Spiegelbeelden

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
Plaats reactie
AnnuhFloor
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 6
Lid geworden op: 13 mar 2014 01:41

Hey,

Ik ben al tijden bezig met dit verhaal maar het lukt me niet om het goed te krijgen. Heb een gedeelte dat nooit veranderd en dat ga ik stukje bij beetje plaatsen.

Ik hou van (opbouwende) kritiek dus schaam je niet ^-^

Groetjes, Anne-Floor
Ps: krijg lettergrootte van titel en degelijke niet goed dus dat is gewoon dikgedrukt



Spiegelbeelden

Proloog

Vele verhalen drijven er rond in de geest van de mens over wezens zo mooi als een bloem, puur als een witte parel, zo gemeen als de nacht. Wezens onder je bed, in de kast. Bloed drinkende mensen en mensen met vleugels. Toch bedenkt bijna niemand waarom kleine kinderen – en zelfs nog wel volwassenen – dingen denken te zien. Jij zou ze waarschijnlijk uitlachen en zeggen dat ze niet naar de griezelfilms moeten kijken waarmee mensen hun tijd verdoen. Maar ze hadden en hebben gelijk. Er zitten wezens onder hun bedden, er zitten dingen in hun kast.
Maar enkele mensen kunnen ze zien. Vooral kinderen omdat zijn nog niet hun fantasie hebben vergooid aan logica. De volwassenen zijn meestal creatieve mensen, die hebben nog wel de fantasie.
Ik ga je vertellen over de werkelijkheid, niet over de sprookjes in boeken of de belachelijke verhalen in een film, ik ga je het verhaal vertellen van een meisje. Geen gewoon meisje zoals in je oude klas of de dochter van een vriend van je. Nee, een Fá. Ja beste lezer, we zijn deze verhalen binnen gestapt alsof je door de deur van een spookhuis stapt. Waar was je naar opzoek? Herkenning, een bezigheid, een ander leven en of ontsnappen aan je eigen leven?
Alles is mogelijk, je hoeft alleen maar het goede moment en de goede plek te vinden. Het gebeurt niet vaak, maar als het gebeurd begint een nieuw verhaal. Dit  verhaal van de jonge Fá begint een tijd geleden…

 
De wolken aan de hemel dreven langzaam voorbij op de noordwestelijke wind. Het zwakke maanlicht verlichtte een open plek in het woud. Aan de rand stonden eeuwen oude bomen fier overeind en een rustig kabbelend beekje sneed de open plek doormidden. Ergens op de helft had het water een klein vijvertje gevormd met sterk geurende lelies en vele vissen.
Een magere gestalte sloop via de schaduwen naar de vijver. In de armen van de gestalte lag een bundeltje vodden. Tussen de vodden lag een baby. De gestalte verwijderde de kap van het hoofd. Een egaal gezicht met een lichtbruine huidskleur en donkerblauwe ogen kwam tevoorschijn. Het was een vrouwelijke Fá. Haar ogen stonden waakzaam, haar oren gespitst voor elk klein geluidje en haar spieren stonden strak gespannen onder de donkergroene mantel.  De vrouw gaf een kus op het voorhoofd van de baby.
Ze boog voorover en stond op het punt om de baby in het water te laten glijden toen de grond begon te beven. Vlakbij, bijna vanuit het struikgewas dat de open plek omringde, klonk het gekrijs van de nachtelijke Wakers. Paniek vestigde zich in haar ogen.
Na een diepe ademhaling stapte ze voorzichtig het water in. Ze haalde beide handen van haar baby af. Als je goed keek – en goede ogen had – kon je zien dat de baby aan een soort touw om haar hals en schouders hing.
De Fá bewoog met haar handen en het water gehoorzaamde. Het water vormde een koepel om hun heen met lucht binnenin. Met haar voet woelde ze in de aarde zodat het heldere water troebel werd. Toch kon zij wel naar boven kijken.
‘Je moet hier weg meisje, voordat ze ons vinden,’ fluisterde ze terwijl ze haar hand op het kleine hoofdje legde. ‘Ik zal haar  naar je toe sturen om je te begeleiden in de wereld. Het spijt me dat je Armalium moet verlaten, maar het is niet anders.’ Een traan rolde over de wang van de moeder. ‘Sorry.’
De ogen van de baby opende zich toen de traan op haar wang viel. Het kleine handje wrong zich los en legde die op de wang van haar moeder.
‘Ik hou ook van jou kleine,’ snotterde de Fá.
Voorzichtig klikte ze haar baby van zich af en liet haar los. Een luchtbel bleef gehoorzaam om de baby gewikkeld. ‘Succes in al je wegen meid.’
Het enige wat het meisje hier later van zou herinneren was de laatste gebeurtenis. Haar moeder werd omhooggetrokken terwijl ze gilde. Een van angst verwrongen gezicht. De eerste herinnering van de nieuwe legende was geboren.
Gebruikersavatar
Saskjezwaard
Computer
Computer
Berichten: 4449
Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
Locatie: in bed

Om de grootte van de tekst te wijzigen moet je de knop hebben die in de volledige bewerker naast het fototoestel staat. Als het goed is staat daar een knop waar 'normaal' op staat. Als je daar op klikt zijn verschillende opties zoals extra klein of groot. Markeer je tekst, klik op de grootte die je wilt en: tadaa :D perfectie!

Terug naar je tekst, ik heb een paar kleine foutjes gevonden :p
Vele verhalen drijven er rond in de geest van de mens over wezens zo mooi als een bloem, puur als een witte parel, zo gemeen als de nacht.
Ik vind zelf dat de 'er' hier wel weg kan, wat vind jij?
Toch bedenkt bijna niemand waarom kleine kinderen – en zelfs nog wel volwassenen – dingen denken te zien.
de 'wel' kan ook weg en het staat misschien mooier als je het vervangt door een handvol volwassenen (of een andere maat voor een paar volwassenen). Dus: -en zelfs nog een handvol volwassenen-
Vooral kinderen omdat zijn nog niet hun fantasie hebben vergooid aan logica.
zijn = zij. En de zin staat nu een beetje rommelig,ik zou hem iets anders opstellen :p
Vooral kinderen omdat zij hun fantasie nog niet hebben vergooid aan logica
Herkenning, een bezigheid, een ander leven en of ontsnappen aan je eigen leven?

de 'en' kan weg
Het gebeurt niet vaak, maar als het gebeurd begint een nieuw verhaal.
Je deed het zo goed in het eerste deel van de zin en bij het tweede deel niet meer :( de 2e gebeurd=gebeurt
De Fá bewoog met haar handen en het water gehoorzaamde. Het water vormde een koepel om hun heen met lucht binnenin. Met haar voet woelde ze in de aarde zodat het heldere water troebel werd. Toch kon zij wel naar boven kijken.
Volgens mij is het 'hen' ipv 'hun' maar ik moet bekennen dat ik die regels niet zo goed ken xD
En ik ben hier je heel even kwijt, zelfs bij een tweede keer lezen is het me niet helemaal duidelijk wat hier gebeurt. Je schrijft namelijk eerst dat de Fá het water in stapt, wat ik voor me zie als dat het water tot haar enkels komt omdat wateren ondiep beginnen. Maar als ik het stukje erna lees komt het op me over alsof ze kopje onder is. Of ze staat nog wel steeds maar tot haar enkels in het water, maar heeft dan het water in een koepel over zich heen gestuurd. Maar dan snap ik het nut er niet echt van, want zo val je nog meer op en het kost je alleen maar kracht, kracht die je -denk ik- zou willen gebruiken voor het laten ontsnappen van je kind.
Het spijt me dat je Armalium moet verlaten, maar het is niet anders.’ Een traan rolde over de wang van de moeder. ‘Sorry.’
Armalium is een mooie naam! Je hebt hier trouwens 'sorry' staan, maar zelf zou ik hier 'het spijt me' beter op zijn plaats vinden. Dat is wat zachter, wat spijtvoller.

Zo, dat waren mijn opmerkingen voor vandaag^^ je hebt een erg prettige schrijfstijl om te lezen! Ik vond het schuingedrukte stukje af en toe wat rommelig overkomen, maar zodra je echt begon met verhalend vertellen was het rommelige gelijk weg. Good job :p je beschrijft alles ook heel beeldend, waar ik fan van ben :3 en je gebruikt ook interessante en niet de standaard manieren om emoties over te brengen. Daar ben ik ook al fan van :p en dan gooi je er ook nog een hoop spanning en mysterie bij, zeker door de laatste dialoog van de moeder. Wie is de 'haar' waar ze het over heeft? Super begin!
Oh, voordat ik het vergeet! Je titel zorgde ervoor dat ik het verhaal graag wilde lezen! Ik ben benieuwd naar wat spiegelbeelden met je verhaal te maken heeft :p ik heb zelf namelijk een verhaal waar een deel zich afspeelt in een spiegelwereld. Ben benieuwd of er ook zoiets bij jou in voorkomt^^
AnnuhFloor
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 6
Lid geworden op: 13 mar 2014 01:41

@saskjezwaard, dankje voor je reactie ^-^ heb de punten verbeterd in mijn word document en ooit doe ik dat eens hier. Mijn proloog is wel het beste stukje. Heb mezelf nu voorgenomen om niet telkens opnieuw te beginnen maar het later te herschrijven, dus misschien worden de beschrijvingen iets meer standaard op den duur.
De titel heb ik zelf uitgewerkt, nouja de reden waarom :) hopen dat je dat ook aantrekt.

X

Hoofdstuk 1

Mist dwarrelde tussen de oude eiken van het bos door. De lichtgevende flarden verhulden de zompige grond van het moeras en wat erin verborgen lag. Het maanlicht verlichtte het pad dat voor me lag nauwelijks. Als het er niet was geweest had ik net zoveel kunnen zien.
Enkele mistflarden begonnen zich om me heen te winden. Angstig sprong ik opzij.
Iets knapte onder mijn voet, het geluid verspreide zich luid en snel tussen de bomen door. Mijn hele lichaam verstarde. De angst verspreidde zich door mijn lichaam als koude vingers die mijn rug streelden. Een rilling schoot door mijn ruggengraat.
Voorzichtig begon ik te lopen, opzoek naar iemand of iets. Iets in dit verstikkende moeras. Een vreemd wezen vloog vlak boven mijn hoofd. Ik dook in elkaar, zakte tot mijn knieën in het moeras. Van schrik hapte ik naar adem en bewoog me heftig. Prompt zakte ik nog verder weg.
Ik wist dat mijn ademhaling te snel ging, het moest langzamer. Met elke ademhaling zakte ik dieper weg. Het was moeilijk om me te concentreren terwijl alles om me heen aan het vergaan was.
Mistflarden schoten richting mij, leken me te wurgen. Verstikten me.
Ik hapte naar adem, wachtte op de dood. De flarden drongen mijn lichaam binnen als naalden in je huid. Ik klauwde in de aarde rondom me, voelde iets, iets, wat dan ook, ik trok eraan. De aarde liet me los. Ik trok harder. Plat op de grond begon ik me voort te bewegen, onder de mist door. Dat hoopte ik in ieder geval. Ik voelde het nog steeds in mijn lichaam bewegen, als een worm.
Mijn hand stuitte op iets hards, iets wits. Mijn blik schoot omhoog en mijn adem stokte in mijn keel. Een skelet barricadeerde mijn weg uit dit verdomde moeras. Voorzichtig trok ik mijn hand weg, maar het skelet verpulverde en het stof daalde op me neer. Met een harde gil sprong ik op en mijn uit mijn handen schoot een vuurstraal.
Ik gilde nogmaals. Meestal had ik mijn gave onder controle, nu niet meer. Of op dit moment niet. Mijn adem gierde mijn longen in en uit. Maar zuurstof nam ik nauwelijks meer op. Het enige idee dat  mijn paniekerige brein produceerde was vluchten. Rennen. Verschroeien. Bevriezen.
Maar ik wilde niet sturen. Niet meer.
‘El!’ gilde ik, ‘Help me!’
Twee handen grepen mijn schouders vast. Mist wikkelde zich om mijn hoofd. Ergens vaag ver weg hoorde ik de stem van Elfira. Maar ze was te ver weg. Toch voelde ik haar handen pijnlijk mijn schouders vast houden.
Een koude plens water trof mijn gezicht. Met een gil kwam ik terug in de werkelijkheid. Ik keek in het verschrikte gezicht van haar.
Verstomt keek ik om me heen. Ik was thuis, het was een droom. Mijn gejaagde ademhaling kalmeerde enig sinds. Maar mijn hoofd tolde. Ik moest haar vinden! Ik moest haar redden, ik moest, ik moest-
Een vreemde geur drong mijn neusgaten binnen. Mijn blik schoot omhoog naar Elfira. Haar linkerschouder was verbrand. Ik rook het verbrande vlees. Mijn ogen sperde zich open. Ik wees ernaar.
‘El! Je, je, je schouder. Ik ik-‘
Elfira onderbrak me ruw: ‘Waar heb je het over? Mijn schouder heeft niets.’ Haar onderzoekende blik deed me beven. En ik durfde haar niet meer aan te kijken. Ik trilde heftig. Elfira leek in paniek te raken. ‘Scar, scar! Wat is er?’
Hoe kon dit? Ik droomde de laatste tijd vaak heftig en werd altijd gillend wakker. Maar dit… In mijn droom stuurde ik vuur. Maar dat was een droom, toch? Alleen de hogere machten kunnen weer en wind, vuur en ijs, aarde en lucht besturen?
Waarom droomde ik telkens dat ik ergens vastzit en dat ik alleen ben?
‘Scarlet?’ klonk de bezorgde stem van Elfira nu, bang? ‘Wat is er met mijn schouder? Ik zie niets.’
Met grootse moeite keek ik in het gezicht van mijn beste vriendin. Diens ogen stonden bezorgd. En ik wist waarom.
Een week geleden – op mijn achttiende verjaardag – was het begonnen. Deze nachtmerries. Toch voelde het elke keer niet als een nachtmerrie. Ik zocht ergens naar in mijn droom. Elke keer had ik het gevoel dat er iets in me zat, iets dat er bijna uit wil. Mijn binnenste trok samen bij deze gedachte. Ik durfde haar niet te zeggen dat het niet alleen ’s nachts gebeurde. Overdag wist ik mijn echte emoties in te houden. Maar nu?
In deze droom had ik het een soort van naam gegeven: mist.
Ik kende dat woord niet. Maar de stem van El trok me terug naar het hier en nu. ‘Scar? Waar denk je aan?’
Een snelle blik op haar schouder vertelde me wat ik al dacht, geen brandwonden. ‘Aan mijn droom, ik droomde dat ik vuur stuurde of iets dergelijks. En toen ik wakker werd zag ik jou schouder en-‘ mijn adem stokte.
‘Ja?’ zei El bemoedigend.
‘Het zal wel een na golf van de droom geweest zijn,’ zei ik droevig.
Elfira trok een meelevend gezicht en ging naast me op het bed zitten.
‘Waar droomde je over?’
‘Ik was in een moeras, en er was mist. Maar ik weet niet wat dat is,’ fluisterde ik.
‘Mist?’ grinnikte Elfira, ‘Mist is een wolk, alleen bevindt de wolk zich op de grond in plaats van ver boven ons.’
Verwonderd keek ik haar aan, ‘Hoe weet je dat?’
‘Dat heb ik op Eqar geleerd,’ zei ze met een dromerig gezicht.
Ik voelde hoe haar gedachten wegzweefden naar een herinnering. Ze had me alles in geuren en kleuren vertelt wat ze had beleefd, toch werd ik elke keer weer in haar herinneringen meegezogen. Een kleurloze sluier omringde ons. Dit keer was het een die ik niet herkende, een die ze van me had afgeschermd. Het wond zich als een touw om ons heen. Alsof het ons samen wilde brengen. Zijn hand pakte de mijne en ik voelde het bloed naar mijn wangen stijgen. Ik probeerde in mijn eigen hoofd te blijven. Maar haar emoties waren te sterk. ‘Zenuwachtig voor morgen?’ vroeg zijn honingzoete stem.
‘Beetje,’ fluisterde ik, ‘dat examen is niet niks.’
‘Je haalt het vast wel,’ zei hij terwijl hij een kneepje in mijn hand gaf.
‘Waarom geloof je zo in mij?’ vroeg ik aarzelend en ik keek naar hem op. Zijn donkergroene ogen en de dryade trekken vielen me elke keer weer op, hij was zo knap. Mijn hoofd weigerde om goed na te denken, weigerde om een gevatte opmerking te bedenken of die geweldige lach weer om zijn mond te laten verschijnen., .

‘Sorry, sorry, sorry ik liet me even gaan!’ riep Elfira uit
Toch, zelfs na deze beroerde opmerking, verscheen de lach om zijn mond.
Ik voelde hoe ze met moeite me uit haar hoofd wist te krijgen. Hij boog zich voorover en-
‘Was weer eens vergeten hoe je in mijn gedachten gesleurd kan worden.’
Ik voelde dat ze haar ratel bui kreeg maar ik kapte haar snel af, ‘Maakt niet uit, en deze herinnering was erg sappig, wie was het? Je dacht een Dryade maar je weet wat je ouders vinden.’
Ik voelde hoe schaamte haar hart vast hield.
Een droevige blik bereikte haar ogen. ‘Ik weet het, maar Safar is niet zo als die ene die mam heeft aangevallen. Safar is echt veel beter.’
‘Dat weet ik.’
Een argwanende blik werd mijn kant op gegooid. ‘Hoe weet je dat?’
Een waterige glimlach sierde mijn gezicht, ‘Als je in een herinnering zit, zit je in dat moment. Jij projecteerde niet alleen een beeld, maar ook je gevoel en je totale vertrouwen. Zoals je nu voelt moet je niet doen, ik heb Safar nog nooit op een andere plek ontmoet dan in jou hoofd.’
Elfira zuchtte diep. ‘Soms wilde ik dat je dat niet kon. Ik kan niets voor jou verborgen houden. Nou ja, ik kan het maar dan een korte periode.’
Met een glimlachend gezicht keek ze mij aan. We wisten allebei dat het vaak van pas kwam deze gave. Maar het was gevaarlijk, want ook een verzonnen herinnering kon ik zien. Meestal voelde ik het aan, omdat het dan niet compleet aanvoelde, maar het kon me altijd dwars zitten.
Niemand anders dan zij wist dat ik het kon, en niemand anders dan Elfira kon haar herinnering dwarsbomen. Toch lukte het haar zelden. Ik wilde vaak weten waarom ik dit kon, maar het antwoord bleef altijd uit.
‘Eigenlijk zijn we ver van het onderwerp afgedwaald hè?’ hoorde ik El zeggen.
Verward reageerde ik maar het vormde niet echt een hele zin.
‘Je droom,’ zei Elfira rustig.
Mijn blik boorde zich in haar schouder. Maar ik zag niets bijzonders. ‘Ik denk dat het gewoon- Tja het is gewoon-‘ Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik weet het niet.’
Elfira grinnikte. ‘Ik zou het ook niet weten. ‘
Ik probeerde me uit deze belachelijke situatie te redden dus zei ik maar wat.
‘Laten we ons bed maar weer eens induiken. Anders komt het morgen niet goed met ons,’ zei ik met een verdraaide stem.
Mijn vriendin barste in lachen uit, ‘Alsof Kyrana tegen jou op durft. Je bent haar topleerling.’
‘Jij niet dan?’ kaatste ze terug.
Het was waar wat ze zei. El en ik moesten altijd tegen elkaar omdat niemand anders tegen ons op kon. Sinds jongs af aan hadden we uitgeblonken in sport en vooral de krachtmetingen. Dat vond onze docent – Kyrana – altijd al vreemd. Ik ben helemaal niet sterk, als we armpje moeten drukken dringt iedereen in de rij om tegen me te gaan omdat dat het enige is waarmee ze winnen.
Maar mijn strategieën waren nooit zo simpel. Meestal zocht ik een zwakke plek en baseerde daar mijn aanval op. Deze bestond uit snelheid en kennis.
Elfira’s stem trok me terug uit mijn gepeins. ‘Piekerkop, uit je bui en snurken jij!’
Ik duwde haar van mijn bed af en ging weer onder de dekens liggen. Elfira klaagde dat ik dat niet had moeten doen. ‘We moesten toch slapen?’ gooide ik terug, ‘dan moet je van me bed af.’
Ze stak haar tong uit en drukte het licht uit.
 
Toch kon ik de slaap maar niet vatten. Mijn hoofd bleef maar dingen opborrelen over morgen. Scenario’s waarin ik achterbleef, scenario’s waarin het me niet lukte, of juist wel, en hoe. Het werd steeds erger. Net zolang totdat er bloed vloeide in mijn gedachten.
Mijn Opdracht. Morgen zou ik weten wat te doen. Morgen komt het antwoord en de reden waarom ik al sinds jongs af aan train. Opdrachten zijn nooit groots of gigantisch moeilijk. Vaak was het een conflict oplossen tussen leiders, een zeldzaam dier vangen, tijdelijk wonen bij een andere stam. Maar dat zijn kleine dingen, weggelegd voor de simpele zielen onder mijn stam. Maar ik – en waarschijnlijk ook Elfira – krijgen de moeilijke opdrachten. Niet gewoon een conflict, maar een conflict dat al eeuwen lang woed tussen wezens, of een wereldreis maken en noem maar op. De Wakers zouden het vannacht in de dromen van de stamleiders sturen.
Wezens die deze moeilijkere Opdrachten kregen kwamen nooit terug. Tot nu toe niet. Maar men moest proberen om het toch te doen. Als we niemand op zulke Opdrachten stuurden zouden de wakers van het verleden en de toekomst komen. Dat was één keer eerder gebeurd, de zoon van de stamleider zou heen moeten op een reis, maar de stamleider weigerde. Meer informatie kregen we niet, het was zo afschuwelijk geweest dat geen stamoudste het durfde en wilde vertellen. Dus meer zou ik niet weten. In onze stam is Jade de enige die het nog mee heeft gemaakt. Maar ik durf haar hoofd niet in. Ze leek altijd een wandelende bol van depressiviteit. Vandaar dat ik haar het liefst meed.
Naast me bewoog mijn vriendin haar hoofd.
´Scar?’ fluisterde ze.
Verschrikt draaide ik mijn hoofd naar haar toe, ‘Ja?’
‘Ga slapen.’
Ik knikte en draaide op mijn rug.
‘Hoe wist je dat ik-‘
‘Je ogen.’
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Ik vind je proloog heel mooi en heel mysterieus ook. Het trok me het verhaal in! :D

Het hoofdstuk erna vond ik een beetje tegenvallen :$ Het begin klonk als een opsomming, wellicht omdat je heel veel korte zinnen gebruikt en de ene gebeurtenis de andere opvolgt. Het komt net niet helemaal over, wat jammer is omdat ik de situatie wel goed opgezet vind!

Ik ben benieuwd waar het verhaal verder heen gaat. Voorlopig verkeerd het nog in vele raadsels ^_^ Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
AnnuhFloor
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 6
Lid geworden op: 13 mar 2014 01:41

@-Maaike-, ik hoop dat je het leuk blijft vinden en dat de manier van schrijven weer gaat tippen aan die van de proloog.

xXx

 
Hoofdstuk 2
 
Op sommige momenten vallen je vreemde dingen gewoon niet op. Een impulsieve opmerking van een vriendin dat later juist heel belangrijk is. Een opmerking van iemand, dat waarheid blijkt te zijn.
Soms heb je er gewoon geen weet van, lijkt het iets wat niet belangrijk is, maar soms is het ook gewoon negeren. Geen zin hebben. Geen motivatie.
Toch is het handig om eens goed om je heen te kijken, gewoon te kijken wat voor signalen mensen afgeven. Het hoeven niet perse woorden te zijn, ook lichaamsstaal, oogbewegingen en spullen die mensen mee nemen kunnen signalen afgeven.
Als je goed oplet, heel goed, heb je geeneens woorden nodig om te communiceren, helemaal geen taal.

 
Het weinige maanlicht dat zich door het dichte bladerdak wist te wringen, verlichtte het tafereel voor me. Met mijn spieren strak gespannen schuifelde ik richting de plek waar ik zowel naar verlangde, als vreesde. Toch veroverde een glimlach mijn gezicht. Al sinds jongs af aan ging ik hier naartoe. Als kind had ik natuurlijk nooit echt door waarom dit was, en waarom er altijd zo’n depressieve sfeer hing op deze plek. Zelfs al was er niemand, de gedachtes van mensen bleven hier altijd hangen. Mijn vrolijke buien waren altijd als bij donderslag verdwenen als ik hier langs kwam. Lange tijd had ik het niet begrepen, tot enkele jaren geleden. Vandaag precies tien jaar en vier maand geleden. De laatste dag dat ik Carmen had gezien. De laatste keer dat-
Ik voelde de tranen weer opkomen. Mijn voeten begonnen geluid te maken. Een tak kraakte. Dat trok me weer terug de werkelijkheid in. Ik drukte de herinnering weg. Drukte het gevoel het duister in, mijn lichaam uit.
Langzaam en rustig liep ik richting het begin van mijn nieuwe leven. Het begin van een geweldig, of een afschuwelijk leven.  Een nieuw begin.
Met een bonkend hart klom ik de ladder omhoog naar het woonhuis. Hoe mijn leven er over enkele momenten ook uit zal gaan zien, ik zal me dit moment wel altijd blijven herinneren. Hopelijk.
Ik rechtte mijn rug, wreef de enkele ontsnapte tranen van mijn gezicht, en stapte naar binnen. Een warme lucht benam me de adem terwijl tientallen ogen zich op mijn gezicht vestigde. Nadat mijn zicht gewend was aan deze kleuren kon ik gezichten onderscheiden. Het enige gezicht dat me opviel was dat van Elfira en Senn (mijn beste vriend). Ik voegde me in de rij van de achttienjarigen, de rij van de mensen wiens leven misschien voorgoed zou veranderen. Waarschijnlijk niet, maar dan voelde ik me niet zo alleen. Mijn bloed gierde door mijn lijf. Adrenaline nam mijn doen en laten over. Ik werd gek, er was geen andere verklaring voor. Ik wist dat ik weg moest, ik zou één van de twee – en op zijn meest drie – zijn die nooit meer terug zouden komen. Tenzij er een wonder gebeurde, maar daar geloofde ik niet meer in. Niet na de vorige keer. Ik voelde haar armen om me heen. Vocht druppelde op mijn hoofd.
‘Car, waarom huil je?’ vroeg ik en drukte haar dichter tegen me aan.

Ik wil dit niet, ga weg, ik wil dit niet- ‘Ik moet gaan Scar, sorry, sorry, sorry-‘ ik viel haar in de rede. ‘Carmen! Je mag niet weg gaan, laat me niet alleen achter.’  Verlos me alsjeblieft.
Ik trok me los van mijn zus en keek haar met grote bange ogen aan. Nee-
‘Maar, ik, wil, ik, ga-‘ stotterde ze, ‘ik moet, straks komen de Wachters wel en, en-‘
‘Boeit me geen wortel!’
Oja, mijn geweldige scheldwoord op dat moment. Ik zag hoe ze glimlachte. Aan leuke dingen denken Scarlet, verlos je van deze rotzooi. Je moet het vergeten. Carmen tilde me op en liep naar haar kamer. ‘Je mag niet weg Car.’ Snotterde ik.
‘Ooit zal je het begrijpen kleine meid. Ooit zie ik je weer terug.’

Een aanraking verstoorde – gelukkig -  deze martelende herinnering. Toch draaide ik me verschrikt om. Maar het was Senn. Vragend trok hij zijn wenkbrauwen op. Ik schudde ligt mijn hoofd ten teken dat hij niets moest zeggen. Of in ieder geval me met rust moest laten.
‘Het zal sneller zijn dan je denkt,’ hoorde ik Carmens stem nog nagalmen in mijn herinnering.
 
Onze stamoudste kwam na een lange tijd pas binnen. Mijn benen waren stijf van het lange staan en ik was zenuwachtig geworden door de lange stiltes. Of eigenlijk “de stilte”. Sinds ik binnen was gekomen had ik geen enkele stem gehoord. Geen echte stem in ieder geval. Ik was in vele herinneringen meegesleurd van iedereen hier. Iedereen had wel iemand verloren. Iedereen haalde het zich voor de geest.
Op de een of andere manier had ik me afgesloten. Met mijn hoofd leeg had ik alles aangekeken maar mijn hoofd werkte niet. Geen gedachte leek het lijken op dat ik die mensen gekend had. Dat hun mijn vrienden waren geweest. Toch waren er mensen – eigenlijk nog gewoon kinderen – die waren weggestuurd die ik niet kende. Die mensen kwamen natuurlijk bij de volwassenen vandaan.
Langzamerhand was ik bang geworden. Jade was er ook en haar hoofd was open. Maar herinneringen drukte ik weg, het gevoel was er wel. Ik was panisch, doodsbang en wat nog meer.
Ik probeerde echt wel in het heden te blijven, in mijn eigen hoofd. Maar alle mensen om me heen sleurden me tegen mijn zin mee. Elfira had me geprobeerd te troosten, maar het mocht niet baten. Het liefst zou ik iedereen de tent uit trappen en schreeuwen dat ze nooit meer terug moesten komen. Maar dat kon niet. Het waren mijn vrienden, familie en kameraden. Wezens waarmee ik herinneringen had gemaakt. Mooie en slechte momenten mee had gedeeld. En toch, nu zou ik willen dat niemand dacht, niemand hier was. Alleen Senn, El en ik.
‘We zijn hier allen bijeen vanwege een speciale en bijzondere dag. Een dag die niemand hier ooit meer zal vergeten. Een dag waarbij we afscheid moeten nemen van onze dierbaren, om ze een tijd niet weer te zien. Maar vrees niet, ze komen terug.’
Herinnering en heden vervormden zich tot één. Totdat ik gewoon geen moeite meer deed om ze uit elkaar te houden.
Mijn blik vestigde zich op Carmen. Zweetdruppels hadden zich gevormd op haar voorhoofd en vormden beekjes over haar bleke gezicht. Waarom was ze zo bang? Ik wilde naar haar toe rennen om haar te troosten, maar iets hield me tegen. ‘Ze zullen terugkom en zich weer in ons midden bevinden,’ hoorde ik de stamoudste praten. Zijn ogen vonden de mijne.
Ik had echt geen idee wat er gebeurde. Pralo had gezegd dat er een feestje was. Maar er hing hier zo’n depressieve sfeer.

 ‘Ayzo en Lye waren het er niet over eens welke opdrachten onze jong volwassenen moeten afleggen.’ ‘Er was ruzie ontstaan tussen de wakers van het verleden en de toekomst.’ ‘- maar de keuzes moesten worden gemaakt en knopen doorgehakt.’ ‘Uiteindelijk wilden ze twee mensen sturen.’
‘Maar er kan maar één naar de berg, zoals elk jaar, dus gingen ze door.’ ‘Uren en uren heb ik geslapen tot ze eruit waren.’  
‘De keuze was verassend. Ik had het zelf nooit verwacht.’
‘Maar ik weet dat ze gelijk hebben.’
‘Het is namelijk-’ ‘Carmen.’
Iedereen was stil. Het leek alsof alles verwacht was. Alsof iedereen behalve ik het altijd had geweten. Maar ik wilde het niet weten. Ik wilde gewoon Carmen terug en niet naar vandaag. Ik wilde het niet eens horen. Een traan rolde over haar wang. ‘Car?’ galmde mijn hoge stem door het gebouw. ‘Gaat het?’  Ze knikte en stapte naar voren.
Een hand werd op mijn schouder gelegd. Mijn spieren trokken samen en adrenaline gierde door mijn lijf. Snel blokkeerde ik de herinnering zo goed mogelijk. Ik was klaar voor een gevecht. Iedereen om me heen staarde me aan. Wachtte tot ik reageerde. Carmen wierp een blik over haar schouder.
Maar ik werd helemaal niet aangevallen. De stamoudste was opgehouden met praten en had blijkbaar wat tegen mij gezegd. Beschaamd ontspande ik mijn spieren en keek de stamoudste vragend aan.
‘Wil jij de opdracht aanvaarden?'
Just thinking about the why's and the how's
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Leuk vervolg! Al moet ik er wel bij zeggen dat ik de rode draad een beetje kwijt ben, omdat het zo lang geleden is dat je wat geplaatst hebt. Ik zou je willen aanraden om één keer per week iets te plaatsen, want dan kan ik het verhaal blijven volgen. Zeker met zo'n cliffhanger aan het einde is dat wel fijn :P haha

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”