
De titel is voorlopig ''Tevergeefs'' omdat ik geen goede titel kan bedenken en omdat dit toch wel een beetje wat met het einde van het verhaal heeft te maken.
Bronnen:Wikipedia xD
Een reis door de tijd loopt volledig mis als Abigail in het jaar 1824 terechtkomt. Ze ontmoet daar Lord Byron, die volgens de boeken begin dat jaar aan de moeraskoorts had moeten overlijden in het Griekse Mesolongi. Echter niets is minder waar. Lord Byron ziet er zo fit uit als maar kan zijn, zij het wat bleek. Buiten dat, gebeuren er nog meer vreemde dingen in Londen. Mannen en vrouwen van alle leeftijden raken vermist, of worden in donkere steegjes gevonden in een staat waarin je je grootste vijand nog niet zou willen zien.
Tevergeefs
Hoofdstuk 1
Het werd langzaam wit voor Abigails ogen toen ze hoorde hoe de tijdmachine aansloeg. Ze drukte haar armen nog wat dichter tegen haar zij terwijl er een zachte rilling door haar lichaam sloeg. Ze hapte een keer zenuwachtig naar adem en voelde hoe het zweet haar uitbrak. Ze was bang, maar ook ontzettend blij. Ze had maanden op deze dag gewacht en eindelijk was het zover. De machine ratelde en ze hoorde wat gebonk, gecombineerd met stemmen die zacht met elkaar praatten. Er kriebelde iets in haar buik en een voorzichtige glimlach verscheen op haar gezicht. Daar ging ze. De kamer waarin ze zich bevond werd steeds lichter, tot ze niks anders meer kon onderscheiden dan een fel, wit licht. Het nam bezit van haar. De rilling werd sterker. Abigail voelde hoe haar lichaam steeds harder begon te trillen en ze dacht dat haar hart een zacht sprongetje maakte toen het ineens donker werd en het trillen stopte. Alles was nu zwart. Ze had haar armen nog steeds strak tegen haar lichaam geklemd en wachtte. Ze wachtte tot het weer lichter werd en ze kon zien waar ze was. Ze hoorde het bonken van haar hart en merkte dat ze moeite had met ademhalen door het grote brok in haar keel. Het duurde even voordat ze doorhad dat ze haar ogen stijf dicht had geknepen op het moment dat het trillen was begonnen. Zodra ze daar achter kwam, deed ze ze langzaam open. Er gleed een koel briesje langs haar gezicht. Een plukje haar waaide voor haar ogen en voorzichtig deed ze die met haar hand terug achter haar oor. Ze stond achter een huis, maar het zag er heel anders uit dan de huizen die zij kende. Er hing een grauwe gloed over het gebouw, de schuiframen met roede-indeling waren voorzien van donkergroene luiken en de stenen van het huis hadden niet de bruinrode kleur van bakstenen die zij als normaal beschouwde.Hoofdstuk 1
Abigail beet zacht op haar lip en probeerde zich een beetje te ontspannen. De tijdreis zat er op. Ze wist dat tussen nu en enkele minuten ze zich enigszins misselijk en draaierig zou voelen, en tot dat moment had ze de tijd om een plek op te zoeken waar ze rustig kon zitten. Ze besloot dat dit wel zo'n plek was en keek nog eens goed om zich heen. In de tuin, achter het huis wat op het tweede gezicht nog groter leek dan op het eerste, stonden verschillende rozenstruiken en kleine bomen in gras wat ooit groen had moeten zijn, maar er nu dor en geel uit zag. Het leek in ieder geval alsof er al in geen jaren meer iets aan de tuin was gedaan en dat was precies wat Abigail nodig had. Rust. Zonder dat er iemand aan haar kwam vragen wat ze hier toch deed en waar ze zo ineens vandaan kwam. Abigail zocht de dichtstbijzijnde boom op en moest zich er aan vastgrijpen om haar evenwicht niet te verliezen. Er vormden zich zwarte vlekken voor haar ogen en ze had het gevoel dat ze ronddraaide als een tol. De duizeligheid kwam sneller opzetten dan ze had verwacht. Ze voelde hoe haar maag zich omdraaide terwijl ze langzaam probeerde te gaan zitten en besloot daarom maar even te blijven staan. Ze kokhalsde en een nieuwe vlaag angst overweldigde haar. Met beide handen leunde ze tegen het boompje, terwijl ze vocht tegen de misselijkheid.
Gelukkig duurde het niet lang voordat de zwarte vlekken voor haar ogen oplosten in het niets en de zure smaak van gal uit haar mond verdween. Ze haalde nog een paar keer diep adem en toen ze er zeker van was dat de effecten van het tijdreizen waren verdwenen, besloot Abigail eens rond te gaan kijken. Ze haalde haar handen van de boom, klopte ze af aan haar donkergrijze, licht gestreepte kokerrok en vond haar weg door het droge gras naar een betegeld terrasje, vlak onder een van de ramen van het grote huis. Ze kon het niet laten om een blik naar binnen te werpen en schrok van wat ze zag. Haar hart sloeg even over. Dit kon niet waar zijn! Abigails hersenen werkten overuren in een poging te beseffen wat er aan de hand was. In de grote kamer waar ze naar binnen keek, stond een tafel, met acht stoelen er omheen. Dat op zich was niet zo schokkend. Maar het feit dat deze tafel niet in een 21e-eeuwse eetkamer was te vinden wel. De kamer straalde ouderdom uit door de wandkleedjes, de porseleinen vazen op dressoirs langs de muren en de verschillende kroonluchters die de kamer versierden en en met hun kaarsen verlichtten. Of dit was een museum, of er was iets heel erg misgegaan en ze bevond zich nu honderden jaren verder terug in de tijd dan gepland.
Abigail voelde hoe het zweet haar uitbrak. Was er iets misgegaan met de tijdmachine? Zou ze nog weer terug kunnen? Het werd haar in ieder geval duidelijk dat ze eerst zekerheid moest vinden, voordat ze zich op straat zou vertonen. Als ze zich inderdaad zo ver in de geschiedenis bevond, was het niet veilig om zich onder de mensen te begeven, gekleed in een kokerrok en een nogal laag uitgesneden hemdje, weliswaar half verborgen onder een chique jasje, maar nog steeds erg aanstootgevend en verwarrend. Abigail, die de brok in haar keel net weer kwijt was, slikte en haalde een hand door haar haren. Ze liep naar een van de andere ramen en keek opnieuw naar binnen. Ze zag een grote kookketel op een vuur in de hoek van de kamer. Er hingen dode vogels en konijnen aan haken aan de muren en er stonden verschillende kratten met brood, groenten en aardappels. Ook dit was geen 21e-eeuwse kamer. Bij de aanblik van de dode vogels voelde Abigail opnieuw een lichte misselijkheid opkomen en het was haar duidelijk dat het deze keer geen gevolg was van de tijdreis. Vegetarisch was ze niet, maar dit was een heel ander gezicht dan de kipfilets die je in de supermarkt kon kopen, ingepakt in plastic. Het feit dat er een kookketel op het vuur stond en de vlammen er omheen likten, vertelde haar dat dit ook geen museum was. De kookketel werd gebruikt. Er zouden straks mensen de keuken binnenkomen en de kans was zeer aanwezig dat ze Abigail voor het raam zouden zien staan. Abigail voelde haar hart in haar keel kloppen en haar handen klam worden. Ze probeerde zich te verbergen onder de ramen terwijl ze op zoek ging naar een deur. Als dit inderdaad de geschiedenis was, zou ze kleding moeten vinden waarin ze niet op zou vallen, tot de ingenieurs van de tijdmachine in de toekomst doorhadden dat er iets mis was gegaan en haar zo snel mogelijk terug zouden halen. Tenminste, ze hoopte dat dat zou gebeuren.
EDIT 30-12-11: Meer enters toegevoegd.