Hoofdstuk 2:
Lorena
‘Dat kan niet!’ roept Ago uit. Ik zie dat Nikai ook grote ogen van verbazing opzet.
‘Waarom kan dat niet?’ vraag ik geschrokken.
‘Dat is haar naam. Dat kan niet.’ zegt Nikai nu met een fluisterstem.
‘Waarom kan ik geen Lorena heten?’ vraag ik nog steeds geschrokken. ‘Zo heet ik al mijn hele leven. Ik ben nu zestien, dus al zestien jaar.’
‘Ik dacht dat het een fabeltje was.’ zegt Ago nu weer. Waarom doen ze zo geheimzinnig.
‘Wat is er nou zo raar aan mijn naam. Ja, hij is hetzelfde als die Lorena die al die krijgers ging verzamelen, maar daarom is mijn naam toch niet zo heel raar?’ vraag ik Ago en Nikai.
‘Je snapt het niet. De nomaden geloofden dat de ziel van Lorena de uitverkorene bij zijn of haar geboorte meteen zou uitkiezen en deze daarom ook haar naam zou krijgen. Wij dachten eigenlijk dat dat een fabeltje was, maar het is dus echt waar. Dit bewijst dat de ziel van Lorena nog steeds bestaat en dus echt bij jou is en je zal helpen met het voltooien van jou taak.’ legt Ago me nu rustig uit.
‘Oké, nu snap ik het. Dan heb ik nog één vraag aan jullie.’ zeg ik tegen hem.
‘Vraag maar, maar daarna moeten we hier meteen weg. Zolang je niet bij je schuilplaats bent, ben je niet veilig.’ zegt Ago nu wat gehaast.
‘Wat waren dat voor wezens, die we tegenkwamen halverwege de grasvlakte?’ vraag ik hem.
‘Dat waren aardmannen. Zij zijn onze, maar ook jou vijanden. Aardmannen zijn een soort grote trollen, zeer onverzorgd, lopen in vodden, grote flaporen, grote ronde glazige ogen, ze zijn gewoon lelijk en heel erg dom. Ze steunen de draken en geven alle informatie aan ze door in ruil voor voedsel. Daarom moesten alle aardmannen dood, omdat de draken anders weten dat de uitverkorene gearriveerd is.’ legt Ago aan me uit. ‘Bovendien vielen de aardmannen ons aan en als we ons niet verweerden waren we ten dode opgeschreven. Aardmannen zijn nogal ruige wezens.’
‘Oké, maar waar moet ik dan nu naartoe?’ vraag ik aan de twee mannen. Ze zitten me allebei al het hele gesprek gefascineerd aan te kijken. Dat vind ik nu toch wel een beetje irritant worden.
‘Dit is een heel gangenstelsel. Je ziet de gang waar Ago net door naar binnen kwam, daar gaan we zo doorheen en dan moeten we een geheime gang naar links nemen. Dan komen we uit in een andere kamer waar drie gangen op aansluiten, waarvan we de meest rechtse gang nemen. Dan komen we in een andere kamer, met vijf gangen. Hierbij nemen we de meest rechtse en dan komen we uit in een hele dikke uitgeholde boom. Daar is een kamer voor jou. Hier zit al honderden jaren een kamer voor de uitverkorene, met alles wat je nodig hebt. Van wapens tot kleding. En natuurlijk staat er een bed. Bovendien hangt er een kaart van het gangenstelsel, zodat je de weg kunt vinden.’ zegt Nikai gespannen. ‘Zullen we nu dan maar gaan?’ voegt hij eraan toe.
‘Ja, natuurlijk.’ antwoord ik en zet mijn verbonden been op de grond en probeer op te staan. Met wat hulp van Nikai lukt dat ook.
‘Kom maar, dan ondersteun ik je wel even. Dat been moet nu nog even zo min mogelijk belast worden. Over een paar dagen zal het wel beter gaan.’ zegt hij rustig tegen me. Terwijl ik een arm om zijn schouder leg, lopen we achter Ago aan, nadat deze de kaars uitgeblazen heeft. De gangen waar we doorheen lopen zijn lang, donker en muf. In de twee kamers waar we doorheen lopen, kan ik vaag een paar stoelen en een tafel zien staan. En ook hangen er in beide kamers landkaarten. Aan het einde van de laatste gang waar we doorheen lopen is een rijk versierde houten deur. Als we voor de deur staan, laat Nikai me los en haalt een zilveren sleutel uit zijn zak.
‘Alsjeblieft, maak de deur maar open.’ zegt hij vriendelijk tegen me terwijl ik de mooie zilveren sleutel in het slot van de deur en de deur open maak. Als de deur open gaat, sta ik in een ruime ronde kamer. Er staat een groot bed aan de linkerkant van de kamer. Op de vier palen die het bed omhoog houden staan op alle vier een mooie draak. Aan de rechterkant van de kamer staat een slijpsteen, een spiegel, er hangt een bijl en wat zwaarden en in het midden staat een houder voor een zwaard met daarnaast een rijk versierd schil met een draak erop. Die houder zal wel voor het zwaard zijn dat aan mijn broek hangt. Links naast de deur staat een grote ronde kast, ook versierd met draken. Volgens mij is dat een kledingkast. Rechts naast de deur staat een tafel met een kam en een spiegel. En in het midden van de ronde kamer staat een tafel met vijf stoelen, met op de tafel fruit, water en landkaarten. Aan de muren hangen ook landkaarten, waaronder een kaart van het gangenstelsel, ook zijn er een aantal draken uit de muur gegraveerd. Ook hangt er een portret van een vrouw aan de muur. Dit is waarschijn Lorena. Ze heeft lang bruin haar en groene ogen. Als ik omhoog kijk zie ik een versierd plafond. Ook hierin zijn draken gegraveerd.
‘Wauw!’ is mijn eerste reactie als ik de kamer in kijk.
‘Het is inderdaad een mooie kamer en ook functioneel, maar ga eerst maar slapen. Je hebt je rust nodig.’ zegt Nikai die achter me staat.
‘Oké, dan zie ik jullie morgen weer.’ zeg ik tegen Nikai en Ago. Nadat zij mij ook gedag gezegd hebben, doe ik de deur achter hen dicht en leg de zilveren sleutel op de tafel rechts naast de deur. Vervolgens plof ik op het bed neer. Terwijl ik na lig te denken over wat Ago en Nikai me net verteld hebben, voel ik hoe moe ik eigenlijk ben en val eigenlijk gelijk in slaap.
Er is een witte, dichte mist om me heen. Als ik heel goed kijk, kan ik vaag bomen zien. Ik ben waarschijnlijk in een bos. Als ik probeer me te concentreren op geluiden, hoor ik voetstappen die langzaam dichterbij komen. Langzaam komt uit de mist een vrouw tevoorschijn. Ze heeft lang bruin haar en groene ogen, net als op het portret dat aan de muur van mijn kamer hangt. De vrouw komt langzaam naar me toe gelopen en kijkt me diep in mijn ogen aan terwijl ze begint te praten.
‘Gegroet uitverkorene.’ zegt de vrouw.
‘Hallo. Wie bent u?’ vraag ik, terwijl ik het antwoord eigenlijk al weet.
‘Ik ben de ziel van Lorena. Ik kom je helpen met het vervullen van je taak.’ zegt de vrouw.
‘Hoe wilt u mij helpen? U bestaat niet eens.’ zeg ik tegen de vrouw.
‘Ik besta wel, alleen kun je mij niet zien. Ik kom je informatie geven en dit sieraad.’ zegt ze en ze steekt haar hand uit met daarin een zilveren ketting met een draak eraan. ‘Pak aan en doe om. Hiermee kan ik je ten alle tijden informatie influisteren. Bijvoorbeeld in een gevecht. Houd dit sieraad altijd bij je en doe het nooit meer af. Als het je de ketting wel af doet, dan wordt ons contact verbroken. Als je hem daarna weer omdoet, dan kunnen we wel weer contact met elkaar hebben, alleen kan dit een tijdje duren.’ Ik pak de ketting van haar aan en doe hem meteen om. Ik zal hem nooit meer af doen.
‘Alle informatie die je nodig hebt, is je al verteld. Het enigste dat je moet weten is dat er nog tien draken over zijn die jij moet doden. Om bij een draak te komen, moet je eerst zijn plaats bepalen en de weg naar hem toe is zwaar, met allerlei valkuilen en andere hindernissen. Meer kan ik niet vertellen, omdat je dat zelf uit moet zoeken.’ zegt de vrouw ernstig.
‘Oké, maar hoe kan ik dan de plaats van een draak bepalen?’ vraag ik aan de vrouw.
‘Dat zul je zelf moeten uitzoeken. Het enigste dat ik je hierover kan zeggen is dat je goed moet zoeken naar aanwijzingen.’ legt de vrouw uit. ‘Je moet nu verder uitrusten, maar kijk uit voor de vijanden. Ze zijn dichter bij je dan je zult denken en je hebt ze al ontmoet. Pas goed op voor ze, want je hebt ze nodig, ondanks dat ze je dood willen hebben.’ En de vrouw verdwijnt langzaam weer in de dichte mist.
‘Dichter bij dan ik denk, hoe dichtbij dan? En waarom heb ik ze nodig?’ roep ik haar nog na, maar ik krijg geen antwoord. Langzaam verdwijnt de mist en wordt alles weer donker.