
***
Het geluid van kletterende degens weerklonk over de gladde zee. De Koningin van Castilië voer met alle zeilen gehesen langs de kust van Californië en op het zonverlichte dek waren twee mannen in een hevige strijd verwikkeld. Hun wapens ketsten tegen elkaar in een werveling van glimmend staal. Don Diego de la Vega sprong lenig opzij om een aanval van zijn tegenstander te ontwijken. Met een brede grijns op zijn gezicht ging hij in de tegenaanval en draaide om de ander heen in een poging hem in de hoek te drijven.
Rafael Valdez, de kapitein van het schip, was echter een minstens even begenadigd schermer. Zijn slagen waren rechter en preciezer dan die van de jonge edelman en zijn houding meer gecontroleerd. Diego’s blik werd strakker terwijl hij een serie snelle aanvallen afweerde. Het zweet droop over zijn voorhoofd en langs zijn rug en hij was blij dat hij zijn jasje had uitgetrokken. De temperatuur was flink gestegen nu ze dichter bij land waren. De kapitein gunde hem echter geen moment om met zijn gedachten naar de reis of de bestemming af te dwalen. Bij een volgende aanval wist hij Valdez’ degen ternauwernood opzij te dwingen. Hij stootte naar voren met een triomfantelijke kreet, om luttele tellen later met een snelle beweging het wapen van de kapitein uit diens hand te slaan. Rafael Valdez keek een moment verbouwereerd naar de scherpe punt die op zijn borstkas gericht werd. Toen ontspande hij en Diego liet zijn degen zakken.
‘Heel goed, señor de la Vega,’ riep de kapitein opgewekt. Voor hij zijn degen kon oprapen, had Diego de zijne al gebruikt om het gevallen wapen handig van het dek op te vissen. Met een lach bood hij het zijn tegenstander aan.
‘Ik zal deze dagelijkse schermpartijen missen,’ zei Valdez terwijl hij het wapen opzij legde.
Diego knikte. ‘Ik ook, meneer. Ze hebben de lange reis bijzonder aangenaam gemaakt.’ Met zijn degen tegen zijn schouder keek hij hoe de kapitein zijn donkergroene jasje aantrok. Zelf bleef hij liever nog even in zijn overhemd rondlopen.
‘Uw behendigheid met het zwaard zal u nog goed van pas komen in Californië,’ vervolgde Valdez.
‘Waarom zegt u dat?’ vroeg Diego verbaasd.
De kapitein sloeg zijn jasje dicht en keek de ander onderzoekend aan. ‘Hoe lang bent u weggeweest?’
Niet zeker waar hij naartoe wilde, antwoordde de jonge man: ‘Drie jaar.’
Aan de blik van de kapitein was te zien dat hij een dergelijk antwoord verwacht had. Hij reikte Diego een handdoekje aan en die depte dankbaar zijn bezwete gezicht.
‘Ik ben bang dat u de situatie in Los Angeles nogal veranderd zult aantreffen,’ zei Valdez. Diego keek hem vragend aan en de man vervolgde: ‘Alles is regels en discipline. De krijgsmacht heeft het bewind overgenomen.’
De bewering klonk onwerkelijk, maar het was duidelijk dat de kapitein het meende. ‘Wanneer is dit gebeurd?’ vroeg Diego.
‘Een jaar geleden, toen de nieuwe comandante werd aangesteld. Ik wil u niet graag teleurstellen,’ vervolgde Valdez terwijl hij Diego strak aankeek, ‘maar ik heb het gevoel dat u snel zult wensen dat u in Spanje was gebleven.’
De situatie begon de jonge don steeds minder aan te staan. ‘Is het echt zo erg?’ vroeg hij.
‘Erger!’ antwoordde de kapitein meteen. ‘Maar u zult het zelf zien.’ Hij leunde iets dichterbij. ‘Als u waardevolle spullen meeneemt, verberg ze. De soldaten bij de douane hebben de neiging om alles te confisqueren wat ze in de smaak valt.’
Er viel een korte stilte terwijl Diego dit probeerde te verwerken. Toen glimlachte hij weer. ‘Bedankt voor de waarschuwing.’
‘We zullen snel voor anker gaan,’ vervolgde Valdez. ‘Ik zal verder afscheid nemen als u van boord gaat.’ Hij stak zijn hand op en keerde Diego de rug toe om met stevige pas naar het achterdek te lopen. Don Diego’s glimlach verdween tegelijk met de kapitein. Hij wreef met het handdoekje over zijn nek en staarde bezorgd naar de voorbij glijdende kust van zijn thuisland.