

_____________________________________________________________________________
‘Naar buiten, Skey,’ zei Aimon en hij en Jeremiah duwden hem naar de deur. Skey wendde zijn blik van Marida af en rukte zijn armen los uit hun greep. Hij draaide zich om en vervolgde zelf zijn weg naar buiten. De adrenaline was steeds sterk en bijtend en trok door zijn hele lichaam. Hij moest uit Marida’s buurt voor de aandrang om haar iets aan te doen te groot zou worden.
Jeremiah en Aimon bleven achter in de tent en Skey hoorde Aimon zeggen voor hij door de flap naar buiten verdween: ‘Het spijt me, Skey.’ Maar Skey reageerde niet meer en liep weg, weg van de artiestentent en weg van Aimon en Marida. Even haatte hij het circus op dat moment, hun hele afhankelijkheid ervan, met haar grillen en regels en al haar artiesten. Hij haatte het hoe het eeuwig leven en de consequenties van de aard zijn soort alle vrijheid en mogelijkheid tot spontaniteit wegnamen. Hij wist echter ook dat dat gevoel vanzelf weer weg zou trekken. De levenswijze van de circusgemeenschap was door schade en schande zo geworden en er was geen alternatief dat eraan kon tippen. Dat besef zat ergens diep verborgen en het zou na verloop van tijd vanzelf weer de overhand nemen.
Skey liep door en wachtte tot zijn frustratie en woede zouden wegebben. Vroeger had hij zich vaker zo gevoeld, in het begin, maar het was minder geworden naarmate de jaren verstreken. Zijn emoties waren stabieler, zoals bij iedere vampier, met minder opzienbare pieken en dalen en een natuurlijk groot vermogen om alles onbewust te relativeren. Het was een eigenschap die hij en alle andere vampieren hadden. Daarom was er ook zelden ruzie of onenigheid binnen de gemeenschap. Niet alleen omdat iedereen zich voornamelijk bezig hield met zichzelf, maar ook omdat de meeste vampieren evenwichtig waren en zelden of nooit om iets uit hun slof schoten. Bij veel was dat nog sterker dan bij hem. Skey vroeg zich soms af of de andere vampieren echt niets meer voelden of dat ze al hun emotionele en sociale impulsen simpelweg moeiteloos konden onderdrukken.
Skey liep langs de piste en passeerde de publiekingangen één voor éen. Daar was het inmiddels druk geworden. De derde show was halverwege en de bezoekers mochten in hun pauze desgewenst naar buiten als ze daar behoefte aan hadden. Na een paar voorstellingen was het doorgaans nogal warm in de tent en dus was ook nu het merendeel van de bezoekers naar buiten gegaan om even af te koelen. Overal stonden groepjes mensen, die praatten en rookten en lachten en dingen uit het programmaboekje met elkaar bespraken. Tientallen stemmen klonken door de lucht, allemaal individuele verhalen en levens. Skey rook hun parfums en de sigaretten die ze rookten en zag hun gezichten met rode wangen en sprankelende ogen. Ze rouleerden en mengden en Skey zag het verschil met zijn eigen soort en hoe groot de kloof tussen hen was geworden. Hij begreep niet dat vampieren als Marida en Aimon daar zo blij mee konden zijn. Op dat moment ontging het gewin ervan hem volledig.
Skey was bijna door de menigte heen toen hij tegen iemand opbotste. Het was een vrouw van Talitha’s leeftijd, misschien iets jonger. Hij had haar op tijd aan zien komen en voorzien dat hun paden elkaar zouden kruisen, maar de vrouw was al lopend haar programmaboekje aan het lezen en lette niet goed op haar omgeving. Ondanks het feit dat Skey stilstond, liep ze vol tegen hem op. Het lukte haar zich te herstellen en op benen te blijven staan, maar haar boekje viel uit haar handen op de grond. Snel keek naar hem op en Skey herkende de blik in haar ogen direct. Hij zag aan alles dat ze uit de bovenste ring in de piste kwam. Ze was één van de bezoekers die door Scrooge en Bradley was geselecteerd omdat ze niemand had, omdat ze alleen was. Niemand haar zou missen. Hij zag het aan de verontschuldigende glimlach die ze tevoorschijn toverde en het feit dat haar ogen niet meededen. Ze was ongelukkig, gevangen in een eenzaam leven dat haar niet paste. Het leven dat de vampieren van de gemeenschap nastreefden, maar waar zij zo graag uit wilde ontsnappen dat het pijn deed. Skey had zowaar medelijden met haar. Hij pakte haar programmaboekje van de grond en gaf het aan haar terug. Alleen dat gebaar maakte haar glimlach al oprechter en hij vroeg zich af waarom er niemand was die de moeite nam haar zo nu en dan blij te maken als daar zo weinig voor nodig was. Toen hij verder liep en achter zich hoorde dat iemand de vrouw riep en haar aansprak met het gebruikelijke ‘wat leuk jou hier onverwacht tegen te komen’ en ‘lang niet gezien, hoe gaat het met je’ was hij oprecht blij voor haar. Niet alleen omdat haar ontmoeting geregistreerd zou worden en waarschijnlijk haar leven zou redden, maar omdat er toch iemand was die blij was om haar te zien.