Occhio

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
Kattie
Potlood
Potlood
Berichten: 90
Lid geworden op: 28 aug 2012 16:49

Ik vind het wel goed dat je het hebt uitgelegd in ieder geval :)
Wat een mooi stukje, helemaal anders dan wat ik had verwacht! Ik dacht dat Davide hem op een of andere gevaarlijke missie zou meenemen. Je hebt heel mooi omschreven hoe Giovanni zijn zelfvertrouwen weer terugkrijgt :)
Fire, walk with me.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Goed vervolg! Ik vraag me af wat voor verleden Gio heeft. Ik hoop dat hij er snel achter komt en ik ben benieuwd naar zijn begrafenis. Misschien doet dat bepaalde herinneringen herleven.

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
CasBuijs
Balpen
Balpen
Berichten: 144
Lid geworden op: 29 aug 2012 15:42

@Kattie Dankjewel! Ik heb die scene (en deze hieronder) wel vijf keer moeten herschrijven om een gewenst resultaat te krijgen :P
@Maaike Je antwoorden komen hieronder :mrgreen:


‘Is alles bedekt?’
Ik controleer mijn lichaam of er geen enkel stukje huid zichtbaar is, op mijn gezicht na ben ik helemaal bedekt door mijn uniform.
‘Ja,’ zeg ik, terwijl ik vurig wenste dat mijn uniform niet zo warm was.
Isaac trok een grote strohoed tevoorschijn en plaatste hem op mijn hoofd.
‘Zorg ervoor dat de zon je gezicht niet raakt.’
‘Ja meneer.’
Ook Isaac haalt een strohoed tevoorschijn en plaatst hem over zijn hoofd.
‘Dan zijn we klaar om te gaan.’
Dit maal sta ik naast Isaac bij de telefooncel, achter mij staat de rest van team Charlie, ze zijn gekomen om me uit te zwaaien.
‘Succes!’ zegt Augustus.
‘Veel geluk,’ zegt Roxanne en van Peter krijg ik een kort knikje.
Jabu glimlacht breed en kijkt bemoedigend, maar in zijn ogen zie ik hoe zijn begrafenis waarschijnlijk een pijnlijke ervaring was.
Snel kijk ik naar Davide, ik denk terug aan zijn woorden en haal diep adem. Het komt goed.
‘Tot snel,’ zeg ik gauw, en pak de hand van Isaac, die zijn andere hand op de hoorn legt. In een flits zijn we terug in de binnenstad van Venetië.

Ik en Isaac kijken zij aan zij de stad in: het is nog druk. De eerste paar maal schrik ik als er iemand dwars door mij heen loopt, maar het wendt gauw. Mensen lopen op snelle pas door de stad, sommigen halen nog snel een boodschap, anderen zijn onderweg naar geliefden.
‘Idioten,’ fluistert Isaac. ‘Weten ze dan niet wat ze te wachten staat als ze er eenmaal niet meer zijn?’
‘Zo erg is het toch niet? Dit leven?’
Isaac kijkt me doordringend aan.
‘Je bent hier pas een paar weken Giovanni,’ zegt Isaac, en ik zie plotseling hoe levenloos zijn ogen eigenlijk zijn. ‘Ik leef hier al driehonderd jaar, driehonderd jaar van verbergen en vluchten, van vechten en verlies. Het langste dat ik iemand heb mogen kennen is voor maximaal een paar jaar, daarna gaan ze allemaal verder, en ik blijf achter.’
Ik staar naar de grond.
‘Dat moet eenzaam zijn.’
‘Alles went,’ zegt Isaac. ‘Tijd dood alles Giovanni. Het rot bomen, slijt stenen en vervaagt dromen, totdat er alleen nog een schim over is.’
Isaac draait zich om en loopt de straat uit, een steeg in. Ik volg hem twee passen verderop, nog steeds bang dat Madness plotseling uit een vuilnisbak zou springen. Ik volg Isaac naar een kapel midden in de stad. De kapel zelf is helderwit, maar het dak is pikzwart. We lopen naar binnen, aan weerszijden van mij zie ik twee rijen houten banken, op een klein altaar branden kaarsen. Isaac neemt zijn hoed af en ik volg zijn voorbeeld.
‘We moeten ons verbergen,’ zegt hij, kijkend naar het plafond.
Hij zakt door zijn knieën en maakt een grote sprong richting de steunbalken in het plafond. Zwierig landt hij op zijn hurken op een van de achterste balken en wenkt mij dat ik ook moet komen. Ik concentreer mij, ik voel de vlam binnenin mij luid branden. Ik maak een minuscuul gaatje onder mijn voet en gebruik de kracht ervan om mijzelf af te zetten. Ik grijp de balk nog maar net, klim moeizaam omhoog en ga op mijn kont naast Isaac zitten. Onder mijn voet heelt het gaatje zich weer.
‘En nu?’ vraag ik.
‘We wachten,’ zegt hij.
De avond verstrijkt, het ligt buiten maakt plaats voor duisternis. Ik tokkel verontrust met mijn vingers op de balk, maar Isaac lijkt echter helemaal verzonken in zijn eigen wereldje. Ik wacht de nacht gespannen af, maar geen Reaper laat zijn gezicht zien, het blijft doodstil. De nacht maakt plaats voor dag, mijn maag rommelt, maar ik negeer het. Isaac haalt een gouden zakhorloge tevoorschijn en controleert de tijd. Hij klapt het horloge dicht, en precies op dat moment gaan de deuren van de kapel open. Een pastoor stapt naar binnen met een rechthoekig voorwerp in zijn handen. Hij zet het op het altaar, en ik zie dat het een foto van mij is. Ik kijk de warme, groene ogen van mijzelf in. Donker, golvend haar. Getinte huid. Witte tanden. Maar hoe ik ook kijk, de man op de foto is een vreemde voor mij. Er komen geen vage herinneringen terug, zoals Davide had beschreven. De pastoor draait zich om en vouwt zijn handen vroom in elkaar, hij staart naar de deur, en ik hoor het geschuifel van voeten. Allereerst komen er een grote man en een kleine vrouw binnen. De vrouw heeft bruine ogen en een getinte huid, grijs haar en ze huilt tranen met tuiten. Ze leunt op de arm van de man. Hij loopt in pak, maar het is duidelijk dat hij zich er niet fijn in voelt. Hij is enorm, met een dikke buik, donkere wenkbrauwen, hoekig gezicht en twee, groene, terneergeslagen ogen.
‘Papa, mama,’ fluister ik, en ook een traan beweegt zich over mijn gezicht. De twee worden gevolgd door een jongeman met hetzelfde postuur als mij, maar met een jonger gezicht. Hij huilt niet, maar zijn ogen staan leeg en levenloos.
‘Dat is je broertje,’ legt Isaac uit, hij heeft blijkbaar onderzoek naar mijn familie gedaan.
Daarachter komen nog meer familieleden. Twee ooms en drie tantes, twee neefjes, een nichtje en… zij. Achteraan de rij loopt de vrouw die ik op het dak heb gezien, ze dept haar ogen met een zakdoek, maar voor elke traan die ze wegveegt komen er drie terug. Isaac noemt nog steeds de namen van mijn neefjes en nichtjes op, en komt tot slot bij de vrouw.
‘En je verloofde, Bianca,’ zegt hij.
Verloofde.
De mensen nemen plaats op de eerste rij van banken, mijn moeder had een plaats naast haar overgelaten voor Bianca, en de twee vrouwen vallen in elkanders armen. Na een paar minuten komen vier mannen binnen, en ik zie dat ze mijn doodskist dragen. De kist heeft een warme kleur bruin, gemaakt van een soort hout waar ik de naam niet van ken. De kist wordt achter mijn foto op het altaar neergelegd. Mijn broertje kijkt op naar de kist, en zijn ogen beginnen te glimmen van tranen. Mijn vader slaat een arm om hem heen. Muziek begint te spelen, en een hele stoet van mensen komt binnen. Isaac pakt een lijst uit zijn broekzak en begint namen te noemen. Hij noemt kennissen, mijn kapper, de huisarts, oude schoolvrienden, maar gek genoeg geen collega’s, of verbeeld ik me dat maar? Zodra iedereen heeft plaatsgenomen, neemt de pastoor het woord.
‘We zijn hier bij elkaar gekomen, om van Giovanni afscheid te nemen.’
Hij praat een tijdje over mij en leest een stuk voor uit de Bijbel. Ik herken het niet, vreemd, mijn familie lijkt door en door christelijk, misschien was ik niet zo’n enthousiaste geestelijke als kind. Als de pastoor klaar is geeft hij het woord aan mijn moeder, die samen met mijn vader het altaar opklimmen en bij de microfoon komen staan. Ik hoor mijn moeder snikken door de speakers, terwijl ze een papiertje tevoorschijn haalt en open voor zich neerlegt.
‘Hallo Gio,’ zegt ze, door haar tranen verschijnt een glimlach. ‘Hoe is het daar in de hemel? Ben je mijn ouders nog tegen gekomen?’
Een hemel kun je het niet noemen, denk ik treurig bij mezelf.
‘Weet je nog hoe je als klein kind bij me op schoot zat? Je vertelde mama over je dromen, over school en alle vriendjes die je daar hebt gemaakt. Je werkte jezelf vaak in de nesten, en je was altijd bang om te vertellen dat je straf had gekregen, maar mama bleef altijd trots op je Gio. Ook toen je opgroeide bleef ik van je houden, jij en je broertje waren een onafscheidelijk duo. En ik… ik..’
Mijn moeder barst opnieuw in tranen uit, mijn vader begeleidt haar van het altaar af, maar ze stribbelt verwoedt tegen.
‘Gio! Mama houdt van je! Mama zal altijd van je houden!’
Uiteindelijk ziet ze in dat ze niet zou kunnen uitpraten zonder weer in huilen uit te barsten en neemt met mijn vader haar oude plaats weer in. Dan staat mijn broertje op, ook hij haalt een blaadje tevoorschijn en begint te praten.
‘Gio en Pedro,’ zei hij. ‘Moeders trots. Je was altijd een stuk dapperder dan ik, je deed de dingen die ik niet durfde. De bal bij de boze buurman halen, dat mooie meisje op straat aanspreken. Als je ergens naartoe snelde vertelde ik je keer op keer: Voorzichtig Gio!’
Pedro veegt zijn tranen weg.
‘Ik weerhield je van domme keuzes en haalde je keer op keer uit de penarie. Maar ook jij was er altijd voor mij, je maakte me wakker als ik dromerig de straat op was gelopen of je nam het voor me op als ik gepest werd op school.’
Pedro haalt diep adem.
‘Gio, wat moet ik toch zonder je?’
En alle tranen beginnen te vloeien. Nadat Pedro weer gaat zitten speelt er nog een lied en wordt er gebeden.
‘We zullen ons nu naar een plaats begeven waar een hapje en een drankje kan worden genuttigd,’ zegt de pastoor, en ik hoor het geluid van mensen die opstaan om te vertrekken.
‘We kunnen niet mee,’ zegt Isaac. ‘Er zijn altijd Ghouls op een crematorium.’
Teleurgesteld accepteer ik het feit dat ik hier afscheid moet nemen van mijn familie.
‘Je mag even naar beneden,’ zegt Isaac en ik spring van de balk.
Ik land achter mijn familie op de grond, die schoorvoetend de kapel verlaten. Mijn broertje loopt tussen mijn ouders in, mijn neefjes en nichtjes bij hun ouders. Achteraan loopt Bianca, ze ziet er mooi uit, ondanks haar tranen.
‘Vaarwel allemaal,’ zeg ik treurig.
Plotseling draait Bianca zich om: Ze had me gehoord!
Haar geschrokken ogen kijken mij aan, ze begint te hyperventileren, en trekt de aandacht van mijn ouders.
‘Wat is er schat?’ vraagt mijn moeder.
‘Giovanni!’ ze wijst met mijn vinger naar mijn borst.
Ze is helderziend! Denk ik geschrokken.

WORDT VERVOLGD

#De maximale leeftijd van een geest is onbekend, maar het record staat momenteel op 314 jaar, en aanwijzingen duiden er op dat geesten nooit van ouderdom kunnen sterven.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

:O Wat een gemene cliffhanger! "Ze is helderziend"
De begrafenis vond ik mooi beschreven en ook hoe je de ouders en broer als een lieve familie neerzet. Dat laat wel goed een deel van Gio zien. Al heb ik het vermoeden dat er vast ergens een addertje onder het gras zit, omdat ie vermoord is.. hmzz..
‘Alles went,’ zegt Isaac. ‘Tijd dood alles Giovanni. Het rot bomen, slijt stenen en vervaagt dromen, totdat er alleen nog een schim over is.
Mooie zin
De avond verstrijkt, het ligt buiten maakt plaats voor duisternis.
ligt = licht

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Kattie
Potlood
Potlood
Berichten: 90
Lid geworden op: 28 aug 2012 16:49

Wat een goed stuk zeg!
Ik sluit me aan bij maaike en vind het gemeen dat je zo spannend eindigt.

Twee foutjes:
"Ik en Isaac kijken zij aan zij de stad in"
=
Isaac en ik kijken zij aan zij de stad in

"maar het wendt gauw."
=
maar het went gauw.

"‘Tijd dood alles Giovanni. Het rot bomen, slijt stenen en vervaagt dromen, totdat er alleen nog een schim over is.’"
Maaike had het al eens gezegd, maar toch: erg mooie zin!

"‘Ik weerhield je van domme keuzes en haalde je keer op keer uit de penarie. Maar ook jij was er altijd voor mij, je maakte me wakker als ik dromerig de straat op was gelopen of je nam het voor me op als ik gepest werd op school.’
Pedro haalt diep adem.
‘Gio, wat moet ik toch zonder je?’
En alle tranen beginnen te vloeien."
Dit vind ik echt een prachtig stuk, ik kreeg het er echt moeilijk mee. Misschien omdat ik zelf een hechte band heb met mijn zus en me dus goed kan inleven in de situatie, maar dit heb je heel sterk gebracht.

Schrijf nu maar snel een vervolg want ik wil echt weten hoe het komt dat Bianca hem kan zien, en of de rest hem kan zien, en wat er nu gaat gebeuren :D
Fire, walk with me.
CasBuijs
Balpen
Balpen
Berichten: 144
Lid geworden op: 29 aug 2012 15:42

@Maaike Dankjewel! En de zin is een metafoor voor het leven van Isaac zelf, al vond ik hem eerst nogal overdreven, ik ben blij dat ik de zin er in heb gestopt :)
@Kattie Bedankt voor het compliment, ik had besloten de speech van Pedro zo echt mogelijk te maken, in plaats van poëtisch :)
En dan hier het vervolg, sorry dat het zo lang duurde, maar alles dat tot nu toe was gepost was nog in de zomervakantie geschreven :P Het uploadschema wordt hopelijk nu iets sneller :)

Ik kijk naar Isaac, hij staart Bianca aan zonder een spier te verrekken. Wist hij hiervan?
Ik hoor een luide bonk en zie dat Bianca flauw is gevallen op de grond. Mijn familie snelt naar haar toe. Pedro kijkt naar de plek waar Bianca gewezen heeft maar staart strak door me heen naar het altaar.
‘Geef me de ruimte,’ bromt mijn vader, maar zorg speelt in zijn stem. ‘En haal wat water!’
De pastoor knippert even met zijn ogen en snelt vervolgens weg om wat water te halen, maar Bianca lijkt weer bij positieven te komen. Ze kijkt me vanuit de mensenmassa aan en fluistert mijn naam.
‘Rustig aan,’ zegt mijn moeder. ‘We gaan even naar een plek om je te kalmeren.’
Mijn familie helpt haar omhoog en begeleid haar de kapel uit, ze kijkt me nog steeds met verstard gezicht aan. Vervolgens volgt de pastoor ze naar buiten en sluit voor mijn ogen de deur. Nog steeds verbaasd verwerk ik het schouwspel in mijn hoofd. Één ding weet ik zeker. Ik heb nu een link naar de buitenwereld, ik hoef haar alleen nog een keer te ontmoeten.
‘Isaac,’ zeg ik. ‘Laat me haar ontmoeten.’
‘Idioot,’ zegt Isaac, maar er is geen spot in zijn stem te herkennen. ‘Je lijkt de ernst van de situatie totaal niet te begrijpen.’
‘Isaac,’ zeg ik. ‘Ik weet wat de Reapers zijn en wat ze kunnen.’
‘Madness is nog niks,’ zegt Isaac. ‘Er zijn zelfs Ghouls sterker dan hem.’
‘Dat kan me niets schelen,’ zeg ik. ‘Ik ben niet bang om dood te gaan, ik wil me niet voor altijd versto-’
‘BAM!’
Ik val achterover op de grond en leg pijnlijk mijn hand op mijn gezicht. Isaac was vliegensvlug van de draagbalk gesprongen en had me in mijn gezicht getrapt. Ik kijk omhoog en zie hoe zijn twee feloranje ogen mij aanstaren. Hij kijkt niet boos, maar zijn ogen boren door mijn ziel.
‘Idioot. Weet je niet wat je zegt?’
Waarom word hij boos?
‘Je bent dus niet bang om dood te gaan? Leugenaar.’
Mijn mond valt open.
‘Het is altijd hetzelfde verhaal. Ik neem een geest mee naar hun begrafenis en ze willen meteen voor altijd bij hun familie blijven. Snappen ze niet dat ze dan dood gaan?’
‘Isaac,’ zeg ik. ‘Ik begrijp het. Het spijt me verschrikkelijk, maar ik moet weten wie ik ben en waar ik vandaan kom.’
‘Wat maakt dat nou uit? Je kent die mensen niet eens.’
Ik herinner dat Isaacs ouders hem levend hadden verbrand samen met het kasteel.
‘Ik moet het weten, het alles wat ik heb.’
Isaacs ogen verdwijnen in de schaduw, hij balt zijn vuisten.
‘Ga,’ zegt hij. ‘Gooi je leven maar weg Giovanni.’
Ik kruip overeind tot mijn handen en knieën en druk mijn hoofd op de grond.
‘Dankuwel! Duizendmaal dank!’
Isaac kijkt me met zijn normale blik aan, maar ik voel zijn minachting.
‘Je verloofde woont hier drie straten verderop, ik zal je het adres geven.’

Bianca valt neer op bed en strijkt haar handen door haar haren. Onbegrip, angst en verdriet overspoelden haar. Ze had tijden niet geslapen en haar ogen waren rood en gezwollen. Slapeloosheid, stress en trauma. Allemaal waren het excuses voor wat ze in de kapel gezien zou hebben. Maar Bianca wist het zeker, Giovanni was daar geweest. Ze had hem gezien, net zoals ze vroeger vreemde figuren op het kerkhof kon zien lopen, of hoe een legerkorporaal eens haar kamer binnen was gekomen. Maar toch, het kon niet echt zijn. Giovanni was dood, vermoord door Dante. Het monster. Ze wrijft over haar hoofd, ze moet iets te drinken hebben. Ze klimt overeind uit bed en slentert haar slaapkamer uit naar de keuken. Deze is open en zo kan gemakkelijk de woonkamer in gekeken worden. Dat vond Giovanni leuk toen ze gingen verhuizen, zo konden ze nog met elkaar praten als één van de twee ging koken. Maar uiteindelijk kookten ze toch altijd samen dus het had niet uitgemaakt. Bianca’s hand gaat over het keukenblad. Ze voelt hoe hij er niet meer is. Ze opent de koelkast en pakt een fles wijn. Ze slaat de fles achterover en laat drinkt met grote slokken. Druppels lopen langs haar wangen, maar het kan haar momenteel niets schelen. Ze zou hier voor altijd in eenzaamheid wonen, met alleen maar onafgemaakte plannen als haar eeuwige boetedoening. De trouwdag, de huwelijksreis, de baby… De fles valt kapot op de grond, glas en wijn bezaaien de vloer. Bianca bijt op haar onderlip en tranen stromen. Ze voelt zich kapot gescheurd, angstig en alleen.
‘HOU OP!’ krijst ze. ‘HOU OP!’
Uit pure wanhoop kermt ze als een kreupel dier. Wat moeten ze nog van haar afpakken? Ze is platzak, haar baan is saai en haar familie ver weg. Maar ze had met alles kunnen leven, zolang Giovanni er maar was. Maar nu… nu…
Ze zakt onderuit langs het keukenkastje, een glasscherf boort in haar bovenbeen. Het leven is uit haar verdwenen, pure ellende heeft haar verpletterd. Haar hoofd hangt scheef tegen het kastje en haar haren vallen onverzorgd over haar schouders. Haar armen hangen als zinloze, bleke aanhangsels langs haar rug. Dan ziet ze een hand, de hand aait over haar arm, maar ze voelt hem niet. Haar ogen kijken met moeite omhoog in twee groene ogen.
‘Het is goed Bianca. Ik ben hier.’

WORDT VERVOLGD

#Ook al kan een helderziende een geest zien en horen, hij of zij zal hem nooit kunnen aanraken
Kattie
Potlood
Potlood
Berichten: 90
Lid geworden op: 28 aug 2012 16:49

Aaah erg goed vervolg! Wat ik me afvraag, is of Bianca gelukkiger zal zijn nu ze contact met hem heeft of juist niet. Misschien maakt het haar wel helemaal gek. En bovendien zal ze wel in gevaar verkeren, dus ik vermoed dat Giovanni spijt zal hebben van zijn beslissing om haar te ontmoeten. Of misschien ook helemaal niet, we zullen zien :p
Fire, walk with me.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Goed vervolg weer! Ik heb het idee dat er steeds meer een stukje van de sluier wordt opgelicht over het leven van Gio :D
Waarom word hij boos?
wordt
Ik herinner dat Isaacs ouders hem levend hadden verbrand samen met het kasteel.
Uhhhhh... heb ik iets gemist? Kan me dat helemaal niet herinneren. Ik dacht dat hij zijn familie via het raam bekeek of was dat een ander personage? (sorry, ik ben vreselijk met namen uit elkaar houden :$ )

En zoooo jammer dat ze hem niet kan aanraken, dan kan ze dus ook niet voelen hoe hij haar streelt :(

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
CasBuijs
Balpen
Balpen
Berichten: 144
Lid geworden op: 29 aug 2012 15:42

Dankjewel allebei :D ik kan binnenkort weer wat stukjes uploaden, maar tot die tijd zal ik even je vraag beantwoorden Maaike:

"Ik herinner dat Isaacs ouders hem levend hadden verbrand samen met het kasteel.

Uhhhhh... heb ik iets gemist? Kan me dat helemaal niet herinneren. Ik dacht dat hij zijn familie via het raam bekeek of was dat een ander personage? (sorry, ik ben vreselijk met namen uit elkaar houden :$ )"

Wordt in dit stukje gezegd:

‘Maar hoe maak je spirituele materie dan?’ vraag ik aan Isaac. ‘Waar komt het vandaan?’
‘Offeren,’ zegt Isaac. ‘Als je fysieke materie door verbranding offert, veranderd het in spirituele materie.’
‘Dus dit hele gebouw is eens geofferd?’ vraag ik verwonderd en Isaac knikt.
‘Een getrouwd stel verbrand een huis met hun zoon erin,’ zegt hij. ‘Dit is mijn huis en graf.’
"In the face of disaster lies the opportunity for renewal."
CasBuijs
Balpen
Balpen
Berichten: 144
Lid geworden op: 29 aug 2012 15:42

Ik ben eindelijk terug :P Ik was een tijd bezig met een andere opdracht, maar ik ga nu weer verder aan occhio. Aangezien het wat lang geleden is zal ik even een korte recap geven.

Giovanni is dood, hij is zijn geheugen kwijt. Als een geest probeert hij hopeloos naar stukjes naar zijn donkere verleden te vinden. Zijn speurtocht leidt hem tot twee sporen: Dante, zijn moordenaar en Bianca, zijn verloofde. Na zijn begrafenis te hebben gezien volgt hij Bianca naar zijn oude huis. Daar treft haar huilend aan in de keuken.

‘Gio,’ fluistert ze. ‘Je bent er nog, ik ben zo blij.’
Ze beweegt haar hand omhoog en wil me bij mijn schouder pakken, maar haar hand glijdt door mijn lichaam heen.
‘Ik snap het,’ zegt ze. ‘Je bent er niet echt, of wel?’
Ze wachtte niet op een verklaring en ze begon te huilen.
Ik blijf bij haar zitten, ze kan me niet aanraken, ze voelt de warmte van mijn adem niet, ik had net zo goed een herinnering kunnen zijn. Mijn stem begeleidt haar terug haar slaapkamer in, ze laat zich op haar bed vallen en valt vreedzaam in slaap. Ik loop naar achter en laat het raam van haar slaapkamer open zwaaien. Ik neem plaats op de vensterbank en kijk uit over de kanalen van Venetië. De stad is donker, maar lichten uit de stad duiden op tekenen van leven. Het doet me pijn om een plaats te zien waar iedereen veilig kan leven, die wereld is zo dichtbij, maar ik leef aan de andere kant, waar kleuters met bijlen je opjagen. Een jongen poetst zijn boot, een vrouw sluit haar winkel, het was hier een stuk vrediger, dacht ik. Het doet pijn om te weten hoe dicht bij een veilige wereld is, maar ik heb inmiddels geleerd dat tranen niet oplossen. Ik ben immers een volwassen man, en ik voel een verantwoordelijkheid om net zoals de rest uit team Charlie sterk te blijven. Met mijn hervonden moed van ik uiteindelijk in de vensterbank in slaap. Als ik tien seconden langer wakker was gebleven, had ik eindelijk kunnen zien wie mij al die tijd al begluurd had.

‘Moet je echt niets eten?’ vraagt Bianca aan mij, ik hoor de aarzeling in haar stem nog, maar ze lijkt steeds meer te accepteren dat ik er echt ben.
We zitten aan onze oude ontbijttafel, volgens haar is het een van de weinige dingen die ik uit het ouderlijk huis heb meegekregen, omdat mijn moeder blijkbaar moeite heeft met afstand doen van spullen. Blijkbaar, wat haat ik dat woord toch. Hoe meer ik met Bianca praat, hoe meer het woord zich in mijn hoofd herhaald. Maar toch kan ik mij niks herinneren. Geen hoofdpijn, geen flashbacks, niets. Ik heb er waarschijnlijk het talent niet voor, maar toch zou ik het fijn vinden als ik een bewijs had van mijn bestaan.
‘Nee bedankt,’ zeg ik uiteindelijk in antwoord op haar vraag, en leg haar uit dat ik alleen iets kan eten als het helemaal verbrand wordt.
‘Het lijkt me allemaal wel erg onhandig om een geest te zijn,’ zegt Bianca medelevend. Ik heb haar al uitgelegd hoe ik niet in de zon mag komen en hoe ik geen herinneringen meer heb, maar expres niets over de Reapers.
‘Het valt wel mee, het lopen door muren is mooi meegenomen,’ zeg ik en ik forceer een glimlach, waarnaar ze zelf in de lach schiet.
Deze Bianca heb ik nog niet gezien, bedenk ik me. Het is niet de dodelijke Bianca van op de flat, en het is niet de treurige Bianca die ik gisteren aan trof. Ze is erg vrolijk en optimistisch, en haar lach is waarschijnlijk waar ik als eerste verliefd op ben geworden.
‘Als ik zo vrij mag zijn,’ zeg ik. ‘Maar wil je me een beetje over mezelf vertellen? Ik tast namelijk tot nu toe erg in het duister.’
Bianca proest haar melk over tafel heen.
‘Je hoeft niet zo formeel te doen,’ zegt ze lachend, en veegt met haar mouw de melk van tafel. ‘Maar zo was je wel toen ik je leerde kennen.’
‘Hoe was dat?’ vraag ik gretig.
‘Eens denken,’ zegt ze. ‘Ik was met vriendinnen een weekendje naar Sienna toe om naar de paardenrennen te kijken. Ik was er zelf niet bepaald een fan van, maar Lucia’s ouders deden ieder jaar mee met hun eigen paarden, dus ik moest eigenlijk wel komen.’
Ze neemt een slok melk.
‘Toen kwam ik daar jou tegen, ook jij was met vrienden, maar jullie waren op doorreis. Je probeerde indruk op me te maken, want blijkbaar kon je erg goed paard rijden.’
‘En?’ vraag ik. ‘Lukte het?’
‘Nee, je brak onmiddellijk je been,’ zei Bianca luchtig. ‘Maar ik vond het dapper dat je onmiddellijk bereid was zoiets voor mij te doen, dus ik kwam vaak bij je op bezoek in het ziekenhuis, en zo is het ongeveer begonnen.’
Ik vraag een tijdje door, over wanneer we ons huis hebben gekocht, en wat mijn baan was.
‘Je baan,’ zei Bianca, en het werd stil.
‘Wat is er?’ vraag ik. ‘Ik deed toch niet iets illegaals?’
Een golf van angst gooit me op het puntje van mijn stoel.
‘Nee, ik weet zeker van niet,’ zei Bianca. ‘Je werkte immers thuis, voor dat verschrikkelijke bedrijf.’
Ik herinner me hoe ze mij een metafysicus hadden genoemd, deed ik een soort onderzoek?
‘Ik begrijp het ook niet precies,’ zei ze. ‘Maar je geloofde dat je contact kon maken met het hiernamaals.'
Ik val bijna van mijn stoel. Wist ik hoe ik zou worden? Hoe dicht bij was ik? Was ik daarom vermoord?
‘Misschien is het beter als ik je het laat zien,’ zegt Bianca, en ze staat op van tafel. ‘Volg me.’
Ze begeleidt me van het kantoor, waar ik zogenaamd altijd gezeten had. Het kantoor leek meer op een grote bezemkast, met één deur in de kamer en geen ramen. Een tl-buis verlicht grimmig de donkere kamer, het was bij lange na niet zo verwelkomend als de rest van het huis. Een televisie stond bovenop het bureau, en daaroverheen lagen verschillende dikke boeken en notitieblokken verspreid, met bijna onleesbaar gekrabbel erin geschreven. Er lag een dik boek over verbranding, was ik op het goede spoor geweest?
‘Wat deed ik hier wel niet?’ vraag ik aan Bianca. ‘Was ik gestoord?’
‘Ik weet het niet,’ zegt Bianca. ‘Ik vroeg er nooit naar.’
Ze haalt haar hand over mijn bureau.
‘Je zat hier altijd maar in je notitieblok te krabbelen. De tv stond aan, maar er was alleen maar ruis te horen en je had hem van de kabel afgehaald, waardoor hij op zo’n sneeuwstorm stond.’
‘Hoe kwamen we dan ooit rond?’
‘Ik begrijp het ook niet, maar je kreeg erg gul betaald van dat ene bedrijf, blijkbaar hadden ze interesse in dit zogenaamde hiernamaals.’
‘Waarom ging je niet bij me weg?’ vraag ik bijna wanhopig.
Een traan rolt over Bianca’s wang en ze keert me de rug toe.
‘Lang geleden, voordat ik mijn huidige baan had, wilde ik zangeres worden. Ik had toen nog maar kort een relatie met me, en we spaarden wat bij elkaar voor wat zanglessen voor mij. Het probleem was dat ik absoluut niet kon zingen. Ik was nogal goedgelovig en dacht dat het vanzelf beter zou gaan, maar dat was niet het geval. Mijn eerste optreden was in één klein theater, dat je voor mijn verjaardag voor vier uur had afgehuurd. Na een half uur was iedereen weg, maar naar vier uur zat jij er nog steeds.’
Ik zie Bianca’s lichaam schudden, met haar hand veegt ze haar tranen weg, maar ik hoor haar snotteren.
‘E-e-e-en toch ging ik door met zingen, ik verbrandde al ons vakantiegeld, je verkocht je auto alleen maar zodat ik door kon m-met zingen. En iedere keer, elke dag met mijn verjaardag was de zaal helemaal leeg. En toch zat jij daar, alleen vooraan in de zaal, altijd met mijn tas op schoot. En ik was blij, blij omdat je mee ging in mijn leugentje. Daarom stelde ik geen vragen. Ik vertrouwde het niet, maar jij verzekerde mij, dat het helemaal veilig was. Dus ik geloofde jou, net zoals jij in mij geloofd had.’
We staan naast elkaar voor mijn bureau, onze handen zoeken elkaar, maar kunnen elkaar niet vinden.

WORDT VERVOLGD
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Leuk dat je weer verder gaat! Ik wist helemaal niet dat we in Venetië zaten, geen idee waar het dan wel had moeten zijn. Maar Venetië doet geen belletje rinkelen xD

Let erop dat je het verhaal in één tijd schrijft, het viel me in het begin op dat je af en toe switcht van tijd (tegenwoordige tijd naar verleden tijd).

Ik zie trouwens niet helemaal voor me hoe Bianca zo met Gio kan praten. Ziet ze zeg maar een soort van Casper het spookje? Of is het een wazige vlek die ze in haar hoofd hoort en waar ze hardop tegen terugpraat? Wat me trouwens verbaast - bedenk ik me nu - ze geloofde niets van het werk dat Gio deed, maar doet alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat er een geest voor haar neus staat die haar geliefde was/is en praat daar heel uitbundig mee. Dat klinkt een beetje tegenstrijdig ;)

Maar, ik vond het vervolg weer leuk om te lezen, dus ga vooral door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”