

edit: 29 juni
___________________________________________________________________________________________
Badend in het ochtendlicht stond ik op de veranda van wat ik mijn huis moest noemen. Het was een klein gehucht voor maximaal twee personen en ik deelde het huis met twee personen; mijn jongere zus en haar vriend. Peinzend tuurde ik voor me uit en bekeek hoe mijn buren de dag begonnen. Elke dag merkte ik dat de mensen langzamerhand hun glimlach en geluk voorzichtig weer hun leven binnen lieten. Het was natuurlijk romantisch om te denken dat we ooit weer compleet ongestoord en zonder zorgen konden leven op planeet aarde. Na vijf jaar wist iedereen dat het normale leven, zoals we die kenden voor 2015, nooit meer het licht zou zien. Hoe erg ik ook de media haatte met zijn breinsturende berichten, was ik het wel met ze eens dat we onze angst niet de baas over ons mocht worden, dat zou het einde betekenen van je verstandelijke gezondheid. Ik zocht mijn toevlucht in yoga en mijn werk als dokter en onderzoeker. Dat was de enige manier om niet compleet gek te worden van alle gedachten die door mijn hoofd zoefden.
Langzaam snoof ik een grote teug lucht in door mijn neus en ademde diep uit door mijn mond terwijl ik mijn armen boven mijn hoofd uitstrekte. Met ogen dicht boog ik voorover en raakte mijn tenen aan, mijn voorhoofd rustend tegen mijn blote knieën. Voor iemand van tweeëndertig was mijn lichaam erg soepel en dat had ik allemaal te danken aan vijf jaar yoga.
Na mijn ochtendroutine stapte ik uitgerust de woonkamer binnen en liep naar de kleine rotkeuken voor een warme kop koffie. Met de mok in handen baande ik me een weg tussen mijn matras op de vloer en de bank naar de witte muur die geheel beplakt was met krantenknipsels en pagina’s uit boeken en tijdschriften. Met een rode stift had ik hier en daar pijlen en aantekeningen gemaakt om sommige artikelen met elkaar te linken. In het midden van de muur had ik met koeienletters ‘V-Virus’ opgeschreven, daaromheen hingen de knipsels als een soort woordwolk. Mijn oog viel op een gerafeld stuk papier dat rood omcirkeld was en het was een van de eerste dingen die ik had opgehangen. Het was een bladzijde uit een tijdschrift, maar nu had ik geen idee meer uit welk of wat voor een tijdschrift.
‘De mens verafschuwt alles wat hij niet begrijpt of snapt. Hij mens houdt ervan om alles onder controle te hebben. Om over andere mensen of zaken controle te hebben. Ze willen er zeker van zijn dat ze alle feiten netjes op een rij hebben staan en niets afwijkt van het normale, maar soms gebeurt er iets, hoe klein dat ook mag zijn, dat onze wereld helemaal op zijn kop zet en we het niet recht kunnen trekken. Iets dat we niet in controle kunnen krijgen.’
Elke ochtend betrapte ik mezelf erop dat ik die passage las, maar dat kleine stukje tekst sloeg de spijker op zijn kop wat betreft de situatie waarin we ons bevonden. Uit angst voor het onbekende heeft de mensheid verkeerd gehandeld en is het geëscaleerd tot wat het nu is. Mijn ogen schoten langs de schreeuwende krantenkoppen. Woorden als ‘virus’ en ‘ziekte’ waren overheersend en naarmate ik steeds verder van het centrale woord vandaan ging, sprong het woord ‘vampier’ naar voren. Mijn maag draaide zichzelf in een knoop bij het lezen van het v-woord.
Voordat ik een slok kon nemen van de zwarte, sterke koffie hoorde ik de slaapkamer deur met een krakend geluid opengaan, vanuit mijn ooghoek zag ik Brylon in een boxershort naar buiten komen. De uitdrukking op zijn gezicht was genoeg voor mij om als een speer de slaapkamer binnen te lopen.
“Ze smeekte me niks tegen je te zeggen, maar –“ Hij maakt zijn zin niet af. Ik snapte waar hij naartoe wilde en dat was hetgeen wat me ook te binnen schoot toen ik mijn lieve zus daar op het bed zag liggen.
“Ik voel me prima, Denae. Mijn maag is alleen wat van streek dat is alles. Ik heb gister gewoon wat verkeerds gegeten,” probeerde Shea me gerust te stellen. Ze schonk me een zwakke glimlach en haalde een hand door haar warrige bruine lokken. Plotseling schoten haar ogen wagenwijd open, sprintte naar de badkamer en leegde de inhoud van haar maag in de wc-pot. Met een gefronste uitdrukking staarde ik naar de slaapkamerdeur, in gedachten verzonken.
“Brylon, hoe lang is ze al ziek?”
Bij de schokkerige zucht draaide ik me om en zag daar de arme ziel staan, hij kon elk moment in tranen uitbarsten. “Twee dagen of zo. I-ik weet het niet zeker. Elke dag nadat jij naar het lab gaat, rent ze naar de badkamer om te kotsen,” legde hij uit toen we Shea voor de derde keer over haar nek hoorde gaan.
“Hoe vaak doet ze dat per dag?”
“Eén, twee keer.”
Ik slikte mijn zenuwen weg om de volgende vraag te stellen. “Welke andere symptomen heeft ze getoond?”
“Tot nu toe nog niks, maar je weet dat dat niks hoeft te betekenen. Ik dacht dat mijn vader ook alleen maar de griep had, maar na drie dagen ziek te zijn geweest zoog hij al het bloed uit Cathy,” vertelde hij met een trillende stem. Ook al was het ongeveer vijf jaar geleden dat hij zijn jongste zusje en zijn vader, zijn enige familieleden die hij nog had, was verloren, was het nog steeds pijnlijk voor hem om over te praten.
“Ik neem een bloedmonster mee om het te laten onderzoeken,” zei ik en wilde weglopen, maar werd door Brylon bij mijn arm gegrepen.
“Denae, wat doen we als ze is geïnfecteerd?” fluisterde hij zo zacht mogelijk zodat Shea ons niet kon horen van uit de badkamer.
Voor een lang moment zocht ik naar een gepast antwoord, maar ik wist dat ik die niet kon geven. “Weet je of ze zich buiten het fort heeft gewaagd? Is ze wel eens zonder toezicht naar buiten gegaan?” vroeg ik om de vraag van hem te vermijden.
“Nee, niet dat ik weet. Ik zie ook geen reden voor haar om buiten in het gevarengebied te gaan rondlopen.” En gelijk had hij natuurlijk. Shea vermeed de buitenmuren van de vesting als de pest, want ze wist dat sommige mensen niet terugkwamen van hun trip naar een ander fort.
Na een paar minuten was het stil geworden in het huis en Shea kwam strompelend de slaapkamer binnen gelopen. Ze liet zich meteen op het bed vallen en kroop onder de lakens. Ik kon mezelf voor nu gerust stellen, omdat haar huid niet grauw of wit aan het worden was, want dat was het eerste dat er gebeurde wanneer iemand in aanraking kwam met het virus.
“Shea,” zei ik tegen haar terwijl ik moederlijk over haar rug wreef, “ik heb een bloedmonster van je nodig.”
“Ik heb alleen last mijn maag. Morgen ben ik beter, ik had gewoon iets verkeerd gegeten. Die noedles van gisteravond vond ik er al zo raar uitzien,” antwoordde ze koppig terug. Ik hield mijn mond maar over het feit dat Brylon en ik ook van de noodles hadden gegeten, maar dat wij nergens last van hadden.
“Toch neem ik een bloedmonster om er zeker van te zijn,” zei ik op een toon die geen tegenspraak duldde.
Het testbuisje met een wattenstaafje, waarvan op een kant het bloed van Shea op zat, stopte ik in mijn tas die ik altijd meenam naar werk. Ik trok een comfortabele spijkerbroek en een simpele shirt aan om vervolgens op de fiets naar het lab te rijden. Auto’s gebruikte men haast niet meer, omdat de benzine maar met mate werd vrij gegeven. De meeste brandstof werd gebruikt door het leger voor de vliegtuigen zodat we over en weer konden vliegen van Zuid-Afrika naar China, omdat dat de enige twee plekken op aarde zijn waar de mensheid zich had gevestigd.
Al gauw kon ik het bolvormige gebouw al in de verte zien en zuchtte van opluchting. Mijn vingers begonnen al te jeuken om verder te werken aan een geneesserum voor het virus dat vijf jaar geleden de mensheid had getroffen. Op dit moment was nog maar ongeveer twintig procent over van de gehele wereldbevolking en elke dag werd dat percentage kleiner. Nu hoopte ik maar dat Shea bij de groep bleef dat niet geïnfecteerd was met het V-virus, zoals ik dat liever noemde.