
En in mijn nostalgische moment kwam ik het eerste fantasy verhaal tegen wat ik ooit geschreven heb.
Het is compleet onorigineel heerlijk mary sue, maar ik kon het gewoon niet laten om er niets mee te doen

Dit is echt een verhaal dat jarenlang door mijn hoofd heeft gespookt, volgens mij had ik er uiteindelijk wel zeven boekdelen voor bedacht

Jullie mogen zelf raden waar mijn inspiratie voor dit verhaal vandaan kwam xD, ( volgens mij is dat vrij over duidelijk, maar als tien jarige moest ik ergens mijn fantasy vandaan halen

Ik heb het verhaal volgens mij opgeschreven toen ik twaalf was, ofzo.. dat weet ik eigenlijk niet meer zo goed xD misschien iets ouder.
Natuurlijk is dit herschreven en ik heb nog geprobeerd om er een wat originelere draai aan te geven

* Ik was trouwens ook al heel origineel met de titel -.-‘ *
Het verhaal speelt zich trouwens op een geheel andere wereld af, maar je kunt het gewoon vergelijken met de moderne tijd van nu ( op de proloog na dan

Maar hierbij presenteer ik u.....
Vuurschimmen
Proloog
50 jaar voor de Grote oorlog. Een groep mannen stond verzameld om de grote, ronde, stenen tafel waar vier symbolen in waren gekerfd. In het midden was een prachtig fresco te zien waar de vier kleuren van de tafel zich mengden tot ze uiteindelijk samensmolten tot een witte cirkel. Het was het symbool van evenwicht tussen de vier streken waar de wereld zich in had verdeeld.
Bij ieder symbool stond een man in witte kledij, hij was de hoogste afgezand van het rijk wat het symbool aangaf en op een verhoging zodat iedereen hem kon zien stond de Akiet. Akieten waren de enige mensen die niet bij een rijk hoorden. Ze stonden vrij van alle regels die er waren, ze waren als het witte middelpunt van de tafel.
“Laat de bronnen aanvoeren,” sprak de Akiet, Krevar, met een stem die eerbied en respect afdwong.
Meteen schoten alle ogen naar de enige deur die zich in de kamer bevond. Een wachter die zich tot nog toe stilletjes in een hoek verscholen had, liep erheen en opende hem om de wachtenden binnen te laten.
Meteen traden er in kleurrijke mantels gehulde mannen binnen, allen droegen een verhuld object in hun handen. De eerste mantel was lichtgrijs en voegde zich bij de afgezant van het Luchtrijk. De tweede in blauw gehulde liep naar de plaats van het Waterrijk. De derde was in groen gekleed en hoorde bij het Aarderijk en de laatste in het vuurrood behoorde tot het Vuurrijk, alleen voegde hij zich niet bij zijn afgezant. Besluiteloos bleef de man voor de ingang staan, alsof hij liever wegvluchtte dan hier te zijn.
De afgezant van het vuurrijk, Hiro, wilde zijn mond opentrekken en hem bij zich roepen, maar Krevar was hem voor.
“Spreek.” De vastberaden stem leek al bijna te weten wat de man in het rood wilde.
De bleke hand van de drager trok de fluwele kap van zijn mantel naar beneden en toonde het kale monnikshoofd. Bijna smekend liet hij zich op zijn knieen zakken en hield het voorwerp wat hij droeg voor zich uit. “Iemand heeft in de tempel ingebroken en de bron gespleten,” zei hij met gebogen hoofd en een onzekere stem.
Een doodste stilte waarin zelfs de adem werd opgehouden, volgde. Alleen met grote ogen konden ze naar het bedekte voorwerp staren. Ongelovig kwam de Akiet van zijn plaats af. Zijn grijze ogen hielden angstige twijfel vast. Als de bron daadwerkelijk gespleten was, en een deel ervan in de handen van iemand die naar macht lustte belandde, zou er een letterlijke hel op deze aarde losbreken.
Heel langzaam haalde hij het fluwele kleed van de bron af en onthulde de gebroken steen, waarvan de kern nog steeds vurig gloeide.
Ernstig keerde de Akiet zich naar het gezelschap. “Leg alle bronnen bloot.”
Meteen werden de overige drie stenen op tafel gelegd, allemaal nog in tact, vrolijk gloeiend in hun eigen kleur.
Hiro keek angstig van zich af, toen alle ogen wantrouwend naar hem gingen.
“Hiro Hentai.” De kwade blik van de Akiet deed de man een stap achteruit zetten. “Geef bericht aan je heer dat we op bezoek komen.”
Daarna wendde Krevar zich naar het complete gezelschap. “Voor nu zal geen enkele afkomst uit een van de rijken nog bij de bronnen komen tot de Vuursteen compleet is.”
“Maar wat als het Vuurrijk ons aanvalt!” Tamme de afgezant van het Waterrijk viel in paniek uit. Zijn verdenkingen waren niet onterecht. Het Vuurrijk en het Waterrijk waren altijd al strijdend geweest. Het enige waardoor er nog geen oorlog was uitgebroken, was hun gelijke macht. Maar nu was daar geen enkele zekerheid meer voor. Vooral niet als ze hun krachtigste wapen, de bron, moesten achterlaten in dit neutrale land van de Akieten.
“Wij zullen ervoor zorgen dat het niet zover komt,” gaf Krevar het antwoord wat geruststellend had moeten zijn.
“Dat is makkelijk gezegd. Met zoveel macht in jullie handen van alle bronnen, kunnen jullie ons allemaal als tirannen overheersen,” bromde de zware stem van de aardemeester, Tiff. Zijn gezicht was vol van achterdocht. Het liefst had Krevar hem op dat moment een klap voor zijn gezicht gegeven. Hoe durfde hij zoveel wantrouwen wegens de Akieten te waarborgen. Zij hadden nog nooit iets gedaan om dat te verdienen. Maar zo’n fysieke berisping zou het kleine kwade zaadje wat al geplant was alleen maar doen opbloeien.
“Heer Tiff van huize Zwartel, Ik beloof u dat u zorgen onnodig zijn. Voor nu ligt onze prioriteit in het vinden van het missende deel van de Vuursteen. We zullen vertrouwen in elkaar moeten hebben, meer dan ooit.”
Er viel een ongenoegzame stilte. Ze waren het niet eens met de woorden van de Akiet, dat wist Krevar zelf ook wel, maar gelukkig was er geen verder protest.
“Heer,” de zachte melodieuze stem van de laatste afgezant klonk op. De luchtmeester. “U kunt niet van ons verwachten te vertrouwen als er al verraad gepleegd is.” De grijze ogen van de man gleden even naar Hiro. “Maar ik zal het lot in uw handen laten.” Met dat schoof hij de Luchtsteen naar het midden tot het in de witte cirkel lag. Aarzelend volgde Tamme het voorbeeld en uiteindelijk gaf zelfs Tiff toe. Hiro had geen eigen zeggenschap, de halve steen werd er door de Akiet al neergelegd.
“Op de vrede.” Krevar legde al zijn kracht in die woorden in de hoop het geloofwaardig te laten klinken.
“Op de vrede.” De mompelende herhaling door de afgezanten, gaf de waarheid aan. Het was alleen nog een kwestie van tijd voor de rust gebroken zou worden.
Aangepast

