De reis van Uraion

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
Plaats reactie
Babette<3.
Balpen
Balpen
Berichten: 277
Lid geworden op: 04 mei 2011 12:38

Ik heb nog niet echt een passende titel, en deze is ook niet goed - hij klopt niet eens -, maar het is het enige wat in me opkomt.

Ja, eindelijk begin ik met een fantasyverhaal. Ik ben er al een tijdje mee bezig, maar ben nog niet erg ver. Zoals heel veel verhalen van mij zal deze uiteindelijk wel ergens uitsterven en zal ik hem nooit afmaken, maar, lets pray. Ik hóóp dat ik het schrijven van een verhaal nu wat langer volhoud qq.
Ik zou zeggen, enjoy, en alsjeblieft, geef feedback, want ik weet dat er nog best veel te verbeteren valt ;)

Er komen veel dingen in dit verhaal voor die niet bekend zijn op aarde (omdat ik ze zelf verzonnen heb :P), dus hier even een korte uitleg die langer zal worden als ik weer nieuwe woorden gebruik/verzin.

Uraion: Het koninkrijk waar ze in leven.
Furiins: De Furiins zijn een clan. Ze reizen veel en weten veel over de natuur en de wezens die er op Uraion leven.
Hjera: De Hjera is een soort beer, maar dan groter, sterker en enger - beter kan ik het niet omschrijven.
Teiren: Een Teir is een uiterst gevaarlijke wesp. Zodra je gestoken bent verlamd het langzaam steeds meer van je lichaam, waardoor je volledig machteloos wordt.
Ruder: Een soort postduif.

Als je nog vragen heb zal ik die - meestal - wel beantwoorden, tenzij ik dan een of ander iets uit mijn verhaal moet verklappen :P.
Maar nu ga ik echt het eerste stuk posten voordat dit geklets langer wordt dan het proloog ;D.

--
Proloog
___________________
“Het schuilt al jaren in de grotten van Azbur. Niemand die er naar op zoek ging, is ooit teruggekeerd,” sprak een lange gestalte, gehuld in een lange, beige jas en met een hoed in dezelfde kleur, zacht en dringend. “Het is levensgevaarlijk. Niemand waagt er naar toe te gaan als hij zijn leven lief heeft.” Hij had een smal, ietwat hoekig gezicht, voor zover dat te zien was. Hij had zijn schouders opgetrokken, zodat de kraag van zijn jas tot net bij zijn oren reikte, en de schaduw van zijn hoed hulde zijn ogen in het duister. “Ik zeg je, je wilt er niet heen.”
“Ben je er geweest dan, jongen?” Een dikke, kalende man keek hem spottend aan. Hij had zijn borstelige, zwarte wenkbrauwen opgetrokken en hoestte even.
“Nee, Ur,” zei de gestalte met een stem die evengoed weemoedig als dreigend klonk. “En ik ben ook niet van plan te gaan.”
De dikke man, Ur, kuchte nog eens en zuchtte toen. Zijn grijns verslapte en werd een grimas terwijl hij naar de lange jongen tuurde. “Je kunt hen niet verbieden te gaan, mijn jongen,” zei hij, nu op vaderlijke, zachte toon. “Ze maken zelf de beslissing.”
“Ze jagen zichzelf de dood in, Ur,” gromde hij terug. “Het is een verloren zaak. Wat zullen ze nog meer tegenkomen? Teiren? Hjera’s?”
“Ze hebben genoeg bescherming,” sprak Ur hem tegen. Waar wilde de jongen heen? Hij leek nog jong, maar maakte een vurige, gespannen indruk. Wat was er zo belangrijk dat het groepje Furiins niet mocht vertrekken?
Zijn handen had hij diep in zijn zakken gestoken en hij trilde over zijn hele lichaam. “Helemaal niet,” riep hij tussen zijn opeengeklemde kaken door. “Het is eenvoudig. Ze zullen sterven. Als ze de reis al overleven, zullen ze in de grotten van Azbur wel omkomen. Het staat vast. Ze. Zullen. Sterven.” Hij hamerde erop. Ur móést begrijpen dat er dingen gingen gebeuren waardoor de Furiins gevaar zouden lopen. Maar de dikke man was niet zo simpel om te praten.
“Pessimist,” bromde hij. “Je kunt me nu bezig houden, jongen, maar ik beslis niet over de Furiins. Ze hebben een eigen leven. Ze zijn een slimme clan, jongen, ze weten waar ze aan toe zijn.”
“Dat weten ze niet!” De jongen balde zijn vuisten en sloot zijn ogen even. “Ze weten niet hoe het is om er vast ze zitten. Om te weten dat je ieder die je liefhebt nooit meer zult zien.”
“Je lijkt te weten waarover je het hebt, mijn jongen,” gooide Ur het over een andere boeg. “Wat is je naam?”
De jongen zuchtte, maar gaf toch antwoord. “Rimaen, maar men noemt me Rei.” Hij haalde zijn schouders op. Het viel Ur nu pas op dat hij erg bleek was. Het kleine streepje huid wat te zien was had een romige, ivoorkleurige teint.
“En wie heeft jou zo op de hoogte gesteld van alles omtrent het monster dat in de grotten van Azbur schuilt?” Ur probeerde met hem te praten alsof ze elkaar al een tijd kenden. De jongen leek het op prijs te stellen, want – ondanks dat hij er nog steeds onheilspellend en mysterieus uitzag – ontspande hij een heel klein beetje.
“Zijn naam was Imaien. Hij was een hooggeleerde in alle wezens die ooit geleefd hebben." Rei trok één wenkbrauw op en keek Ur aan.
Ur knikte. Niemand in Uraion had níét gehoord van de man.
"Hij was mijn vader,” sprak Rei. Zijn vurige toon had plaatsgemaakt voor een respectvolle, zachte stem. Imaien was een groot meester, dat wist iedereen. Hij was gespecialiseerd in alle levende wezens die ooit in het koninkrijk waren voorgekomen. Al het ontzag voor zijn vader doorklonk in zijn stem.
Ur keek naar de jongeman. Om zijn mond speelde een licht neerbuigend glimlachje. “En hoe weet heer Imaien wat zich allemaal in de grotten van Azbur afspeelt, mijn jongen?”
“Het spreekt al mijn argumenten tegen, Ur, maar mijn vader is er geweest. Vlak voordat hij stierf schreef hij een brief. Hij schreef dat hij niet zou terugkomen. Dat het een hel was. Dat hij wist dat hij ons nooit meer zou zien. Dat hij van ons hield. Hij gaf deze brief mee aan de Ruder die hij had meegenomen zodat hij ons altijd kon bereiken.”
“Heer Imaien was een wijs man, Rei,” sprak Ur. “Hij wist vast wat hij deed. De Furiinclan weet dat ook. Ik zal ze niet ompraten. Als je wilt dat ze hun reis staken, moet je het hen zelf vertellen.”
“Dat is onmogelijk,” wierp Rei tegen. “U bent de enige naar wie ze luisteren!” Ja, de jongen had zijn huiswerk goed gedaan. Hij wist tegen wie hij het had. Iedereen luisterde naar Ur. Hij stond bekend om zijn wijze raad en om zijn uiterst betrouwbare persoonlijkheid. Als híj naar de Furiins zou gaan zouden ze luisteren.
“Niets is onmogelijk, Rei. Als je goede argumenten hebt en ze kunt overtuigen van je gelijk, zullen de Furiins een begripvolle clan zijn.”
“Het gaat me nooit lukken! Het gaat me nooit lukken! Ze zijn verdoemd!” Rei was woedend. Niet op Ur, niet op de Furiins – alle woede, de hitte die door zijn lichaam schoot, was puur gericht op hemzelf. Op het feit dat hij hen in gevaar bracht, op het feit dat hij háár in gevaar bracht. Er braken kleine barstjes in zijn façade, maar het maakte Rei even niets meer uit.
Ur zuchtte. “Waarom weiger je de Furiins te laten gaan, Rei?”
“Ze zullen doodgaan, ze zullen doodgaan.” Op dat moment brak de façade die de jongen probeerde op te houden helemaal. Hij viel op zijn knieën en zijn lichaam schokte. “Ze zal sterven en dan heb ik niemand meer.”
“Aaah.” Ur knikte begrijpelijk – alsof alles nu ineens duidelijk werd. “’t Is een vrouw, dus.” Zelf was hij niet echt een rokkenjager, maar deze jongen leek erg gek op het meisje te zijn.
Tranen liepen over zijn wangen. Met een trillende stem fluisterde hij: “Het is niet zomaar een vrouw, Ur, het is mijn zusje.”
You can take everything I have
You can break everything I am
Like I'm made of paper
Go on and try to tear me down
I will be rising from the ground
Like a skyscraper.
Babette<3.
Balpen
Balpen
Berichten: 277
Lid geworden op: 04 mei 2011 12:38

Het eerste deel van hoofdstuk 1... Ik ben er niet erg tevreden over, dus dit stuk kan nog wel eens veranderen omdat ik het dan herschreven heb ;D.

--

1.

De jongen zat nog steeds geknield op te grond, zijn handen voor zijn gezicht terwijl zijn lichaam schokte.
Nu snapte Ur het helemaal niet meer. Zijn zusje? Waarom hield hij haar dan niet tegen? Hij was haar broer, dat hield in dat hij ouder – en daarmee zelfstandiger en verantwoordelijk – was, toch? “Je bent ouder dan haar, Rei,” zei hij. “Waarom houd je haar dan niet tegen?”
“Mijn vaders brief,” was de enige verklaring die Rei gaf. Hij veegde met een hand langs zijn wang en haalde luidruchtig zijn neus op. Hij probeerde zich een houding te geven, niet wetend hoe hij zich moest gedragen na zijn uitbarsting van net. Met een snelle beweging stond hij weer rechtop.
“Wat stond er in die brief, Rei?” drong Ur aan. Hij wilde het weten. Hoe kon een brief zoveel impact hebben op zo’n sterke, vurige jongen als Rei? Onbewust leunde hij voorover.
“Mijn vader heeft een regel opgesteld – als zoon kan ik regels niet zomaar weigeren. Ik kan ze niet tegenspreken. Mijn vader heeft de Regel opgesteld zodat ik Mo haar eigen weg zou laten gaan.” Hij zuchtte. Aan zijn toon te horen was hij het er absoluut niet mee eens, hoezeer hij zijn vader ook respecteerde.
“En je zusje heet Mo?” Ur fronste. Ondanks dat hij zelf echt Ur heette, was hij niet erg weg van korte namen. Bijnamen vond hij oké, maar hij vond dat korte namen niet erg formeel overkwamen. En formaliteit was een van de belangrijkste dingen in het leven.
“Imogen,” verbeterde Rei. “Maar ieder noemt haar Mo.”
“Rimaen en Imogen,” prevelde Ur terwijl hij langs de jongen staarde.
De zon was al bijna verdwenen en de bomen wierpen grillige schaduwen op het pad. Het was onverhard – zoals bijna alle wegen in Uraion – en van een oranjebruin, korrelig zand. Het knisperde onder zijn schoenzolen en Rei keek hem even onderzoekend aan.
“Men zegt dat je te vertrouwen bent,” zei hij met een bedachtzame, voorzichtige klank in zijn stem.
“Ik zal men nimmer verraden of enige informatie doorspelen aan derden,” sprak hij met een glimlachje. “Maar betrouwbaar is een groot woord, Rei. Dit is Eera. Ik weet niet hoe het er bij jullie aan toe ging, maar niemand is te vertrouwen hier.”
Rei vatte dat op als een bevestiging en nam zijn hoed af. Hij rechtte zijn rug, waardoor zijn gezicht nu volledig zichtbaar was. Hij had een smal, ietwat hoekig gezicht, met een ivoorkleurige teint. Zijn haar was kort, van achter opgeschoren en witblond. Zijn mond was precies vol genoeg en in een weemoedig glimlachje vertrokken. Zijn neus was fors en krachtig, maar op een manier waardoor hij mooi in zijn gezicht stond. Ur hield even zijn adem in bij het zien van zijn ogen. Ze waren amandelvormig met volle, lange wimpers. Maar daarvan schrok Ur niet. Zijn ogen waren groen. Een weidegroene, diepe kleur waarvan je het idee kreeg dat je zo zijn ziel in kon kijken.
Rei voelde zich ongemakkelijk door al het gestaar van Ur en wendde zijn gezicht af. “Ja, ik heb groene ogen,” zei hij op bijtende toon. “Dus?”
Ur wendde zijn blik af en zijn bolle gelaat kleurde rood. “Niets,” verdedigde hij zich. “Het is alleen erg…” Hij leek even naar het goede woord te moeten zoeken. “Apart.”
“Apart,” snoof Rei minachtend. “Ze zijn groen. Ik heb ze van mijn moeder geërfd.”
“En je zuster?” vroeg Ur nieuwsgierig. Natuurlijk liepen er genoeg vrouwen rond met bruine, blauwe, grijze of turkooizen ogen, maar groen – nee. Groen kwam zelden meer voor. Ur snapte wel waarom de jongen zijn ogen niet wilde laten zien. Je zou enorm de aandacht trekken met groene kijkers.
“Ze lijkt precies op mij,” vertelde Rei. Nu hij over zijn zuster begon klonk zijn stem liefdevol, en trots. “Alleen ze heeft een smalle, kleine neus en vollere lippen. En haar haar is langer. En haar ogen zijn dezelfde kleur groen.” Hij glimlachte.
“Ze klinkt als een aardige, mooie vrouw,” zei Ur.
“Ja.” Rei klonk plots weer “Ze is een prachtige, lieve meid van zeventien.”
Ur schrok. “En zíj gaat mee met de Furiins?” vroeg hij – nog steeds half in shock.
Rei knikte, blij dat hij eindelijk tot Ur doorgedrongen was. Nog even en hij zou de Furiins overhalen om Mo niet mee te laten gaan. Bijna had hij zijn doel bereikt. Bijna. Nog heel even. Ur had nog een klein duwtje nodig.
“Ze gelooft heilig dat ze het overleeft – ze wilt gewoonweg niet zien dat het levensgevaarlijk is.” Hij sloot zijn ogen en schudde langzaam zijn hoofd. “Ze is alles wat ik nog heb…”
“We moeten nu naar de Furiins,” riep Ur uit. Hij was niet van snelle, onoverwogen beslissingen, maar dit was een noodsituatie. Een meisje van zeventien ging mee naar de grotten van Azbur. Hij zette het op een rennen. Dit mocht niet. Dit mocht niet. Het hamerde tegen de binnenkant van zijn schedel. Elke keer als zijn voeten de grond raakten. Dit. Mocht. Niet.
Rei knikte heftig en draaide zich ook om. Met een snelle, gedreven pas liep hij het bospad af – Ur achterna.
“Waar zijn ze nu, Rei?” vroeg Ur hijgend op een gespannen toon. Ze renden over het bospad. Bomen schoten aan weerszijden aan hen voorbij.
“Raien.” Zijn stem was mat. Toonloos, zonder enige intonatie. Toch hoorde Ur de diepe ongerustheid die de jongen voor zijn zusje voelde.
Zelf had hij geen contact meer met zijn zusjes. Hij was de oudste van drie kinderen, maar zijn zusters Saheen en Miwera hadden hem allang niet meer nodig. Ze waren al in de dertig en hadden beiden twee kinderen. Hij had ze nog nooit gezien. De vrouwen waren ook niet van plan daar verandering in te maken. En Ur ook niet.
Hij was blij met hoe het was. Soms, ’s avonds, als ieder ander sliep en hij in zijn fauteuil een kop Yerklbier dronk terwijl hij naar het abstracte schilderij van bruintinten staarde, voelde hij zich eenzaam en besefte hij dat het zo niet langer kon. Maar als hij dan de volgende dag een douche nam leek het wel alsof het lauwe water alle zorgen van hem afspoelde en was hij weer Ur zoals iedereen hem kende.
Het was een heel stuk naar Raien. Zo’n drie-en-een-half uur. Rei hijgde als een Vikeer op zijn oude dag en zijn pas werd onregelmatiger.
“We gaan dit nooit volhouden, Rei,” zei Ur. “We rennen nog geen twintig minuten en we zijn nu al buiten adem.”
Rei wilde niet toegeven, maar hij kon niet anders. Het is te laat, schoot er door zijn hoofd. Zijn kuiten brandden en zijn adem vloog in en uit zijn mond. Zijn borstkas ging hevig op en neer. Hij kneep zijn ogen dicht. Mo, alsjeblieft, blijf bij me.
Laatst gewijzigd door Babette<3. op 13 sep 2011 15:44, 1 keer totaal gewijzigd.
You can take everything I have
You can break everything I am
Like I'm made of paper
Go on and try to tear me down
I will be rising from the ground
Like a skyscraper.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Hey!

Wat een spannend verhaal zeg! Ik ben zeer benieuwd hoe het verder gaat!
Eigenlijk heb ik helemaal geen op of aanmerkingen waardoor je verhaal beter kan worden. Het leest lekker weg, je hebt naar mijn idee geen foutjes er in staan, de karakters heb je goed beschreven en je eindigt op een spannend moment. Ga zo door! :D

Groetjes Maaike
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Babette<3.
Balpen
Balpen
Berichten: 277
Lid geworden op: 04 mei 2011 12:38

Yeeuj. Ik had eigenlijk het gevoel dat het niet erg goed was, dus thanks. Ik heb niet echt iemand die het van te voren kan lezen, omdat ik mijn verhalen niet graag laat lezen aan mensen die ik vaak tegenkom ;D. Het is fijn om te weten dat het bevalt (:
You can take everything I have
You can break everything I am
Like I'm made of paper
Go on and try to tear me down
I will be rising from the ground
Like a skyscraper.
Babette<3.
Balpen
Balpen
Berichten: 277
Lid geworden op: 04 mei 2011 12:38

Yeeuj, ik zit nu al een beetje vast met dit verhaal. Daarom maar een kort stukje...
Hier is het dan... het tweede deel van hoofdstuk 1.


Alsof God zelf hen een handje wilde helpen, kwam op dat moment een kar langsrijden. Ervoor waren twee Vikeers gespannen, die gestuurd werden door een tengere man van gemiddelde lengte en grijs, schouderlang haar wat in krullen op zijn schouderbladen hing. Op zijn hoofd stond een zwarte hoed – eenzelfde als die van Rei, maar in een andere kleur – en hij grijnsde naar hen. “Kan ik jullie een lift aanbieden, heren?” vroeg de man, die zich voorstelde als Rogier.
Rei wierp een snelle blik naar Ur, die hem toeknikte.
Rei glimlachte naar Rogier en keek hem dankbaar aan. “Graag, mijnheer.”
Rogier lachte een bulderende lach die je niet zou verwachten uit het tengere lijf. “Och, zeg toch gewoon Rogier, net als iedereen,” zei hij. “En wie zijn jullie?”
“Ur,” bromde Ur toonloos, met een stuurs gezicht.
Maar Rei glimlachte. “Rei.”
“En waar leid jullie reis naartoe, heren?”
“Wij moeten zo snel mogelijk naar Raien,” vertelde Ur. “Het is nog ruim drie uur, maar we hebben weinig tijd. Het is een noodsituatie.”
“Noodsituatie, hè,” peinsde de man.
Rei keek hem vol verwachting aan.
“Eigenlijk moet ik morgen pas in Raien zijn, mijn route gaat vandaag alleen naar Oonen, waar ik overnacht. Maar dan loop ik toch een beetje voor op schema.” Hij haalde onbezorgd zijn schouders op. “Nou, stap in die kar dan, dan gaan we!”
Grijnzend en dolgelukkig sprong Rei de kar in. Zijn hele hoofd was vol van een en dezelfde gedachte. Mo zou veilig zijn.
Ur volgde iets minder enthousiast, maar met een dankbare glimlach op zijn gezicht. Hij was begin veertig, maar nog steeds goed opgevoed. De glimlach verdween echter toen hij in de kar zat – waar Rogier hen niet meer kon zien.
“Wat doe je nou?” siste hij tegen Rei – die nog steeds met een dolgelukkig gezicht tussen de etenswaren zat.
“Rogier is een aardige vent, Ur,” zei hij, volledig overtuigd.
“We kennen hem pas vijf minuten!” wierp Ur tegen. “Je kunt hem niet al vertrouwen!”
“Ik ken jou toch ook pas drie kwartier,” grijnsde Rei.
Ur zuchtte – met Rei was geen land te bezeilen. Maar, zei hij streng tegen zichzelf. Hij heeft goede bedoelingen. En dat was de reden dat hij hem moest helpen.
Twee uren vol ongemakkelijke stiltes en een spanning die je bijna kon aanraken waren verstreken terwijl Rei steeds onrustiger werd. Ur zelf zat keurig stil en keek hoe de bomen langskwamen, maar Rei werd steeds ongeduldiger.
“Hoe lang nog, Rogier?” vroeg hij.
“Nog een uur, jongen, net als twee minuten geleden,” zuchtte de man. Hij spoorde de Vikeers nog iets meer aan en keek om zich heen. De mannen leken onschuldige reizigers, maar het konden ook spionnen zijn.
Ach, stel je niet zo aan, Rogier! riep hij tegen zichzelf. Ze hebben een noodsituatie. Hij wist absoluut niet wat hij hiermee aanmoest. Aan het einde van de weg kwamen de contouren van Oonen al in zicht. Het was niet ver meer, misschien nog twintig minuten.
“We bereiken zometeen Oonen, heren,” riep hij naar achteren. “Twintig minuten. Plaspauze.” Hij zuchtte. In deze korte stop zou hij onmogelijk wat waar kunnen verkopen.
De bomen stonden steeds verder van elkaar af, en al snel maakte het bos plaats voor kleine, houten huisjes met dikke gordijnen voor de ramen. Terwijl ze ver
Daar stapten Rei en Ur uit het karretje met etenswaar. Onder luid gekreun strekten ze hun benen en snel zochten ze een toilet.
Rei keek vol bewondering om zich heen. De markt was volop bezig en overal liepen mensen. Hij volgde Ur een klein steegje in en rilde. Ze liepen een lang stuk door de steeg en uiteindelijk, toen het geluid van de markt als geroezemoes op de achtergrond klonk, zagen ze een deur.
Ze liepen de kleine kroeg binnen, die de naam Den Eeuwd droeg. Geen van de mannen wist wat het inhield, maar ze hoopten dat er een toilet en eventueel wat te eten was.
“Goedenavond, mijne heren,” lispelde een stem. Ondanks dat er geen enkele S in de woorden voorkwam, was het overduidelijk dat de man sliste. Het klonk als een slang, en de rillingen liepen over Rei’s rug.
“Goedenavond.” Rei’s stem klonk beverig. “Bevind zich hier een toilet?”
“Natuurlijk, de deur linksachter.”
Door deze aanwijzing leek het Ur een goed moment om eens goed om zich heen te kijken. De hele kroeg was verlaten, op henzelf en de slissende man in het duister na. Het was een donker vertrek, met eikenhouten, hoge statafels, een eikenhouten bar en barkrukken van hetzelfde materiaal. De vloer was van een lichtere houtsoort, maar ook de planken met drank aan de muur en aan het plafond waren van eikenhout. Een enkele kaars verlichtte een klein deel van het vertrek, waardoor het silhouet van de man zichtbaar was. Even was het – op het gehijg van de onbekende man na – doodstil. Het silhouet verraadde dat het een kleine, gebochelde man was, met een nogal wijde jas en een rond gezicht.
“We gaan wel ergens anders,” fluisterde hij zacht tegen Rei.
“Nee,” protesteerde de man, plots bang om zijn enige klanten van die dag kwijt te raken. “De deur is linksachter.”
Langzaam begaven de heren zich naar de deur die naar het toilet leidde. Rei pakte de deurknop en duwde hem naar beneden. Behoedzaam, alsof er elk moment een lijk uit kon vallen, opende hij de deur.
Een lange gang met aan weerszijden deuren strekte zich voor hen uit. Tussen elke twee deuren stond een kaars in een houder, en de gang werd verlicht door de flakkerende vlammetjes. “Tweede deur rechts,” fluisterde de man.
“Ik vertrouw het niet.” Rei rilde.
“Het is maar een man die een beetje geheimzinnig doet, maak je geen zorgen.” Ur duwde de deur open en stapte naar binnen.
Laatst gewijzigd door Babette<3. op 13 sep 2011 17:37, 2 keer totaal gewijzigd.
You can take everything I have
You can break everything I am
Like I'm made of paper
Go on and try to tear me down
I will be rising from the ground
Like a skyscraper.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Leuk stukje! Ik vertrouw die slissende man ook niet helemaal hoor :P

Schrijf snel verder!

Groetjes Maaike
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Ravenelise
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 15
Lid geworden op: 05 sep 2011 23:59

Wat een fantasie!

Zeer leuk en vlot geschreven. Hier is over nagedacht, dat merk je bij het lezen. Doe zo voort!
Babette<3.
Balpen
Balpen
Berichten: 277
Lid geworden op: 04 mei 2011 12:38

Dank jullie wel voor de reactiees !
@ Ravenelise; Ik heb er inderdaad helemaal over nagedacht. De meeste ideeen zijn er al en heb ik al uitgestippeld, de andere plotwendingen zullen nog wel komen, denk ik qq.

Even een ander stukje nu, jullie zullen wel begrijpen over wie het gaat - even kijken of het lukt om bepaalde vermoedens op te wekken (:
Soo.. here is... het derde stukje van hoofdstuk 1!

Een meisje met witblond haar, een klein neusje, een kersenrode mond, weidegroene ogen en een smal, hartvormig gezicht stapte met een glimlachje rond haar lippen over de onverharde wegen.
“We zijn al bijna bij Sytaah, jongens,” zei Yen. Hij was zevenentwintig, had bruin haar wat nonchalant-warrig in allerlei plukjes stond, had een gebruind gezicht, hemelsblauwe ogen en parelwitte tanden.
“Gaan we door het bos, of eromheen, Yen?” vroeg Mia. Ze was drieëntwintig. Een tenger, klein poppetje met goudblonde krullen. Haar sopraanstem klonk luchtig, alsof het haar niet uitmaakte, maar Mo wist dat ze als de dood was om door het bos te gaan.
Yen glimlachte voor zich uit en gaf even geen antwoord. Net toen Mia nog eens “Yen?” zei, zei hij: “We moeten er doorheen, Mia. Het spijt me, maar het is de snelste weg. Ik wil van het pad af. Dit is een reis, weet je nog, geen wandeltocht van stadje naar stadje.”
“Dan komen deze eindelijk van pas,” grapte Cain droogjes. Hij wees naar de tas met bruine doeken om de tenten van te maken en grijnsde.
Zijn tweelingbroer, Colm, grijnsde net zo breed terug en sjorde zijn tas – met veldflessen water – wat hoger op zijn rug. Beiden hadden ze mokkakleurig haar, een licht getinte, romige teint en chocoladebruine, grote ogen die de rest van de groep spottend ‘puppyogen’ noemden. Ze waren de een na jongsten van het stel – beiden twintig jaar.
De jongens negerend staarde Mia bang voor zich uit.
“Het komt wel goed, Mia,” mompelde Mo zacht. Ze wreef over de arm van haar vriendin en zuchtte. “Ze zullen ons niet te pakken krijgen.”
“Neen,” deed Ara nog een duit in het zakje. Ze was overduidelijk de beeldschone van de groep. Lange, karamelkleurige, golvende lokken die haar koffiekleurige, perfect egale gezicht sierden. Lichtbruine ogen met gouden tinten, lange, inktzwarte wimpers en volle, rozerode lippen. Ze had een zandloperfiguur, was slank en had lange, perfecte benen. Ondanks dat voelde ze zich even mooi als de anderen, dus ze stapte zonder enig protest om een bergje uitwerpselen van een Vikeer heen en legde haar arm om Mia heen. “Ze zullen ons niet krijgen.” Ze leek erg overtuigd, maar diep vanbinnen was ze doodsbang. Nog niet, voegde ze in stilte aan toe. Nog niet.
Ze waren met zeven. Yen, de oudste, Daarna kwam Ara, vijfentwintig, dan Mia, Colm en Cain daarna, en als jongste Mo. Niemand wist veel van haar, ze wisten dat ze een broer had, dat ze zeventien was, dat ze Imogen heette, maar niemand wist haar verleden. Niemand wist dat haar vader heer Imaien was. Eerlijk gezegd moest Mo toegeven dat de groep helemaal niets van haar wist.
Is er niet nóg iets wat je moet toegeven? Zei een stemmetje in haar hoofd zacht. Ze schudde haar hoofd. Ze mocht het niet toegeven – ze mocht het niet eens vóélen!
Dus liet ze haar hoofd vullen met het groen van de bomen en het knisperende geluid van de korrels onder haar sandaaltjes. Toch schoten haar gedachten steeds terug. Het was onvermijdelijk. Alsof honderden staaldraden hen met elkaar verbonden. Alsof ze niet van elkaar los konden komen. Zij was een deel van hem, en hij zou altijd een deel van haar blijven. Hij zat in haar bloed, in haar hoofd - hij zat in haar hart.
Laatst gewijzigd door Babette<3. op 13 sep 2011 15:28, 1 keer totaal gewijzigd.
You can take everything I have
You can break everything I am
Like I'm made of paper
Go on and try to tear me down
I will be rising from the ground
Like a skyscraper.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Leuk stukje! Ik vind dat je de personage goed heb omschreven, al zal ik het nog wel eens terug moeten lezen (om te zien wie nu wie is) omdat er ineens veel personen bij komen... maar dat is niet heel erg hoor ;)

Je maakt het heel spannend door te eindigen met een aantal vragen! Vraag me af wat ze verbergt voor de groep :)

Groetjes Maaike
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
JodieJJ
Ex-staflid
Ex-staflid
Berichten: 4626
Lid geworden op: 15 jun 2010 11:19
Locatie: V.huuzee!!!

Zo lijstje verhalen die ik nog wil lezen :P afwerken, en deze stond er ook bij, hèhè :P ( nog vijf verhalen te gaan of zo xD )

Als eerste wil ik opmerken dat je in het begin veel vreemde begrippen gebruikt ( boven aan je tekst geef je wel betekenissen ) maar ik denkd at het mooier is als je ze in je verhaal iets omschrijft, ook al doe je het mar heel kort.
Het is ook bewezen dat als een mens een woord leest wat die persoon niet kent dat de informatie naar dat woord niet goed meer wordt opgenomen.. ( toch nog iets opgestoken van de nerf van de klas xD )
Dus bij het gebruiken van veel onbekende begrippen kan het gebeuren dat je lezers het verhaal een kort moment kwijt raken.

Daarbij zou je misschien in het begin wat meer kunnen uitleggen over de tijd en de omgeving waarin ze leven. Nu kan mijn hoofd geen keuze maken of ik dit verhalen in de tijd van de middeleeuwen moet plaatsen of de negentiende eeuw of zo of dat ik een kruising moet maken tussen allemaal tijdslijnen.

Heet jouw land Eera :O, in mijn verhaal heet een land Ero xD haha, sorry mij vallen weer stomme dingen op :)

In je volgens mij derde stukje xDhaha, heb je een tegenstrijdigheid.

ALs eerste knikt Ur wanneer Rei hem aankeek *Ik neem aan dat hij naar Ur kijkt voor een zekere bevestiging of hij mag instemmen met het aanbod van rogier*
Ur knikt hier dus, waardoor hij, neem ik aan, instemt.
Later schrijf je alleen dat hij naar Rei sist over waar de jongen mee bezig is, wat dus inhoudt dat hij helemaal niet instemt met het meerijden.

Snap je mijn verwarring :P hehe,

Ik krijg honger van je laatste stukje haha, xD nee, sorry weer even serieus. De manier van je kleuromschrijving geeft wel heel duidelijk aan hoe het er precies uitziet en haalt ook het saaie uit bruin, blond bladiebladie bal :P haha

Ik wil weten hoe het met de groene ogen zit!

Ik krijg het idee dat Mo door iets bezeten is of zo :o

Ik ben nu al gek op je opstelling van je verhaal en dat je van die duidelijke karakters neer zet. Karakters zijn voor mij echt het belangrijkste punt van het hele verhaal, als tweede komt het plot en daarna de omschrijvingen.
Maar het zijn je karakters die je verhaal doen leven en ik vind dat jij die heel netjes hebt neergezet !

*Gaat nu geduldig wachten op je volgende stukje.. oh shit, wacht al die andere verhalen eerst maar eens gaan lezen :P hèhè*
Regenboog of regenboog, waarom ben je krom?
Anders heette je regenstreep en dat klinkt zo stom
Babette<3.
Balpen
Balpen
Berichten: 277
Lid geworden op: 04 mei 2011 12:38

Zo, dat is een hele reactie ;D.
Ik ben bezig met het herschrijven van... ja, eigenlijk alles. En daar kan ik deze reactie echt bij gebruiken! Wat ik niet snap, is 'en haalt ook het saaie uit bruin, blond bladiebladie bal haha'. bedoel je nou dat mijn omschrijvingen van bruin & blond saai zijn? Of niet? - oke dat klinkt alsof ik beledigd ben, maar dat ben ik niet. Ik snap het gewoon fv niet qq.

Ik zal even naar dat stukje kijken, want het klinkt inderdaad tegenstrijdig dat Ur eerst ja zegt en dan kwaad is..

Ik ben nu bij het eerste gedeelte - het herschrijven, en ik zal vooral even de omschrijvingen erin laten.

x

Mijn land heet niet Eera, Eera is de stad waar ze zich op dat moment bevinden. Het land heet Uraion qq.
You can take everything I have
You can break everything I am
Like I'm made of paper
Go on and try to tear me down
I will be rising from the ground
Like a skyscraper.
JodieJJ
Ex-staflid
Ex-staflid
Berichten: 4626
Lid geworden op: 15 jun 2010 11:19
Locatie: V.huuzee!!!

Oh hmm.. overheen gelezen xD haha over dat land.
VOnd het net zo'n leuk toeval --'

Nee, juist dat je omschrijvingen goed zijn :P hehe, ik ben vandaag lekker onduidelijk xD.
Ik ben trouwens ook heel erg nieuwsgierig naar je herschrijvingen, ga je ze plaatsen?
Regenboog of regenboog, waarom ben je krom?
Anders heette je regenstreep en dat klinkt zo stom
Babette<3.
Balpen
Balpen
Berichten: 277
Lid geworden op: 04 mei 2011 12:38

Ik denk wel dat ik ze ga plaatsen, ik ben nu bijna klaar met het proloog. Er is niet erg veel veranderd, maarja...

Hier nog een klein stukje. Nu weer van Ur & Rei.

--


Ur opende de deur, kneep zijn ogen stijfdicht en stapte de ruimte binnen.
Plots bevond hij zich in een weiland. Wind ruiste langs zijn gezicht en trok aan zijn kleding. Naast hem stond Rei. Hij staarde met een doodse, lege blik voor zich uit, turend naar iets in de verte. “Rei!” schreeuwde hij – maar de wind pakte zijn stem af. Zoog de klanken van angst mee in een wervelwind van verderf. Lang gras tot op kniehoogte strekte zich uit tot de horizon, hoe Ur zich ook draaide.
In de verte, zo ver dat het enkel een silhouet zichtbaar was, stond een vrouw – tenminste, aan haar vormen te zien wel. Ze had een zandloperfiguur, en haar steile haren wapperden in de wind. Haar lippen vormden woorden, maar ook haar stem was verdwenen. Ur snakte naar adem. Wat wilde de vrouw hen duidelijk maken?
Rei daarintegen kon de woorden van de vrouw – of eerder gezegd, het meisje – wel verstaan. Het is te laat! schreeuwde ze. Het is te laat!
Rei wilde neerzakken op zijn knieën, zijn haren eruit trekken en alle haat eruit schreeuwen, maar dat deed hij niet. Hij bleef onbewegelijk staan en keek hoe de vrouw langzaam achteruit stapte.
En op dat moment bevonden ze zich weer in de gang. Achter hen stond de man, nu in volledig licht zichtbaar. Hij was gebocheld, gehuld in simpele kledij van een onbekende, zandkleurige stof. Zijn schoenen waren simpele laarsjes van leer en op zijn neus balanceerde een rond brilletje. In het licht zag de man er absoluut niet bedreigend uit, meer als een soort grootvader.
“Mijn naam is -” Hij kuchte even, waardoor de schorre toon veranderde in een krakende, slissende stem. “Mijn naam is Bartholomus,” stelde hij zich voor. “Het spijt me heren, ik heb al weken geen klanten meer ontvangen. Ik ben zelfs al weken niet in deze gang geweest. Ik had geen idee dat De Open Deur er nog was. Soms verschijnt hij, soms is hij er niet. Mijn excuses, nogmaals.” Hij boog zijn hoofd lichtjes. “Het toilet bevind zich hier.” Hij tikte tegen een deur aan.
Ondanks dat hij er nu een stuk minder angstaanjagend uitzag, vertrouwde Rei hem nog steeds niet helemaal. Maar toen de man over een toilet begon, werd Rei zodanig afgeleid dat een glimlach op zijn gezicht verscheen. Hij snelde de kamer in, terwijl Ur met open mond achter bleef. “M-mijnheer,” fluisterde hij ontzet. “Was dat dé Open Deur?”
“Een van de twaalf, jazeker.” Bartholomus knikte, een tikkeltje trots.
Urs ogen werden groot van verbazing. Als kind had hij alle mythes en verhalen van Uraion gelezen, onder andere die over De Open Deuren. De Open Deuren waren twaalf deuren, gemaakt door de grootste magiër die ooit in het koninkrijk leefde. Hij maakte de deuren met de gedachte ze te openen om zo de toekomst in te kunnen kijken. Elke deur liet de toekomst op een andere manier zien. De één liet je in de lucht zweven, terwijl je ver beneden je iemand zag. De ander liet je op een brandstapel liggen, zonder dat je iets voelde, maar waar maar één iemand naar keek – een schim in de verte. Je kon op twaalf verschillende plaatsen, tijden en momenten terechtkomen, maar bij elke zag je een schim die je dingen vertelde. De schim die je zag was degene naar wie je in je leven op zoek moest – tenminste, op dat moment. Alleen degene die het dichtst bij de schim stond – in mentale zin –, kon het verstaan. Je kon de persoon in kwestie niet zien, maar wel horen. Doormiddel van raadsels en herinneringen zou je moeten uitvinden wie de desbetreffende persoon was.
Ja, de magiër hield niet van simpel. Ur staarde naar de deur. Hij was van eikenhout, maar erin waren patronen gesneden. Hij wist dat het Ashreanschrift was, maar hij had geen enkel idee wat er stond. Hij was gespecialiseerd in mythes, niet in oude tekens.
“Weet u wat er staat?” Hij wees naar de tekens.
Bartholomus knikte weifelend. “Ik heb er jaren onderzoek naar gedaan. Ik wilde niemand erbij betrekken, bang voor de gevolgen.”
“En?”
“Vrij vertaald staat er: Hij die volgt, zal ooit leiden.
Ur sloot zijn ogen en glimlachte. “Hij die volgt, zal ooit leiden.”
Op dat moment kwam Rei van het toilet. “Wat was dat nou allemaal?”
Ur slaakte een geluidloze zucht. “Ik vertel het je onderweg wel, mijn vriend. Maar nu eerst…” Hij maakte een verontschuldigend gebaar. “Moet ik naar het toilet.”
Hij pakte de deurknop vast, drukte hem naar beneden en stapte dit keer de goede ruimte binnen. “De Open Deur,” zuchtte hij nog voordat hij de deur achter zich sloot.
***
Dertig minuten later – de heren hadden het gevoel dat er uren voorbij waren gegaan – stapten ze weer in de kar. Rogier gaf hen een verontschuldigend knipoogje en spoorde de Vikeers aan. Na Bartholomus plechtig beloofd te hebben om terug te keren als ze hun opdracht hadden vervult, waren ze op zoek gegaan naar Rogier, die een oude vriend van hem had opgezocht en daar de ene na de andere mok Yerklbier achterover had geslagen.
“Op naar Raien!” riep hij. Toen kwam de kar in beweging.
Door de schok die door de kar trok toen ze in beweging kwamen, werd Rei meteen terug de werkelijkheid ingetrokken. Ur had hem nog niets verteld over De Open Deur, maar hij vermoedde wel wat. Wat als de vrouw die tegen hem sprak Mo was? Wat als ze hem duidelijk had proberen te maken dat hij niet verder moest zoeken? Wat als het écht te laat was?
Rei rilde.
“Wil je het verhaal over De Open Deuren nog horen?” vroeg Ur om hem af te leiden. Hij wist waar de gedachten van zijn vriend heen gingen. Hij wist het, maar hij moest er machteloos naar kijken. Het was niet zijn zuster – hij had haar nog geen enkele keer gezien. Maar toch was hij bang. Het was onmogelijk. Ze mocht niet sterven, niet op de plek waar zoveel haar al voor waren gegaan.
Rei knikte en Ur begon met vertellen.
You can take everything I have
You can break everything I am
Like I'm made of paper
Go on and try to tear me down
I will be rising from the ground
Like a skyscraper.
Babette<3.
Balpen
Balpen
Berichten: 277
Lid geworden op: 04 mei 2011 12:38

Ik weet niet of dit mag, maar even voor de duidelijkheid - ik heb mijn vorige bericht bijgewerkt, dus er is een nieuw stukje... (:
You can take everything I have
You can break everything I am
Like I'm made of paper
Go on and try to tear me down
I will be rising from the ground
Like a skyscraper.
Babette<3.
Balpen
Balpen
Berichten: 277
Lid geworden op: 04 mei 2011 12:38

“Zo’n… pijn…” kreunde Mia zachtjes. Ze hoopte dat niemand het zou horen – tevergeefs.
“Laten we even rusten, jongens,” stelde Ara voor.
Yen knikte en zette met een zucht van verlichting zijn simpele rugzak op de grond. Hij liep naar Colm en griste een veldfles uit de zak, waarna hij met gulzige slokken het halve flesje leegdronk. “Ah.”
Colm gaf een ruk aan de fles, waardoor er een beetje over zijn hand klotste, en zette zijn lippen aan de opening. “Water,” zuchtte hij verlangend toen de fles leeg was.
Cain sloeg hem plagend op zijn achterhoofd en lachte. “Sukkel, we moeten nog wel wat overhouden!” Om zijn woorden kracht bij te zetten trok hij aan de veter die de tas sloot.
Na een tijdje gekibbeld te hebben maande Yen hen allemaal weer tot stilte. “Laten we verder lopen,” zei hij. “Misschien zijn we dan nog voor het donker bij het bos.” Hij tuurde in de verte, waar de contouren van het bos al zichtbaar werden. Toen richtte hij zijn hoofd op naar de brandende zon. Hij sloot zijn ogen en zuchtte. Zweetpareltjes sierden zijn voorhoofd, neus en bovenlip.
“We gaan toch niet het bos in als het donker is, hè?” piepte Mia zacht.
Yen grijnsde, opende zijn ogen en keek naar haar. “Nee hoor,” glimlachte hij. “Het bos is voor morgen.”
Mia haalde opgelucht adem. “Dan heb ik tenminste vandaag nog.”
“Waarvoor?” Mo trok één wenkbrauw op.
“Om een afscheidsbrief te schrijven naar Noah natuurlijk!” lachte Colm.
Mia werd vuurrood en keek naar haar voeten.
Op dat moment moest Mo haar puberale gedrag even onderdrukken. Bij een van haar vriendinnen had ze al lang aan haar lippen gehangen en haar overspoeld met vragen. Hoe zag hij er uit? Hoe heette hij? Hoe hadden ze elkaar ontmoet? Ze wilde alles weten, maar zelf wist ze ook dat het beter was om op de achtergrond te blijven. Ze wist dat ze niet teveel mocht opvallen. Ze moest haar plekje zien te vinden en zich gedeisd houden. Ze moest het volhouden. Het moest.
“Mo?” Yen trok aan haar arm en sleurde haar mee met de groep. Ze was zo in gedachten verzonken dat ze het niet eens merkte. Ze schudde haar hoofd en liep toen beschaamd met de groep mee.
Het was niet makkelijk om de groep in te komen. De Furiins waren een van nature heel afgezonderde clan. Je kwam er niet zomaar in – tenminste, zo gingen de verhalen.
Maar de nieuwe generatie van twintigers die de reis gingen maken waren een stuk gemakkelijker dan Mo had verwacht.
Ze was bij het groepje gaan staan en had zich voorgesteld. “Ik ben Mo,” had ze gezegd. “En ik zou heel graag mee willen met jullie reis naar de Grotten van Azbur.”
Ze hadden even overlegd, naar wat informatie gevraagd – hoe oud ze was, waarom ze meewilde… - en hadden toen meteen ingestemd.
Over haar achtergrondinformatie was Mo nogal vaag gebleven. Ze had verteld dat ze een broer had, dat haar vader niet meer leefde en dat haar moeder ergens ver weg in Quaree woonde.
Verder hadden ze niets gevraagd en Mo had ook niet meer willen vertellen. Ze zouden haar niet mee laten gaan als ze alles had moeten uitleggen. Ze zuchtte en focuste zich weer op de weg. Links. Rechts. Links. Rechts. Elke keer als haar voet de grond weer raakte, leek het alsof de zon iets van zijn warmte verloor.
Maar dit keer verbeeldde Mo zich niet. De temperatuur zakte, langzaam, maar snel genoeg om het te voelen.
“Een koude nacht.” Yen beet op zijn lip.
Voor sommigen – mensen die niet bekend waren met het begrip ‘koude nacht’ – zou de nacht simpelweg voorbij gaan, slapend, soms met liefde, een nacht zoals alle anderen, maar iets kouder. Maar voor de Furiins was een koude nacht een hel. Het betekende dat de temperatuur zo zou hevig zou dalen, en dan zouden hun spieren onbewust aanspannen.
“Wat houdt dat precies in, Yen?” wilde Mo weten. Ze had het niet willen vragen, maar haar mond was weer eens sneller dan haar hersenen en het was eruit voor ze er erg in had.
“Het is een soort aandoening, generatie na generatie. Het zit al eeuwen in onze clan. Omdat de dag heet was, en de nacht koud wordt, zullen onze spieren aanspannen. Je zit dan met verkrampte spieren en je kunt er niets aan doen. We zullen morgen ook niet erg goed verder kunnen.” Yen vond het blijkbaar een interessante kwestie, want in de fijne stilte die volgde, met alleen het knisperende geluid van de steentjes onder hen, mompelde hij voor zich uit.
“Nog twintig minuten, jongens.” Cain keek naar de horizon, waar het bos nu al zichtbaar was. Hij glimlachte.
Mia gaapte.
“We kunnen bijna slapen,” suste Colm. Ondanks dat de tweeling vreselijke grappenmakers waren, konden ze erg lief zijn. Het was gissen wanneer ze serieus waren of wanneer ze een grap met je uithaalden, maar Mia besloot dat hij serieus was. Dus ze glimlachte.
Mo focuste zich weer op haar benen. Links. Rechts. Links. Rechts.
Laatst gewijzigd door Babette<3. op 13 sep 2011 15:24, 1 keer totaal gewijzigd.
You can take everything I have
You can break everything I am
Like I'm made of paper
Go on and try to tear me down
I will be rising from the ground
Like a skyscraper.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Hey,

Ik vraag me af wat Mo allemaal verborgen houdt en waarom ze zo persé naar die grotten toe wil.
Je hebt die "open deuren" leuk bedacht! Al kon ik niet helemaal terug vinden wat je er aan hebt veranderd :$

Schrijf snel verder!

Groetjes Maaike
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Babette<3.
Balpen
Balpen
Berichten: 277
Lid geworden op: 04 mei 2011 12:38

Hoi!
Je kunt inderdaad nog niet terugvinden wat ik heb veranderd, want de veranderingen zijn nu alleen nog maar in het word-documentje toegepast en ik heb ze hier dus nog niet veranderd!
Bedankt voor je reactie ! (:
You can take everything I have
You can break everything I am
Like I'm made of paper
Go on and try to tear me down
I will be rising from the ground
Like a skyscraper.
Gebruikersavatar
Saskjezwaard
Computer
Computer
Berichten: 4449
Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
Locatie: in bed

Leuk verhaal!!! Ik heb het nu helemaal doorgelezen en het leest heel fijn weg, je schrijfstijl is heel leuk^^
Ik heb alleen een paar kleine opmerkingkjes :angel
Als Ur en Rei op weg naar Oonen zijn en onderweg stoppen voor een plaspauze, keek ik heel raar op dat er opeens een kroeg was. Voor mijn gevoel reden ze in het bos. Het kan zijn dat je die kroeg beschreven hebt en dat ik eroverheen heb gelezen, sorry dan daarvoor. Maar ik vond het wel heel vreemd dat ze opeens die kroeg binnenstapten omdat ze voor mijn gevoel in een bos waren :P

Die open deuren vind ik trouwens wel echt heel erg gaaf! Ik hou van zulke magische dingen^^
Alleen het nut van deze snap ik niet:
De ander liet je op een brandstapel liggen, zonder dat je iets voelde, maar waar maar één iemand naar keek.

Wat zie je dan voor toekomst als je op die brandstapel ligt?


En het stukje van Mo is ook goed geschreven, zoals Jodie zei, leuk dat je niet gewoon saai blond en bruin gebruikt, maar het is zoveel in één keer dat ik nu al de karakters en het bijbehorende uiterlijk weet. Ik zou ze iets gedoceerder proberen te introduceren, of de beschrijvingen wat korter maken, om ze later, als Mo één op één met ze spreekt (of met twee ofzo) ze heel uitgebreid te beschrijven. Zo wissle je het een beetje af ;)

Ik vind het trouwens wel heel grappig dat je verhaal gaat over broeder-zusterliefde. Je andere verhalen gingen daar eigenlijk ook een beetje over :P is wel eens anders dan gewone liefde^^

Maar goed, schrijf snel verder^^

Ze had verteld dat ze een broer had, dat haar vader niet meer leefde en dat haar moeder ergens ver weg in [naam stad] woonde.

Je bent hier trouwens vergeten om de naam van de stad in te voeren, haha xD heb ik ook last van :P
And by the way, everything in life is writable about if you have the outgoing guts to do it, and the imagination to improvise. The worst enemy to creativity is self-doubt ― Sylvia Plath
Babette<3.
Balpen
Balpen
Berichten: 277
Lid geworden op: 04 mei 2011 12:38

Haha. Ohja. Ik heb zegmaar die kaart bij mij thuis liggen, maar dat stukje had ik bij een nicht van mij geschreven, dus ik wist even die naam niet meer :$:$

Whaha. Thanks. Ik zal het aanpassen!
You can take everything I have
You can break everything I am
Like I'm made of paper
Go on and try to tear me down
I will be rising from the ground
Like a skyscraper.
Babette<3.
Balpen
Balpen
Berichten: 277
Lid geworden op: 04 mei 2011 12:38

Nieuw stukje.
bedankt voor alle leuke reacties! (:

--

Bleek. Lijkbleek. Met grijze haren, een krachtige neus en een klein halvemaanbrilletje. Lange, benige vingers sloegen de vergeelde pagina om. Teiren, geschiedenis en bestrijding, meldde het in dikgedrukte letters bovenaan. Zijn vinger gleed over de regels terwijl hij zacht de woorden prevelde.
Toen stond hij op. De stoel schoof naar achter, maakte een vreselijk kabaal. Maar hij leek het niet eens te horen. Hij liep naar de muur, waar een grote, perkamenten kaart hing. De kaart van het koninkrijk.
Hij legde zijn hand erop, zorgvuldig, zodat het broze papier niet zou scheuren, en prevelde nog een paar woorden.
Een helblauwe flits verlichtte de kamer, maar nog steeds gaf de man geen kik. Op de kaart was een blauwe, oplichtende X verschenen. Hij bewoog.
“Ze komen!” fluisterde hij schor. “Ze komen!”

“Zo, hier is ‘t.” Rogier wiste de zweetdruppels van zijn gezicht en keek de heren grijnzend aan. “Raien.”
Rei keek met grote ogen zoekend om zich heen. Het was een groot uitgevallen vissersdorpje, met vrij grote, hoge huizen met drie verdiepingen. Vanachter de ramen gluurden de inwoners argwanend naar de nieuwkomers.
Terwijl Ur en Rei wilden rondvragen, was Rogier van plan deze mensen eens iets anders voor te schotelen dan vis. Hij reed zijn wagen midden op het plein en begon naar de voorbijgangers te roepen.
“Yerklbier! Heerlijk voedsel! Voor de beste prijs!” Als een echte verkoper prees hij zijn waar aan. Mensen renden in groepen tegelijk naar zijn kar toe en riepen om het hardst. Dit was het enige wat de regelmaat van hun leven verstoorde, en mensen in Raien namen dat met beide handen aan. Ze hadden er alles voor over om het ‘visdieet’ voor even achter zich te laten en zich vol te proppen met gebak, vers brood en Yerklbier.
Een man keek vanachter zijn raam naar de kar. Fronsend moest hij toekijken hoe zijn vrouw en kinderen zich door de menigte klanten wurmden en even later terugkwamen met een grote zak vol lekkers. Op de bleke, ingevallen gezichtjes van zijn twee dochters was een blos verschenen en hun ogen stonden helder en opgewonden. Luid pratend kwamen ze binnen.
“En, hebben jullie lekkere dingen gekocht?” Hij probeerde opgewekt te klinken, en de kinderen leken niets te merken. Zijn vrouw wel. Georgina keek hem vragend aan, maar hij maakte een gebaar van ‘ik vertel het allemaal nog wel’ en sloot zijn kinderen in zijn armen.
Met een zucht verliet Georgina de kamer en liep naar de keuken. Daar begon ze het net gekochte voedsel op te bergen en waste ze een paar borden af.
“Shalita, Yatsia, willen jullie wat eten?” riep ze.
De trippelende voetstapjes van de tweeling klonken op het hout en even later verscheen het slappe, futloze, blonde haar van de meisjes. “Eten!” jubelden ze tegelijk, om vervolgens in lachen uit te barsten.
Lachen. Dat hadden de meisjes al een hele tijd niet meer gedaan. De man fronste. Misschien was naar Raien verhuizen niet zo goed voor de meisjes geweest als hij gedacht had. Misschien moesten ze teruggaan. Terug naar Quaree.
“Wil je ook wat, Abel?” vroeg Georgina.
Hij bromde wat en tuurde naar buiten.
Buiten liepen twee mannen zoekend rond. Ze vroegen wat aan voorbijgangers en maakten met grote gebaren duidelijk dat ze iets of iemand zochten. Hij zuchtte en liep naar buiten.
“Kan ik jullie helpen, heren?” vroeg hij.
De jongste, een jongen met witblond haar en groene ogen, keek hem met een gepijnigde blik aan. Abel schrok. Hij had mensen furieus zien kijken, hij had mensen verdrietig zien kijken, maar deze jongen… De blik in zijn ogen verried dat hij vanbinnen opgevreten werd.
Op dat moment voelde hij zich even een klein jongetje. Een klein jongetje dat zijn hele leven – op vier jaar na – in hetzelfde vissersdorpje had gewoond. Een klein jongetje wat nog veel en veel meer moest meemaken om de emotie te voelen die nu in de ogen van je jongen voor hem lag.
“Ik zoek mijn zuster,” zei de jongen schor. “Ze is mee met een groepje Furiins. Ze zouden vanaf hier vertrekken.”
You can take everything I have
You can break everything I am
Like I'm made of paper
Go on and try to tear me down
I will be rising from the ground
Like a skyscraper.
Gebruikersavatar
Saskjezwaard
Computer
Computer
Berichten: 4449
Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
Locatie: in bed

Ik ben eigenlijk mijn kamer aan het opruimen (mijn neus zit helemaal vol stof, oeps :angel) maar elk beetje afleiding grijp ik natuurlijk met beide handen aan :D en dan kom ik weer langs om te zeuren :P
Bleek. Lijkbleek. Met grijze haren, een krachtige neus en een klein halvemaanbrilletje. Lange, benige vingers sloegen de vergeelde pagina om.
Dis persoonlijk, maar ik vind dit stukje niet zo mooi. Dat komt omdat het telkens korte zinnen zijn en ze niet bij elkaar aansluiten. Nou ja, 'Lijk' en 'Lijkbleek' doet dat wel, maar 'De grijze haren...' niet helemaal. Ik zou na 'Lijkbleek' praten over zijn huid, omdat het anders niet met elkaar combineert.
Bleek. Lijkbleek. Zijn huid leek wel van bloed verstoken te zijn. Hij had grijze haren, een krachtige neus en een klein halvemaanbrilletje. Zijn lange, benige vingers sloegen de vergeelde pagina om.
Nu sluit het voor mijn gevoel erop aan. Ik denk dat het probleem is dat je te veel details in één keer erin wilt proppen. Het zijn stuk voor stuk mooie zinnen, maar na elkaar klopt het niet helemaal. Zie maar wat je ermee doet ;) haha, heel verhaal voor 3 zinnen xD
Een helblauwe flits verlichtte de kamer, maar nog steeds gaf de man geen kik.
Zeur, zeur, maar geen kik geven is geen geluid geven en technisch gezien heeft hij dat wel gedaan door te prevelen voordat de flits verscheen :P
Hij bewoog.
Weer persoonlijk, maar weer vind ik deze zin niet zo mooi en zeker niet in combinatie met de volgende. Eigenlijk had ik dan een reactie van de man willen zien, dus dat teleurstelling in zijn ogen, opgewonden uitdrukking etc. Maar ja, kijk maar weer wat je eraan doet :P
Mensen renden in groepen tegelijk naar zijn kar toe en riepen om het hardst.
God, wat ben ik aan het zeuren vandaag --' maar bij rennen zie ik meteen voor me dat iedereen naar de kar toestormt en eigenlijk kan ik me dat niet voorstellen dat volwassen mensen dat doen. Die willen meestal toch enigszins hun waardigheid bewaren. Kan ook aan mij liggen hoor :P
Hij probeerde opgewekt te klinken, en de kinderen leken niets te merken. Zijn vrouw wel.
Door die komma bij 'en' schep je bij mij de verwachting dat de zin doorloopt na 'merken' , maar dat doet ie niet :( kun je je mijn teleurstelling voorstellen :P voor 'en' hoeft bijna nooit een komma, zeker niet bij zo'n kleine zin =)

Zo, dat was mijn gezeur weer ^^ miss moet ik niet afleiding gaan zoeken tijdens het kamer opruimen, ik word er veel te kritisch van xD verder was het een heel mooi stukje en het eerste deel zat vol mooie zinnen^^ Hopelijk heb je iets aan mijn feedback :P
And by the way, everything in life is writable about if you have the outgoing guts to do it, and the imagination to improvise. The worst enemy to creativity is self-doubt ― Sylvia Plath
Babette<3.
Balpen
Balpen
Berichten: 277
Lid geworden op: 04 mei 2011 12:38

Yaay!
Nou, je kan echt niet kritisch genoeg zijn. Ik ga t meteen aanpassen, hoewel ik wel even wat wil rechtzetten;

'Hij bewoog.'
De man bewoog niet, maar de X op de kaart (:.

Voor de rest ga ik het aanpassen, behalve een ding, want daar moet ik nog even wat voor zoeken. Want als hij niet 'nog geen kik' kan geven, wat moet ik daar dan voor in de plaats komen ?
You can take everything I have
You can break everything I am
Like I'm made of paper
Go on and try to tear me down
I will be rising from the ground
Like a skyscraper.
Gebruikersavatar
Saskjezwaard
Computer
Computer
Berichten: 4449
Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
Locatie: in bed

gewoon de 'nog' weglaten :P en bij die hij bewoog zou ik of zeggen: de x bewoog. Of : fluisterde de man schor.
Nu is het nml niet echt duidelijk wie wat doet, omdat het allebei 'hij' is ;)
And by the way, everything in life is writable about if you have the outgoing guts to do it, and the imagination to improvise. The worst enemy to creativity is self-doubt ― Sylvia Plath
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Hey!

Leuk stukje! Ik vind het goed omschreven hoe je ploteseling haast onopgemerkt in het leven van andere personage duikt. Heel goed gedaan!

Schrijf snel verder!

Groetjes Maaike
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”