeving is, doet ze waar zij goed in is; de omgeving verkenning via de boomtakken. Nog wat suf van de klap loopt Miyaki naar een boom toe en begint erin te klimmen. Eenmaal op redelijke hoogte begint ze richting het noorden te springen via de takken van de bomen. Haar richting heeft ze bepaald door de stand van de zon.
Wanneer ze zo een paar honderden meters heeft overbrugt, hoort ze stemmen; een mannelijke stem en de stem van een meisje. Miyaki nadert de stemmen, maar ze besluit op veilige afstand af te wachten, stil in de bomen. Wel heeft ze zicht op de personen die spreken.
sleeples schreef:"Au, mijn hoofd,'' mompelde Aïsha terwijl ze opstand.
Rustig keek ze om zich heen, maar ze herkende de omgeving niet. Ze stond in een dicht bos bij een klein beekje dat zachtjes kibbelde. Langzaam liep ze richting het beekje en bekeek haar spiegelbeeld erin. Het was wat vertekend, maar ze herkende duidelijk zichzelf. Ze had een kleine schram op haar wang die felrood afstak tegen haar witte huid. Op het moment had ze wit haar en rode ogen, maar dit was ze zat. Ze sloot haar ogen en bedacht zich hoe ze eruit zou willen zien.
Toen ze haar ogen opende en weer naar haar spiegelbeeld keek had ze middellange, bruine krullen en groene ogen. Beide staken erg af tegen haar witte huid. Ze glimlachte zelfvoldaan. Langzaam draaide ze zich om en liep zomaar een kant uit.
Toen ze eenmaal een tijdje aan het lopen was hoorde ze stemmen in de verte. Ze begon in die richting te lopen en zag een jongen en een meisje zitten. Ze ging achter een boom staan en bekeek ze een tijdje, iets wat normaal voor haar was, voordat ze verlegen achter de boom vandaan stapte.
"Hoi." was het enige wat ze eruit kreeg terwijl ze verlegen naar de grond staarde.
JodieJJ schreef:Shanara opende haar ogen. Bomen... Overal bomen. Geschokt vloog ze overeind. Waar waren de witte muren? Gouden versieringen? Ze keek naar haar kleren, haar paars-zwarte gewaad kleefde nog steeds aan haar lichaam. Het voelde nu zwaar drukkend op haar schouders en de lange sleep haakte achter alles wat ook maar een klein beetje uitstak. Dit ding was gemaakt om over marmeren vloeren te lopen, niet in een bos. Haar slanke lange vingers gleden langs haar gordel. De schede hing er gelukkig nog aan. Met een vloeiende beweging trok ze de twee katana's te voorschijn. Met het scherpe blad sneed ze de onderkant van haar gewaad af.
"Beter," mompelde ze in het niets. Ze liet haar kat-achtige ogen over haar omgeving gaan. Tijd om uit te zoeken wat er gebeurd was, en waar ze was. Ze bond haar lange bruine haren met een lint van haar afgesneden gewaad vast naar achter en begon tussen de bomen te lopen. Stemmen klonken op.
"Hoi." Het was een vrouwelijke stem, een beetje terughoudend. Met kat-achtige stappen sloop ze dichter naar de plek waar het verdaan kwam. Ze zag drie mensen.
Twee zaten, een man en een vrouw en een stond voor hen. Shanara sloop dichterbij. Ze moest antwoorden hebben en snel. Het meisje met de bruine krullen en de bleke huid, ze stond nog geen meter van de bomen vandaan.
Ze haalde beide katana's uit haar schede, ze mistte haar kruisschedes nu al, deze was onhandig en alleen voor sier. Het kostte haar één seconde om haar slachtoffer te benaderen. Ze drukte de schede tegen de hals van het bleke meisje.
"Waar is deze plaats," siste ze in het oor.
Saskjezwaard schreef: Finnin staarde naar de hemel. De wolken waren bloedrood, wat een slecht voorteken was als hij in voortekens zou geloven. Dat deed hij niet, maar toch liep er een rilling over zijn rug. Hij kwam overeind van het zachte gras waar hij op lag en rook de geur van gekneusde sprietjes, die hem deden denken aan een paar minuten geleden. Toen had hij ook in het gras gelegen, maar was de lucht onbewolkt en stralend blauw geweest. Of hij was zonder het te weten in slaap gevallen, of hij was nu ergens anders.
Hij keek om zich heen. Hij stond in een open plek met aan de randen grote, knoestige bomen met reusachtige bladerdakken. Duidelijk, hij was ergens anders. Hij haalde zijn schouders op, eigenlijk maakte het hem niks uit. Hij was toch zeker oud genoeg om voor zichzelf te zorgen? Als een van zijn vijanden hem hiernaartoe geteleporteerd had, zou hij wel een weg terug kunnen vinden en zijn vijand doden. Als een van zijn vrienden dit had gedaan als grap, zou hij een betere verzinnen. Dat lukte hem altijd.
Hij besloot om de omgeving te verkennen om te kijken of hij iets herkende. Zijn voeten kwamen geruisloos neer op het gras. Bij elke stap die hij zette tikte de zwaardschede die aan zijn zij hing geruststellend tegen zijn been. Hij legde even zijn hand op de zwaardknop en voelde het vertrouwde, koele metaal. Gelukkig, die had hij in ieder geval nog.
Hij had al een stukje gelopen zonder iemand tegen te komen, toen hij stemmen hoorde. Snel draaide hij weg van het kleine pad dat door het bos kronkelde en drukte zich tegen een boom. De schaduwen vormden zich om hem heen en maakten hem onzichtbaar. Hij keek om zich heen, maar kon niemand zien. In de schaduw van de bomen begon hij geruisloos in de richting van het geluid van de stemmen te sluipen.
Een open plek doemde op aan het einde van het smalle pad. Hij ging van het pad af in de begroeiing lopen. Geen enkele tak kraakte onder zijn voeten. Natuurlijk niet. Op de open plek zag hij twee vrouwen en een man staan. Ze waren in gesprek, nou ja, gesprek, ze staarden elkaar meer aan dan dat ze praatten. Hij dook net achter een bosje, toen een vrouw uit de bosjes tegenover hem schoot. Haar paars-zwarte gewaad fladderde achter haar aan en vormden zich naar haar bewegingen. Haar steile, bruine haar wapperde in de wind. Ze drukte één van haar kantana's tegen de keel van het bruinharige meisje en greep haar beet. Hij kon niet horen wat ze van haar eiste.
Verstijfd bleef hij gehurkt in de bosjes zitten. Hij kende haar! Het was Sanara, een van zijn vijanden. En aan die vervloekte kantana's had hij een paar slechte herinneringen. Hij besloot af te wachten wat er gebeurde. Eén ding wist hij zeker, wie Sanara's vijand was, was zijn vriend.